ECLI:NL:RBOVE:2022:2367

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
9680063 \ CV EXPL 22-489
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over betalingsverplichting na schending informatieverplichting in opdrachtsovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, H.O.D.N. DE TUINREGISSEURS, werkzaamheden uitgevoerd voor gedaagde en een factuur van € 4.856,79 verstuurd. Gedaagde weigert te betalen, omdat eiser niet transparant zou zijn geweest over de kosten. De kantonrechter oordeelt dat eiser niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 6:230m van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor is de kantonrechter voornemens om de betalingsverplichting van gedaagde met 25% te verminderen. De zaak betreft een tussenuitspraak, waarbij de kantonrechter de partijen de gelegenheid biedt om te reageren op het voornemen om de betalingsverplichting te verlagen. De kantonrechter stelt vast dat de overeengekomen prijs voor de werkzaamheden niet duidelijk was en dat eiser gedaagde niet voorafgaand aan de overeenkomst voldoende heeft geïnformeerd over de totale prijs of de wijze van berekening. De kantonrechter verwijst de zaak naar de rolzitting van 23 augustus 2022 voor verdere schriftelijke uitlatingen van eiser en gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9680063 \ CV EXPL 22-489
Vonnis van 9 augustus 2022
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. DE TUINREGISSEURS,
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: dhr. Botterman,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 april 2022;
- de zitting van 9 juni 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
[eiser] heeft werkzaamheden uitgevoerd voor [gedaagde] en heeft daarvoor een factuur naar [gedaagde] verstuurd. [gedaagde] wil deze factuur niet betalen omdat [eiser] niet transparant geweest is over de kosten die hij in rekening brengt. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] niet voldaan heeft aan op hem rustende informatieverplichtingen en is daarom van plan als sanctie de betalingsverplichting van [gedaagde] met 25% te verminderen.
2.2.
De kantonrechter gaat hierna eerst in op de relevante feiten, het geschil en de beoordeling ervan. Daarna volgt de (tussen)beslissing.

3.De feiten

3.1.
[eiser] exploiteert een onderneming die zich richt op de vormgeving en het ontwerp van buitenruimten en de regie bij de realisatie, beheer en onderhoud.
3.2.
Op 21 november 2020 hebben [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] aan [eiser] de opdracht heeft gegeven om een ontwerp te maken voor zijn tuin. [gedaagde] heeft voor deze werkzaamheden een bedrag van € 925,00 inclusief BTW aan [eiser] voldaan. In de overeenkomst staan onder andere de volgende passages:
“Als u besluit om op basis van het vervaardigde tuinontwerp met ons verder te gaan voor realisatie van het tuinontwerp, dan dienen we beiden wederom een opdrachtbevestiging te tekenen voor deze volgende fase. De planuitwerking van tuinontwerp voor aanbesteding.
De daaruit voortvloeiende kosten worden voldaan door het uitvoerende bedrijf.
Nadat het werk gegund is start de regiefase.
(…)
De regiekosten bedragen 3% van uitvoeringskosten.
De kosten voor extra overleg op locatie worden gedeclareerd op basis van reiskosten € 2,00/km. per gereden kilometer + gesprekstijd ten bedrage van 98,75/uur vanuit een van onze steunpunten. Vermelde bedragen zijn inclusief btw.
Indien niet binnen 3 maanden na de aangegeven periode met de realisatie wordt aangevangen zal de bestede tijd en kosten apart worden gedeclareerd. (…)”
3.3.
Nadat [eiser] een tuinontwerp voor [gedaagde] had gemaakt, heeft [gedaagde] aan [eiser] de opdracht gegeven het plan verder uit te werken. Hiervoor hebben partijen op 19 december 2020 een nieuwe overeenkomst gesloten. Ook in deze overeenkomst is aangegeven dat de kosten voor planuitwerking voldaan zullen worden door het uitvoerende bedrijf en dat de bestede tijd en kosten apart worden gedeclareerd als niet binnen drie maanden na de aangegeven periode met de realisatie wordt gestart.
