ECLI:NL:RBOVE:2022:2354

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
9433714 \ CV EXPL 21-3791
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij koop van een vaartuig en uitsluiting van aansprakelijkheid in de koopovereenkomst

In deze zaak hebben eisers, [eisers], een vaartuig gekocht van gedaagden, [gedaagden]. Na de aflevering van het vaartuig hebben eisers gebreken ontdekt, waaronder lekkages aan de ramen en een niet-functionerende achteruitkijkcamera. Eisers vorderen herstelkosten van deze gebreken, maar de kantonrechter wijst de vordering af. De reden hiervoor is dat in de koopovereenkomst een clausule is opgenomen die de aansprakelijkheid van de verkoper uitsluit voor gebreken aan het vaartuig. De kantonrechter oordeelt dat er geen mededelingsplicht op de verkoper rustte, waardoor deze zich kan beroepen op de uitsluiting van aansprakelijkheid.

De procedure begon met een eerdere uitspraak van de kantonrechter op 5 oktober 2021, waarin werd bepaald dat de zaak zich leent voor een mondelinge behandeling. Deze behandeling vond plaats op 16 maart 2022, waarbij beide partijen aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben eisers hun vordering gepresenteerd, maar gedaagden hebben deze betwist en een tegenvordering ingesteld, die later werd ingetrokken.

De kantonrechter concludeert dat de vordering van eisers niet kan worden toegewezen, omdat de koopovereenkomst duidelijk aangeeft dat de koper de verkoper niet aansprakelijk kan stellen voor gebreken. De rechter stelt vast dat eisers het vaartuig niet vooraf hebben laten onderzoeken en dat zij pas na de levering de gebreken hebben gemeld. Hierdoor kan de verkoper niet aansprakelijk worden gesteld voor de gebreken, en de vordering van eisers wordt afgewezen. Tevens worden eisers veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die op nihil zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9433714 \ CV EXPL 21-3791
Vonnis van 29 maart 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1] ,en

2.
[eiser 2],
beiden wonende in [woonplaats] ,
eisers, hierna gezamenlijk te noemen [eisers] ,
gemachtigde: mr. J. Wassink,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

en
2.
[gedaagde 2],
beiden wonende in [woonplaats] ,
gedaagden, hierna gezamenlijk te noemen [gedaagden] ,
bijgestaan door de heer [A] .

1.De procedure

1.1.
Eerder heeft de kantonrechter in deze zaak vonnis gewezen, dat is uitgesproken op 5 oktober 2021. Daarin heeft de kantonrechter bepaald dat de zaak zich leent voor een mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 maart 2022. [eisers] zijn verschenen, vergezeld door mr. Wassink als gemachtigde. [gedaagden] zijn verschenen en zijn bijgestaan door hun zoon, de heer [gedaagden] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de zitting is besproken.
1.3.
Omdat partijen tijdens de zitting geen regeling hebben getroffen, hebben zij vonnis gevraagd. Het vonnis is – bij vervroeging – bepaald op vandaag.

2.Inleiding en korte samenvatting

2.1.
[eisers] hebben van [gedaagden] een vaartuig gekocht, een kotter (hierna: het vaartuig). Kort na de aankoop hebben [eisers] gemeld dat de ramen en de achteruitkijkcamera van het vaartuig gebreken vertonen. In deze procedure vragen [eisers] om betaling van de herstelkosten van deze gebreken.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eisers] af. In de koopovereenkomst hebben partijen opgenomen dat de koper de verkoper niet aansprakelijk kan stellen voor gebreken aan het vaartuig. Hierdoor kunnen [eisers] zich niet tot [gedaagden] wenden om hun herstelkosten vergoed te krijgen. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat er op [gedaagden] geen mededelingsplicht rustte, zodat zij gewoon een beroep kunnen doen op deze uitsluiting van aansprakelijkheid.
2.3.
Dit verkort weergegeven oordeel zal hierna uitgebreider worden gemotiveerd.

3.De beoordeling

Wat er aan deze procedure is voorafgegaan
3.1.
Op 23 maart 2021 hebben [eisers] van [gedaagden] bij schriftelijke overeenkomst van die datum (productie 1 bij de dagvaarding) een vaartuig gekocht; een Zuiderzee Bekebrede Kotter genaamd de Waterman, voor een koopprijs van € 192.500,00.
3.2.
In de koopovereenkomst staat onder meer het volgende:

Artikel 11
De Koper kan de Verkoper op generlei wijze aansprakelijk stellen voor de gevolgen van de staat van onderhoud en of uitrusting, waaronder zichtbare en onzichtbare gebreken aan het vaartuig.
Artikel 12
Koper laat keuring, indien gewenst, door een door hem aangewezen expert, verrichten – voor zijn eigen rekening en risico – voor datum van levering. Alleen bij wezenlijke gebreken of schade van constructieve aard zullen Koper en Verkoper plan van aanpak moeten realiseren inzake de koop-verkoopovereenkomst. (…).
3.3.
Op 10 april 2021 hebben [eisers] bij [gedaagden] gemeld dat zij gebreken aan het vaartuig hebben ontdekt. [eisers] noemden in dat verband – onder meer – lekkages aan de ramen waardoor condensvorming ontstaat en een niet functionerende achteruitkijkcamera.
3.4.
[eisers] hebben er bij [gedaagden] op aangedrongen om de helft – en later het geheel – van de reparatiekosten voor de ramen voor hun rekening te nemen. [gedaagden] hebben op die verzoeken afwijzend gereageerd.
Wat [eisers] willen
3.5.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat [gedaagden] de gebreken aan de ramen en de achteruitkijkcamera voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst hadden moeten meedelen aan [eisers] . Door dit niet te doen hebben zij hun mededelingsplicht geschonden en zijn [eisers] van een onjuiste voorstelling van zaken uitgegaan; zij hebben dus gedwaald. [eisers] vorderen aanpassing van de koopprijs op grond van art. 6:230 lid 2 BW, in die zin dat daarop de kosten van reparatie in mindering worden gebracht. Het zou dan gaan om een bedrag van € 14.340,66, aldus [eisers] . Subsidiair vorderen [eisers] voornoemd bedrag als schadevergoeding op grond van ofwel onrechtmatige daad – het niet melden van de gebreken zou onrechtmatig zijn – of non-conformiteit, omdat het vaartuig niet beantwoordt aan wat op grond van de overeenkomst verwacht mocht worden. [eisers] vorderen daarnaast vergoeding van € 1.111,27 aan buitengerechtelijke kosten met wettelijke rente en de proceskosten.
Het verweer daartegen van [gedaagden]
3.6.
[gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vordering van [eisers] . Hun standpunt komt erop neer dat ten aanzien van de ramen sprake kan zijn van ouderdomsverschijnselen, en dat zij de condensvorming zelf trouwens ook maar aan een raam hebben waargenomen; in ieder geval was dit niet iets dat noodzakelijk was om te melden, ook omdat de condensvorming aan dat ene raam [eisers] , gelet op de proefrit waarbij zich dat voordeed, bekend was. [gedaagden] wijzen verder op artikelen 11 en 12 van de koopovereenkomst. Daaruit volgt volgens hen dat het aan [eisers] als koper was om voorafgaand aan levering onderzoek te laten doen naar de staat van het vaartuig. [eisers] hebben dat bewust nagelaten, en dat is hun keuze, maar dat betekent dan wel dat de situatie die in artikel 11 staat zich voordoet: koper kan niet naderhand de verkoper aanspreken om (financiële) verantwoordelijkheid te nemen voor gebreken aan het vaartuig – of dit nu zichtbare of onzichtbare gebreken zijn. In het koopcontract is met andere woorden afgesproken om de doorslaggevende verantwoordelijkheid te leggen bij de onderzoeksplicht door de koper.
3.7.
[gedaagden] hebben een tegenvordering ingesteld (een vordering in reconventie). Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagden] desgevraagd echter aangegeven dat zij niet aan hun tegenvordering zullen vasthouden, zodat deze niet meer ter beoordeling aan de kantonrechter voorligt.
Het oordeel van de kantonrechter
3.8.
De vordering van [eisers] is naar de kern gebaseerd op de stelling dat het vaartuig na levering niet in de staat verkeerde die zij bij het sluiten van de overeenkomst daarvan mochten verwachten.
3.9.
