ECLI:NL:RBOVE:2022:249

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
C/08/275087 / KG ZA 21-280
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactverbod in kort geding wegens herhaaldelijk onrechtmatig handelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.H.P. van de Venne, vorderde een contactverbod tegen de gedaagde, die eerder al een contactverbod was opgelegd bij vonnis van 13 november 2020. De eiseres stelde dat de gedaagde, kort na het verstrijken van het eerdere contactverbod, weer contact had gezocht via e-mails, wat zij als intimiderend en bedreigend ervoer. De gedaagde ontkende niet dat hij contact had opgenomen, maar voerde verweer aan tegen de vordering van de eiseres.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres voldoende aannemelijk had gemaakt dat de gedaagde zich wederom onrechtmatig gedroeg door contact op te nemen met haar en anderen in haar omgeving. De rechter benadrukte dat het recht op vrijheid van meningsuiting van de gedaagde begrensd wordt door de zorgvuldigheid en betamelijkheid die in het maatschappelijk verkeer in acht moet worden genomen. Gezien de aard van de e-mails en de herhaalde intimidatie, werd het gevorderde contactverbod voor een periode van 24 maanden toegewezen, met een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding tot een maximum van € 20.000,00.

Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op € 1.097,20 werden begroot. De rechter wees ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toe, evenals de nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/275087 / KG ZA 21-280
Vonnis in kort geding van 21 januari 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.H.P. van de Venne te Zutphen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 januari 2022 inclusief producties,
  • het verweer van [gedaagde] per e-mail van 11 januari 2022 inclusief bijlagen,
  • de mondelinge behandeling via Teams op 14 januari 2022, waarbij [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Venne, evenals [gedaagde] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis in kort geding van 13 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel [gedaagde] verboden om binnen 12 maanden na de datum van het vonnis contact te zoeken met [eiseres] , haar echtgenoot, haar werkgeefster, haar collega’s en de klanten van haar werkgeefster, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per overtreding tot een maximum van € 10.000,00.
2.2.
Op 3 december 2020 heeft [gedaagde] per e-mail het volgende naar de advocaat van [eiseres] gestuurd:
“Maandje geen mailtjes voor de familie [eiseres] .
Er is zoveel gebeurd bij de Fa [X] , en we zijn de gegevens aan het verzamelen.
Het is nu zeker boven water:
Dubbele Boekhouding
Valsheid in geschrifte.
Smeergeld
Namen op de personeelslijst die nooit voor [X] gewerkt hebben
Ect ect.
De straf voor een mailtje is 500 Euro, dit staat voor mij in schil contrast, wat mij als eigenaar van [Y] en daaruit 75% eigenaar van [X] is aangedaan.
En we gaan procederen in Roemenie tegen [W] en [Z] , en breng hiervan verslag uit aan de diegenen waarvan ik denk dat het belangrijk is.
Maar als er 250000 euro betaald wordt aan [Y] , laat ik als eigenaar van [X] , alles met rust.
Wacht op jullie reactie, maar niet te lang.”
en op 4 december 2020:
“Toen er bankbeslag is gedaan en nu nog steeds weet ik niet, wie wat is.
Maar wij willen een schadevergoeding van 250000 Euro.
En als het geld op onze bank staat.
Dan stop ik met het onderzoek en de bevindingen daarvan, wereldkundig te maken.”
en op 13 december 2020:
“(…)
Voor de rest ben ik de misdaden van [eiseres] en familie in kaart aan het brengen. Zaterdag heb ik onze mannen van het magazijn geholpen, en was ik weer woest, waarom hebben ze de onderhanden werk niet terugstuurd in april. Het staat nu bij [V] en is geen zak meer waard. En dat is alleen al meer dan 30.000 euro.
Zal zeker mooie mail voorbereiden, waar fam [P] en [R] , die met goed fatsoen op straat en werk kunnen vertonen.
Ik heb zovaak gevraagd om bankbeslag eraf te halen, en onderhand werk op te sturen.”
2.3.
Op 21 december 2020 heeft [eiseres] het vonnis van 13 november 2020 aan [gedaagde] laten betekenen.
2.4.
Op 27 december 2020 heeft [gedaagde] per e-mail het volgende naar de advocaat van [eiseres] gestuurd:
“In het Link in bijdrage ga ik alles openbaren.
Met naam en functie, ook van je vriendje [S] .”
2.5.
Op 29 januari 2021 heeft [gedaagde] per e-mail het volgende naar [eiseres] gestuurd:
“Oh zouden we moeten checken, heb wel gevonden dat ze tegelijk met verkoop gebouw ook een appartement hebben gekocht voor zichzelf”
2.6.