3.4.
[eiser] heeft het tuinplan verder uitgewerkt, offertes opgevraagd en kostenramingen opgesteld. Nadat een aanbesteding is gehouden, heeft [eiser] een offertevergelijk gemaakt, die hij op 15 juli 2021 aan [gedaagde] heeft gestuurd.
3.5.
[gedaagde] heeft besloten het ontwerp niet te laten realiseren. Hierop heeft [eiser] op
31 augustus 2021 een factuur naar [gedaagde] gestuurd voor zijn werkzaamheden ter hoogte van € 4.856,79 inclusief BTW. [gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de factuur van € 4.856,79 vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten ter hoogte van 738,92, proceskosten en nakosten.
4.2.
[eiser] heeft aan de zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst van 19 december 2020 verplicht is om de factuur van 31 augustus 2021 te voldoen. Partijen zijn overeengekomen dat [eiser] zijn bestede tijd en kosten apart zal declareren als het tuinplan niet binnen drie maanden wordt gerealiseerd. Deze situatie doet zich hier voor.
4.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Volgens [gedaagde] is het aan [eiser] te wijten dat het ontwerp niet gerealiseerd is. Hij heeft aangevoerd dat de kosten die [eiser] voor zijn werkzaamheden in rekening brengt via de uitvoerende partij ondoorzichtig zijn. Door de werkwijze van [eiser] worden de prijsaanbiedingen kunstmatig verhoogd. [gedaagde] is door deze werkwijze het vertrouwen in [eiser] verloren waardoor een verdere samenwerking niet mogelijk was. Daarnaast heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij niet hoefde te verwachten dat na het voorontwerp - waarvoor hij € 925,00 had betaald - in het vervolgtraject nog significante kosten zouden voortkomen, zeker niet ter hoogte van
€ 4.856,79.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, verder ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt vast dat partijen twee overeenkomsten van opdracht met elkaar hebben gesloten en dat [eiser] beide opdrachten heeft uitgevoerd, namelijk de opdracht tot het maken van een tuinontwerp en de opdracht tot de planuitwerking van het tuinontwerp voor aanbesteding. De vraag die hier beantwoord moet worden is of [gedaagde] de factuur moet voldoen die ziet op de tweede opdracht. De kantonrechter oordeelt voorlopig dat [gedaagde] een deel van de factuur moet voldoen en legt hierna uit waarom.
Informatieverplichting
5.2.
Vooropgesteld zij dat partijen en overeenkomst zijn aangegaan op grond waarvan [eiser] werkzaamheden zou verrichten en [gedaagde] een vergoeding daarvoor moet betalen. In deze zaak staat [eiser] als professionele opdrachtnemer tegenover [gedaagde] als particuliere opdrachtgever. Daarom is op de overeenkomst van opdracht tussen partijen artikel 6:230m van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. Op grond van lid 1 sub e van die bepaling was [eiser] verplicht om [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op een duidelijke manier te informeren over de totale prijs van zijn diensten, of in ieder geval over de manier waarop die prijs berekend moet worden. Ook was hij verplicht om die informatie in leesbare vorm aan [gedaagde] mee te geven. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] ten aanzien van de tweede opdracht niet aan deze verplichtingen heeft voldaan.
5.3.
Uit de overeenkomst volgt dat bij realisatie van het tuinontwerp de kosten van [eiser] worden doorbelast via de uitvoerende partij. Hoe hoog die kosten zijn staat niet in de overeenkomst en, zo heeft [eiser] tijdens de zitting beaamd, dit is ook niet tussen partijen besproken. Ook is niet duidelijk hoe die kosten worden berekend. [eiser] heeft toegelicht dat bij sommige uitvoerende partijen een aparte post voor zijn werkzaamheden wordt opgenomen en dat andere uitvoerders zijn kosten uitsmeren over de geoffreerde posten. Hij heeft aangegeven dat in de offertes die hij hier heeft opgevraagd zijn kosten zijn uitgesmeerd (er wordt kennelijk een bepaalde marge ingecalculeerd) en dat geen aparte kostenpost in de offertes is aan te wijzen.
