In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de verplichting tot thuisquarantaine van verzoekster, die recentelijk uit Kaapverdië was teruggekeerd. Verzoekster, die gevaccineerd en geboosterd is, verzocht om opheffing van de quarantaineplicht, omdat zij kort voor haar terugkeer negatief was getest op COVID-19 en er in Kaapverdië weinig coronagevallen waren. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de quarantaineplicht op grond van artikel 58nb van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) van toepassing is, aangezien Kaapverdië op dat moment als zeer hoog risicogebied was aangemerkt. De rechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet in aanmerking komt voor de uitzonderingen die in de wet zijn opgenomen, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de negatieve testuitslag van verzoekster niet voldoende is om de quarantaineplicht te laten vervallen, omdat het risico op besmetting tijdens de reis naar Nederland niet kan worden uitgesloten. De rechter heeft het verzoek van verzoekster afgewezen, waarbij hij ook de omstandigheden van verzoekster in overweging heeft genomen, maar deze niet zwaarwegend genoeg achtte om van de geldende regels af te wijken. De uitspraak benadrukt het belang van de geldende gezondheidsmaatregelen in het kader van de pandemie.