Op 18 november 2021 heeft [gedaagde] per e-mail het volgende naar [eiseres] en haar echtgenoot gestuurd:
“Hallo [eiseres]
Daar ben ik dan weer.
Helaas voor jou en je familie, is alle bewijs materiaal niet verbrand.
Zou er mee willen beginnen om de beslaglegging vd aegon er is, af te halen.
Voor de rest is alles nog in de voorbereiding.
Voor ons zijn de meeste dingen wel scherp.”
2.7.
Op 23 november 2021 heeft [gedaagde] het volgende per e-mail naar [eiseres] , haar echtgenoot en haar manager gestuurd (met bijgevoegd de e-mail van 18 november 2021):
“Gaan we nog antwoorden,
Of moet ik,
[O] , of [N] of [M] ,of [L] ? Ect ect vragen te helpen”
2.8.
Op 25 november 2021 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] per e-mail gesommeerd om zijn onrechtmatig handelen (ook al verbeurt [gedaagde] gezien de duur van het opgelegde verbod geen dwangsommen meer). De advocaat heeft in deze e-mail ook medegedeeld dat [eiseres] het onder Aegon gelegde beslag op zal laten heffen.
2.9.
Op 26 november 2021 heeft [gedaagde] per e-mail het volgende naar de advocaat van [eiseres] gestuurd:
“Mij lijkt het een goed plan om onder alles een streep te kunnen zetten.
Dus een verrekening van de toegediende schade zou een passende oplossing zijn.
Na het hoger beroep tegen [S] , zullen we een Civiele procedure opstarten.
We zullen tegen [W] een procedure beginnen, voor personeel op de loonlijst die nooit bij [X] gewerkt hebben.
We zullen tegen [Z] een procedure opstarten met valsheid in geschrift, en frauderen van gelden van [K] en overdracht vastgoed [X] properties.
Wij zullen via deze rechtszaken ook bewijzen dat [eiseres] , diegene was die alles regelde met voor kennis via informatie van huidige werkgever.
Wij zijn in 10 jaar +/- 1000000 Euro kwijt geraakt aan fraude bij [X] en de Beslaglegging heeft [V] in 2020 +/- 300000 Euro Gekost.
Binnenkort ga ik met pensioen en kan ik met volle overgave en op mijn eigenwijze op deze zaken richten.”
2.10.
Op 17 december 2021 heeft [gedaagde] het volgende per e-mail naar [eiseres] , haar advocaat, haar manager en een andere collega gestuurd:
“Ik heb nog geen bericht van de Aegon dat het bankbeslag is opgeheven.”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter [gedaagde] verbiedt om binnen 24 maanden na de datum van het te wijzen vonnis contact te zoeken met haar, haar werkgeefster, haar collega’s, klanten van haar werkgeefster en haar echtgenoot, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding, tot een maximum van € 20.000,00. Daarnaast vordert zij dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] kort na het verstrijken van de termijn van het contactverbod dat is opgelegd bij vonnis van 13 november 2020, weer is begonnen met het sturen van e-mails aan haar en anderen in haar omgeving. [gedaagde] is gesommeerd om daarmee op te houden, maar reageert daar niet op. [eiseres] ervaart de manier waarop [gedaagde] haar en anderen in haar omgeving benadert als intimiderend en bedreigend. Zij stelt dat zij hiermee in haar persoonlijke levenssfeer wordt geschonden. Door het benaderen van haar werkgeefster, haar collega’s en klanten van haar werkgeefster komt ook haar arbeidsverhouding in gevaar. [eiseres] stelt dat de inbreuk zodanig en stelselmatig is dat dit handelen als onrechtmatig moet worden beschouwd en dat uit het handelen van [gedaagde] blijkt dat hij niet voornemens is om hiermee te stoppen. [eiseres] vordert daarom een contactverbod voor een langere periode en met een hogere dwangsom.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van het gevorderde en is ook niet betwist
door [gedaagde] .
Contactverbod
4.2.
Bij vonnis van 13 november 2020 is aan [gedaagde] een contactverbod opgelegd. De periode waarvoor dit gebod gold is inmiddels verstreken. [eiseres] vordert opnieuw oplegging van een contactverbod. Zij stelt dat [gedaagde] haar en anderen in haar omgeving nog steeds lastigvalt met e-mails en dat hij daarmee onrechtmatig handelt tegenover haar in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [gedaagde] in beginsel recht heeft op
vrijheid van meningsuiting, maar dat dit recht wordt begrensd door de zorgvuldigheid en de
betamelijkheid die in het maatschappelijk verkeer tegenover anderen in acht moet worden genomen.