5.4.
Daarbij komt dat [eiser] [gedaagde] niet heeft geïnformeerd over de totale prijs van dan diensten in het geval het tuinontwerp niet gerealiseerd wordt. In de overeenkomst van 19 december 2020 staat slechts dat in dat geval de door [eiser] bestede tijd en kosten apart worden gedeclareerd. Hoe hoog die kosten zijn of tegen welk uurloon [eiser] zal declareren staat hierin niet. Weliswaar staat in de overeenkomst een uurloon van € 98,75 genoemd, maar de alinea waarin dat bedrag staat, ziet slechts op de kosten voor extra overleg op locatie. Ter zitting heeft [eiser] beaamd dat de kosten voor zijn werkzaamheden ook niet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met [gedaagde] zijn besproken.
5.5.
De vergoeding die voor de werkzaamheden van [eiser] bij [gedaagde] in rekening zou worden gebracht, was vooraf dan ook niet duidelijk, evenmin als de wijze waarop deze berekend zou worden. [eiser] heeft [gedaagde] daarom niet conform artikel 6:230m en 6:230t BW geïnformeerd.
5.6.
De Hoge Raad heeft in een arrest van 12 november 2021 (ELCI:NLHR:2021:1677) geoordeeld dat de kantonrechter bij een voldoende ernstige schending van onder andere deze inlichtingenplicht een sanctie moet toepassen. Naar het voorlopige oordeel van de kantonechter is hier sprake van een voldoende ernstige schending. De kantonrechter heeft het voornemen om aan de hand van de landelijke richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten (www.rechtspraak.nl/voor-advocaten-en-juristen/reglementen-procedures-en-formulieren/kanton) de betalingsverplichting vanwege voornoemde schending te verminderen met 25%.
Betalingsverplichting
5.7.
Om te kunnen vaststellen hoeveel de betalingsverplichting minus 25% bedraagt, moet de omvang van de betalingsverplichting worden vastgesteld.
5.8.
Partijen zijn geen prijs voor de werkzaamheden overeengekomen. In dit geval is [gedaagde] op grond van artikel 7:752 BW een redelijke prijs aan [eiser] verschuldigd. [eiser] heeft voor zijn werkzaamheden 49,25 uur in rekening gebracht tegen een uurtarief van 98,75, waarbij hij uitgekomen is op een bedrag van € 4.856,79. [eiser] heeft de uren gespecificeerd in een overzicht dat hij heeft overgelegd als productie 8. [eiser] heeft in de factuur van
31 augustus 2021 ook naar dit overzicht verwezen. [gedaagde] heeft de juistheid van dit overzicht niet betwist. Ook heeft [gedaagde] niet gemotiveerd betwist dat het door [eiser] berekende uurtarief redelijk is. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat € 4.856,79 een redelijke prijs is voor de werkzaamheden die [eiser] heeft uitgevoerd en stelt de betalingsverplichting van [gedaagde] vast op dit bedrag.
Mogelijkheid tot reageren
5.9.
Zoals hiervoor is overwogen, is de kantonrechter voornemens om de betalingsverplichting van [gedaagde] met 25% te verminderen. Dat betekent dat het bedrag van € 4.856,79 zal worden verminderd met 25%, zodat een door [gedaagde] te betalen hoofdsom van € 3.642,59 resteert. [eiser] mag eerst op dit voornemen reageren. Daarvoor wordt de zaak verwezen naar de rol van 23 augustus 2022 voor een akte aan de zijde van [eiser] . [gedaagde] zal daar twee weken later op mogen reageren.
5.10.
Op de vordering van [eiser] tot vermeerdering van de hoofdsom met rente, buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten zal in het eindvonnis worden beslist. Iedere verdere beslissing zal daarom worden aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 23 augustus 2022, waarop [eiser] zich schriftelijk mag uitlaten over hetgeen is overwogen onder 5.5. en 5.9.
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022.
(RE(O)