Het verweer van [gedaagden] roept daarentegen de vraag op of het wel relevant is om vast te stellen of [eisers] zich terecht op het standpunt stellen dat het vaartuig kampt met gebreken, bijvoorbeeld op het gebied van de ramen en de achteruitkijkcamera. [gedaagden] stellen namelijk dat de schriftelijke overeenkomst tussen partijen zo in elkaar steekt dat na levering überhaupt geen verhaal meer kan worden gehaald bij de verkoper, als het gaat om de staat waarin de Waterman zich zou verkeren.
3.10.
De kantonrechter geeft [gedaagden] hierin gelijk. De overeenkomst tussen partijen bevat een duidelijke verdeling van risico’s als het gaat om tegenvallende verwachtingen op het gebied van de staat van het vaartuig. Artikel 12 van de overeenkomst laat zien dat een koper de mogelijkheid heeft om het vaartuig na te lopen, maar de koper moet dit dan wel voorafgaand aan de levering doen. Doet hij dat en openbaart dat een gebrek – niet zomaar een gebrek maar een “wezenlijk gebrek” – dan suggereert de overeenkomst dat koper en verkoper dat samen moeten oplossen. De tekst van artikel 12 is daarover wat vaag, maar dat lijkt uit te gaan van een gezamenlijke financiële verantwoordelijkheid op dat punt. Maar uit artikel 12, gelezen in samenhang met artikel 11, volgt ook dat als de koper geen expert inschakelt, en voorafgaand aan levering niet van wezenlijke gebreken blijkt, de gezamenlijke schaderegeling van artikel 12 niet opgaat. Wat overblijft is artikel 11, dat stelt dat alle gebreken – want de vermelding van zichtbare en onzichtbare gebreken heeft tot doel duidelijk te maken dat het om elk soort gebrek gaat – voor rekening van de koper komen. De koper kan de verkoper op, letterlijk, ‘generlei wijze aansprakelijk stellen” voor die gebreken. Daarmee valt het doek voor de vordering van [eisers] , omdat tussen partijen niet ter discussie staat dat [eisers] het vaartuig niet vooraf hebben laten onderzoeken, en dat [eisers] pas na levering bij [gedaagden] heeft gewezen op de door hen gestelde gebreken. Uit artikel 11 volgt dan dat zij [gedaagden] in verband daarmee niet aansprakelijk kan stellen, niet op grond van dwaling, en evenmin op grond van onrechtmatige daad of tekortkoming.
3.11.
[eisers] hebben nog betoogd dat [gedaagden] geen beroep toekomt op artikel 11 van de koopovereenkomst, omdat [gedaagden] wisten van de gebreken en op hen dus een mededelingsplicht rustte, maar ook die stelling kan [eisers] niet baten. De redelijkheid en billijkheid kunnen zich er in sommige gevallen inderdaad tegen verzetten dat iemand zich beroept op een uitsluiting van aansprakelijkheid, bijvoorbeeld door het (opzettelijk) verzwijgen van bepaalde feiten. In dit geval is de kantonrechter echter van oordeel dat niet is vast komen te staan dat [gedaagden] wisten van de gebreken aan de ramen. De stelling van [eisers] komt er namelijk op neer dat ‘het niet anders kan’ dan dat [gedaagden] van de gebreken aan de ramen wisten, maar dat is niet meer dan een sterk vermoeden, en kan daarom niet tot de vaststelling leiden dat [gedaagden] er inderdaad van op de hoogte waren. Bovendien is dit door [gedaagden] uitdrukkelijk betwist. Voor wat betreft de achteruitkijkcamera is de kantonrechter van oordeel dat er op [gedaagden] geen mededelingsplicht rustte. Een van de vereisten voor het bestaan van een mededelingsplicht is namelijk dat (in dit geval) [gedaagden] begrepen of moesten begrijpen dat de bij [eisers] levende voorstelling van zaken voor hen doorslaggevend was om de overeenkomst aan te gaan. Hoewel [gedaagden] wisten dat de achteruitkijkcamera niet optimaal functioneerde, hoefden zij naar het oordeel van de kantonrechter niet te begrijpen dat deze informatie voor [eisers] essentieel was om de koopovereenkomst aan te gaan. Dit betekent dat ook deze stelling van [eisers] niet tot toewijzing van de vordering kan leiden.
Conclusie
3.12.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eisers] worden afgewezen.
Tot slot
3.13.
Omdat [eisers] deze procedure verliezen, moeten zij de proceskosten van [gedaagden] betalen. Deze kosten stelt de kantonrechter aan de kant van [gedaagden] vast op nihil, aangezien zij niet bij gemachtigde hebben geprocedeerd en daarnaast niet is gesteld of gebleken dat zij kosten hebben moeten maken voor deze procedure.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagden] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022. (wv)