4.4.
Uit de e-mails die door [eiseres] zijn overgelegd, blijkt dat [gedaagde] na het verlopen van het contactverbod weer contact heeft opgenomen met [eiseres] , haar echtgenoot, haar werkgeefster en haar collega(’s). [gedaagde] ontkent dit niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is op grond van de overgelegde e-mails voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] zich (wederom) een aantal keren op indringende in intimiderende wijze richting hen heeft uitgelaten. Deze schriftelijke uitlatingen vormen een ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] , vooral ook omdat [gedaagde] berichten stuurt aan anderen in [eiseres] ’s omgeving, die niets met het volgens [gedaagde] bestaande geschil over [X] van doen hebben, zodat deze mails kennelijk slechts bedoeld zijn om [eiseres] te schaden. [gedaagde] handelt hiermee onrechtmatig tegenover [eiseres] .
4.5.
Uit de stukken en ook tijdens de zitting is gebleken dat [gedaagde] nog steeds boos en gefrustreerd is over de gang van zaken tussen [X] en [V] en het onder [V] gelegde beslag, waarvoor hij [eiseres] medeverantwoordelijk houdt. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij een excuusbrief van [eiseres] wil en dat hij dan zal stoppen met de onrechtmatige gedragingen. Het is de voorzieningenrechter echter niet duidelijk geworden wat [eiseres] volgens [gedaagde] precies verweten kan worden. [eiseres] ontkent dat zij betrokken is bij het geschil tussen [X] en [V] en stelt dat zij alleen vertaalwerk heeft gedaan voor [X] . Voor zover [gedaagde] de voorzieningenrechter verzoekt om [eiseres] te bevelen om een excuusbrief aan hem te schrijven, zal dit dan ook worden afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukt (nogmaals) dat zelfs indien [gedaagde] een vordering op [eiseres] heeft, dit zijn manier van handelen niet rechtvaardigt. Als [gedaagde] van mening is dat [eiseres] hem een schadevergoeding moet betalen, dan moet hij ter zake een procedure opstarten.
4.6.
[gedaagde] heeft ter zitting niet laten blijken dat hij inziet dat hij moet stoppen met het sturen van intimiderende en bedreigende berichten. De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat hij zijn onrechtmatig handelen in de toekomst zal voortzetten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van [eiseres] om gevrijwaard te worden van onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] zwaarder dan zijn belang om zich in vrijheid te kunnen uiten. De voorzieningenrechter zal het gevorderde contactverbod ten aanzien van [eiseres] daarom toewijzen.
4.7.
[gedaagde] heeft ook de werkgeefster en een collega van [eiseres] benaderd. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dit ernstige gevolgen kan hebben voor haar arbeidsverhouding. Zij heeft al een waarschuwing vanuit het management gekregen en heeft van het management de opdracht gekregen om ervoor te zorgen dat de berichten stoppen. [eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde] in het verleden ook een klant van haar werkgeefster heeft benaderd en dat als hij dit weer zou doen, dit nog schadelijker voor haar zou zijn, aangezien haar werkgeefster hierdoor schade zou kunnen lijden en zij dit [eiseres] kwalijk zou kunnen nemen. Het gevorderde contactverbod zal daarom ook worden toegewezen ten aanzien van [eiseres] ’s werkgeefster, haar collega’s en klanten van haar werkgeefster. Hetzelfde geldt ten aanzien van de echtgenoot van [eiseres] , aangezien het handelen van [gedaagde] tegenover hem diep ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van zowel hem als [eiseres] .
4.8.
Aangezien [gedaagde] vrijwel direct na het verlopen van het vorige contactverbod weer contact heeft opgenomen met [eiseres] en anderen in haar omgeving, en hij in zijn
e-mails schrijft:
“De straf voor een mailtje is 500 Euro, dit staat voor mij in schil contrast”en
“Binnenkort ga ik met pensioen en kan ik met volle overgave en op mijn eigenwijze op deze zaken richten”, acht de voorzieningenrechter de gevorderde periode van 24 maanden voor het contactverbod en de gevorderde dwangsom van € 1.000,00 per overtreding met een maximum van € 20.000,00 gerechtvaardigd.
Proceskosten
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 127,20
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
€ 656,00
Totaal € 1.097,20
4.10.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen, waarbij de wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] om binnen 24 maanden na de datum van dit vonnis contact te zoeken met [eiseres] , haar werkgeefster, haar collega’s, klanten van haar werkgeefster en/of haar echtgenoot, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per keer dat [gedaagde] dit verbod overtreedt, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.097,20, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: