ECLI:NL:RBOVE:2022:2491

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
C/08/283711 / KG ZA 22/148
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging curator tot verkoop van onroerend goed in faillissement met betrekking tot hypothecaire verplichtingen

In deze zaak vorderde de curator, mr. M. Samsen, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer [A], machtiging van de voorzieningenrechter om de villa, gelegen aan [het adres] in Frankrijk, te gelde te maken. De curator stelde dat de hypothecaire verplichtingen niet werden nagekomen en dat de hypotheekschuld elke maand opliep. De gedaagde, [gedaagde], was mede-eigenaar van de villa en weigerde mee te werken aan de onderhandse verkoop aan een potentiële koper, de heer [D]. De curator had eerder een bod van [D] aanvaard, maar [gedaagde] stelde dat zij liever had dat de villa aan een andere koper, [E], werd verkocht, die een hoger bod had gedaan en bereid was haar tijdelijk in de villa te laten wonen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de curator niet zelfstandig over de villa kon beschikken zonder toestemming van [gedaagde], aangezien zij beiden deelgenoten waren in de onverdeelde gemeenschap van de villa. De rechter concludeerde dat de belangen van de boedel zwaarder wogen dan die van [gedaagde], gezien de oplopende hypotheekschuld en het feit dat beide partijen niet in staat waren om aan hun hypotheekverplichtingen te voldoen. De voorzieningenrechter verleende de curator de gevraagde machtiging om de villa te verkopen en bepaalde dat [gedaagde] de villa uiterlijk op 30 september 2022 moest ontruimen. Tevens werd bepaald dat de curator gerechtigd was om de sloten van de villa te vervangen zodra [gedaagde] de villa had verlaten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : C/08/283711 / KG ZA 22/148
Vonnis in kort geding van 22 juli 2022
in de zaak van
mr. M. Samsen q.q.,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer [A] ,
kantoorhoudende te Deventer,
eiser, hierna te noemen de curator,
advocaat: mr. M. Loef te Deventer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. A.A. Dooijeweerd te Zutphen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juli 2022 met producties,
- de e-mail van mr. Dooijeweerd van 18 juli 2022 houdende overlegging producties,
- de akte indiening producties tevens wijziging van eis van mr. Loef.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juli 2022, waar zijn verschenen de curator, vergezeld van mr. Loef, [gedaagde] , vergezeld van mr. Dooijeweerd en [B] van Stichting Hypotheekobligaties Vrienden (hierna: SHV). Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De heer [A] (hierna: [A] ) is op [datum] in gemeenschap van goederen gehuwd met [gedaagde] . Hij was toen reeds eigenaar van [de villa] , gelegen aan [het adres] , kadastraal bekend [commune] , désignation cadastrale [1] . Op de villa rust een recht van hypotheek van SHV in verband met een aan [A] verstrekte hypothecaire geldlening van € 1.600.000,- in hoofdsom.
[gedaagde] heeft de rechtbank Overijssel op 18 december 2019 verzocht de echtscheiding uit te spreken, welk verzoek op 24 december 2019 is ingeschreven in het huwelijksregister.
[A] is bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van [datum] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. M.M. Verhoeven tot rechter-commissaris en aanstelling van mr. Samsen tot curator.
[A] is vanaf januari 2019 in gebreke met de betaling van de rente op de hypothecaire geldlening. SHV heeft, na aanvankelijk geprobeerd te hebben de villa te verkopen in overleg met [A] en [gedaagde] , op 17 september 2021 de executoriale verkoop opgestart. SHV en de curator hebben inmiddels afgesproken dat de curator zal proberen de villa onderhands te verkopen.
De villa is in mei 2022 in opdracht van SHV getaxeerd en gewaardeerd op € 2.115.257,-.
Makelaar [C] heeft de curator eind juni 2022 bericht dat hij een koper heeft gevonden voor de villa, te weten de heer [D] (hierna: [D] ). [D] heeft € 2.050.000,- geboden, geen financieringsvoorbehoud gemaakt en verklaard de makelaarscourtage (van circa € 100.000,-) voor zijn rekening te zullen nemen. SHV en de rechter-commissaris in het faillissement van [A] hebben ingestemd met het bod van [D] . De curator heeft daarop het bod aanvaard. In het bod is bepaald dat het voorlopig koopcontract (compromis de vente) uiterlijk op 30 juli 2022 moet zijn opgesteld en de leveringsakte (acte authentique) uiterlijk op 30 september 2022 moet worden gepasseerd. De curator verkeerde hierbij in de veronderstelling dat hij op grond van artikel 63 Faillissementswet (Fw) beschikkingsbevoegd was de villa te verkopen, zonder medewerking van [gedaagde] .
Op 26 juni 2022 heeft de curator een e-mail ontvangen van [E] (hierna: [E] ), die daarin een bod op de villa heeft gedaan van € 2.000.000,-. De curator heeft [E] bericht dat hij al een bod op de villa had aanvaard. Op 29 juni 2022 heeft [E] een bod uitgebracht bij SHV van € 2.100.000,-, welk bod op 7 juli 2022 is herhaald (ook aan de curator). [E] heeft bij zijn biedingen verklaard dat [gedaagde] tot eind 2022, en eventueel langer, in de villa mag blijven wonen.
[gedaagde] weigert mee te werken aan onderhandse verkoop van de villa aan [D] en wil dat de villa wordt verkocht aan [E] . SHV stemt in met verkoop van de villa aan [D] . Om het eventuele nadeel dat voor [gedaagde] ontstaat door de lagere verkoopprijs weg te nemen, is SHV bereid € 50.000,- van de restvordering op [gedaagde] kwijt te schelden. De vordering uit hoofde van de hypothecaire geldlening bedraagt € 2.505.673,- per januari 2022.

3.Het geschil

3.1.
De
curatorvordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
hem machtigt tot het te gelde maken van de villa;
bepaalt dat de curator alleen en zelfstandig bevoegd is al datgene te doen dat nodig is voor de verdere verkoop en levering van de villa, waaronder het sluiten van de voorlopige koopovereenkomst en het leveren van de villa door ondertekening van de leveringsakte;
[gedaagde] beveelt de villa uiterlijk op 31 augustus 2022 te ontruimen en ontruimd te houden en te hebben schoongemaakt en in behoorlijke staat te hebben achtergelaten onder afgifte van alle sleutels aan notaris [F] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
bepaalt dat de curator, als [gedaagde] de villa niet uiterlijk op voormelde datum heeft verlaten, gerechtigd is de villa op kosten van [gedaagde] te ontruimen met behulp van de sterke arm van de Franse politie en justitie;
bepaalt dat de curator gerechtigd is de sloten/cilinders van de villa te vervangen zodra [gedaagde] de villa heeft verlaten;
bepaalt dat, indien de machtiging en bepaling als onder a. en b. in Frankrijk niet worden erkend, dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] onder de compromis de vente, de acte authentique en alle andere met betrekking tot de verkoop en levering van de villa noodzakelijk te ondertekenen stukken;
[gedaagde] beveelt, indien én de gevraagde machtiging én de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] niet dan wel niet tijdig in Frankrijk wordt erkend voor de uiterste datum voor het sluiten van de compromis de vente, en/of niet, dan wel niet tijdig in Frankrijk wordt erkend voor de uiterste datum voor het tekenen van de acte authentique, de compromis de vente en de acte authentique, elk op eerste verzoek van de notaris, binnen twee werkdagen na het eerste verzoek op het kantoor van de notaris te ondertekenen, dan wel in overleg met de notaris een gelegaliseerde volmacht te ondertekenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
bepaalt dat een mededeling van notaris [F] aan beide partijen dat de gevraagde machtiging en de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de hand-tekening van [gedaagde] niet tijdig in Frankrijk wordt erkend en dat de handtekening van [gedaagde] noodzakelijk is, voor partijen bindend is;
bij het te wijzen vonnis een certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken ex artikel 53 Verordening (EU) Nr. 1215/2012 (EEX verordening Brussel I-bis) afgeeft;
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
De curator heeft gesteld dat de hypotheek is afgesloten naar Frans recht, hetgeen meebrengt dat SHV in Nederland geen verzoek tot onderhandse verkoop van de villa kan doen, terwijl de mogelijkheid van onderhandse executoriale verkoop niet bestaat. De curator heeft wel mogelijkheden om een onderhandse verkoop af te dwingen. Nu artikel 63 Fw in dit geval niet van toepassing is, anders dan de curator aanvankelijk dacht, heeft hij de medewerking van mederechthebbende [gedaagde] nodig.
De onverdeelde helft van de villa valt in de boedel van [A] . Aangezien de hypothecaire verplichtingen niet worden nagekomen, blijft de vordering van SHV oplopen zolang de villa niet is verkocht. De hypotheekschuld komt voor rekening van de gemeenschap: de boedel en [gedaagde] . Nu noch de boedel, noch [gedaagde] de schuld kan voldoen, moet de villa worden verkocht ten behoeve van de voldoening van die schuld. De curator vraagt daarom om een machtiging om de villa zelf te gelde te maken. De bieding van [D] is voor alle partijen de beste bieding: hij betaalt, rekening houdend met het feit dat hij de makelaarscourtage voor zijn rekening neemt, de taxatiewaarde, heeft geen financieringsvoorbehoud gemaakt en kent de (zichtbare) gebreken aan de villa. Het bod van [E] is pas gekomen toen de bieding van [D] al was aanvaard. Het bod is in korte tijd enkele keren veranderd en onvoldoende geloofwaardig. De curator krijgt geen toestemming van de rechter-commissaris om de villa nogmaals te verkopen, nu aan [E] . Daar komt bij dat [E] de villa niet heeft bezichtigd, en dus niet op de hoogte is van de gebreken, en niet weet wat er komt kijken bij het Franse verkooptraject. Het risico dat [E] de koop vanwege gebreken ontbindt binnen de wettelijke bedenktijd is veel groter dan dat [D] dat doet, omdat die de villa heeft bezichtigd met een bouwkundige. [gedaagde] lijdt geen schade door verkoop aan [D] . Mocht dat anders blijken te zijn, dan is SHV bereid om € 50.000,- van de restvordering op [gedaagde] kwijt te schelden.
[gedaagde] dient mee te werken aan de verkoop van de villa aan [D] en de villa uiterlijk eind augustus 2022 te ontruimen. Het te wijzen vonnis dient in Frankrijk ten uitvoer te worden gelegd, vandaar de vordering onder i.
Omdat nog niet zeker is dat de compromis de vente en de acte authentique kunnen worden gesloten en gepasseerd met de machtiging aan de curator van de rechtbank, heeft de curator de vorderingen onder f. tot en met h. geformuleerd.
3.2.
[gedaagde] heeft de stellingen en vorderingen van de curator gemotiveerd betwist. In dat kader is onder meer het volgende aangevoerd.
De curator heeft, in de onterechte veronderstelling dat hij daartoe bevoegd was, de villa aan [D] verkocht zonder medeweten en medewerking van [gedaagde] . [gedaagde] is echter mede gerechtigd tot de onverdeelde gemeenschap van haar en [A] , waartoe de villa behoort. De curator kan dus niet beschikken over de villa zonder haar toestemming en was niet tot verkoop aan [D] bevoegd.
[gedaagde] realiseert zich dat de villa verkocht moet worden en wil daaraan ook wel meewerken. Zij stemt echter niet in met verkoop van de villa aan [D] , maar wil dat deze aan [E] wordt verkocht. Zij is niet gebonden aan de aanvaarding van het bod van [D] door de curator. De curator heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verkoop aan [D] niet ongedaan kan worden gemaakt. Een eventuele schadeclaim van [D] mag niet op haar of de boedel worden afgewenteld.
Het bod van [E] is voor [gedaagde] beter dan het bod van [D] . [E] biedt € 50.000,- meer dan [D] , heeft de middelen om de koopsom te betalen, wil afnemen op korte termijn en heeft toegezegd dat [gedaagde] voor langere tijd in de villa mag blijven wonen. De curator heeft dit bod echter nooit serieus genomen en nooit aan [E] gevraagd zijn bod te specificeren: er is vooral geprobeerd om [E] van koop af te houden. Als de rechter-commissaris de curator toestemming heeft gegeven voor verkoop voor € 2.050.000,- zal hij, als die verkoop niet zal doorgaan, ook wel toestemming geven voor verkoop van € 2.100.000,-.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de curator. Verder is het opleggen van dwangsommen niet nodig en rust de verplichting tot ontruiming niet alleen op haar, maar ook op de boedel: hierover dienen afspraken te worden gemaakt. De gevorderde datum van ontruiming van 31 augustus 2022 is niet onderbouwd.

4.De beoordeling

4.1.
[A] en [gedaagde] waren gezamenlijk eigenaar van de villa (en schuldenaar wat betreft de hypotheek). Door indiening op 18 december 2019 van het echtscheidingsverzoek is de huwelijksgemeenschap ontbonden. De villa maakt deel uit van de gemeenschap, die tussen de deelgenoten [A] (thans de boedel) en [gedaagde] moet worden verdeeld.
4.2.
Ingevolge artikel 63 Fw wordt het faillissement van degene die is gehuwd in enige gemeenschap van goederen als faillissement van die gemeenschap behandelt, wat inhoudt dat de curator beschikkingsbevoegd is ten aanzien van de goederen van de gemeenschap. In dit geval was de gemeenschap van [A] en [gedaagde] op 18 december 2019, vóór de dag waarop het faillissement van [A] is uitgesproken, al ontbonden, zodat artikel 63 Fw toepassing mist. Dit betekent dat de curator ten aanzien van de villa niet bevoegd is om er zelfstandig over te beschikken: hij en [gedaagde] zijn deelgenoten in de gemeenschappelijke villa en dus slechts gezamenlijk beschikkingsbevoegd.
4.3.
De rechter die ter zake van een vordering tot verdeling bevoegd zou zijn kan een deelgenoot op diens verzoek machtigen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen (artikel 3:174, eerste lid Burgerlijk Wetboek (BW)). Op grond van dit artikel vraagt de curator thans machtiging de villa te gelde te maken ten behoeve van de voldoening van de (almaar oplopende) hypotheekschuld aan SHV.
4.4.
Nu vaststaat dat er een aanzienlijke hypotheekschuld bestaat en de opbrengst van de verkoop van de villa is bestemd ter aflossing daarop, is voldaan aan het vereiste dat het goed te gelde wordt gemaakt ten behoeve van de voldoening van een gemeenschappelijke schuld.
4.5.
De hypotheekschuld loopt elke maand met ten minste € 10.000,- op. Daarin is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang gelegen van de curator bij zijn vordering.
4.6.
De beoordeling van de vordering van de curator ex artikel 3:174, eerste lid BW vergt een afweging van de belangen van de boedel tegenover de belangen van Fulhjari. Het belang van de curator zelf (voorkomen dat hij aansprakelijk wordt gesteld door [D] als de verkoop van de villa aan hem niet doorgaat) is bij deze belangenafweging geen rechtens te respecteren belang, nu de curator geen deelgenoot is of zekerheidsrecht op de villa heeft.
4.7.
Partijen zijn het erover eens dat zowel de boedel als [gedaagde] niet kan voldoen aan de hypotheekverplichtingen ter zake van de villa en het aandeel in de villa van de andere deelgenoot niet kan overnemen, zodat de villa moet worden verkocht. Partijen verschillen van mening over aan wie verkocht moet worden: de curator komt op basis van een afweging van belangen uit bij [D] , [gedaagde] bij [E] .
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient bij de belangenafweging buiten beschouwing te worden gelaten dat de curator het bod van [D] heeft aanvaard. Hij was immers niet bevoegd dat bod zonder toestemming van [gedaagde] namens de gemeenschap te aanvaarden. Zou met de aanvaarding van het bod wel rekening gehouden worden, dan zou [gedaagde] bij de belangenafweging als gevolg van onrechtmatig handelen van de curator in een andere, nadeliger positie worden gebracht dan zij zonder die aanvaarding zou verkeren.
4.9.
Beide partijen hebben belang bij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst en daar-mee een zo klein mogelijke restschuld.
De boedel heeft belang bij verkoop op korte termijn, bij voldoende afnamezekerheid van de kant van de koper en bij verkoop zonder financieringsvoorbehoud of discussie omtrent de (eventuele) makelaarscourtage.
[gedaagde] heeft er belang bij dat zij na verkoop (tijdelijk) in de villa mag blijven wonen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van de boedel zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] . Feit is dat [A] en [gedaagde] al enkele jaren niet meer voldoen aan hun hypotheekverplichtingen, ook niet aan die verplichtingen kunnen voldoen, dat zij er niet in geslaagd zijn een koper voor de woning te vinden en dat de hypotheekschuld elke maand met minstens € 10.000,- oploopt. De boedel (en ook SHV als hypotheekhouder) heeft er daarom belang bij dat de villa op korte termijn wordt verkocht en dat verrassingen (in de vorm van het inroepen van een financieringsvoorbehoud en/of terugtred tijdens de wettelijke bedenktijd) achterwege blijven. Het zou voor [gedaagde] fijn zijn als zij van de koper in de villa zou mogen blijven wonen, maar het belang van een spoedige afwikkeling van de verkoop in het belang van de schuldeisers (met name SHV) staat voorop.
4.10.
Het bod van [D] benadert de taxatiewaarde, biedt zekerheid in die zin dat er geen financieringsvoorbehoud is gemaakt en de boedel geen makelaarscourtage hoeft te betalen en betekent levering op korte termijn (eind september 2022) van de villa.
Bovendien draagt het geen grote kans in zich dat in de wettelijke bedenktijd een beroep zal worden gedaan op gebreken, nu [D] met een bouwkundige in de woning is geweest en een inschatting heeft kunnen maken van de gebreken en de aan herstel van deze gebreken verbonden kosten. SHV is akkoord met dit bod en is bereid [gedaagde] compensatie te bieden voor eventuele schade als gevolg van de verkoop aan [D] in plaats van [E] .
[E] biedt € 50.000,- meer dan [D] en biedt [gedaagde] de gelegenheid om tijdelijk in de villa te blijven wonen. Uit de e-mails van [E] maakt de voorzieningenrechter op dat geen financieringsvoorbehoud wordt gemaakt en dat levering van de villa vóór 31 oktober 2022 kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft echter twijfels bij het bod van [E] . Eerst komt er een kort briefje, net nadat de curator heeft bericht het bod van [D] te hebben aanvaard, met een bod van € 2.000.000,- en een verzoek om verdere inlichtingen over het verkoopproces. Twee dagen later wordt het bod zonder opgave van redenen verhoogd naar
€ 2.100.000,-. Weer twee weken later wijst [E] de curator erop dat [gedaagde] de villa wat hem betreft na de verkoop tijdelijk mag blijven bewonen en dat hij op de hoogte is van de waterschade in de villa. Het bod wordt dus telkens aangepast, naar het lijkt naar aanleiding van reacties van de curator. Daar komt bij dat [E] pas nadat de curator [gedaagde] had bericht het bod van [D] te hebben aanvaard met zijn eerste bod is gekomen, terwijl [gedaagde] in dit geding heeft gesteld dat zij via haar buurman al geruim tijd wist dat [E] belangstelling had voor de villa. Dat roept de vraag op waarom [E] pas nu met een bod komt, terwijl de villa al meer dan drie jaar in de verkoop staat.
Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bod van [D] meer zekerheid biedt voor de afname van de villa en daarom het meest tegemoet komt aan de belangen van de boedel. Dat de koopsom € 50.000,- lager is dan de door [E] geboden som, leidt niet tot nadeel aan de zijde van [gedaagde] , nu SHV bereid is € 50.000,- kwijt te schelden van de restantschuld van [gedaagde] en de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat SHV conform die bereidheid zal handelen.
4.11.
De voorzieningenrechter zal op grond van wat hiervoor is overwogen de curator een machtiging geven de villa te gelde te maken en bepalen dat hij alleen en zelfstandig bevoegd is om al datgene te doen dat nodig is voor de verkoop en levering van de villa. [gedaagde] heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vorderingen als vermeld onder d. tot en met g., die daarmee kunnen worden toegewezen. Wat betreft de ontruiming heeft [gedaagde] gesteld dat ook de curator zal moeten ontruimen: dat is zo, maar dat laat onverlet dat ook zij de villa moet ontruimen. Om uiting te geven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontruiming zal in het dictum worden opgenomen dat zij de villa “samen en in overleg met de curator” moet ontruimen. De voorzieningenrechter zal, nu niet is gebleken dat de levering zal plaatsvinden vóór 30 september 2022, [gedaagde] bevelen de woning uiterlijk per die datum te ontruimen. [gedaagde] heeft er bezwaar tegen dat een mededeling van notaris [F] over al dan niet tijdige erkenning in Frankrijk van de machtiging en de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] voor partijen bindend is, maar heeft daar geen argument voor aangedragen. Gelet hierop en op het feit dat partijen belang hebben bij een spoedige verkoop en levering, zal de voorzieningenrechter ook dit deel van de vordering van de curator toewijzen. De voorzieningenrechter zal ten slotte de gevorderde dwangsommen matigen als na te melden.
4.12.
De voorzieningenrechter zal een certificaat als bedoeld in artikel 53 herziene EEX-verordening (1215/2012) afgeven en daarvoor het formulier in bijlage 1 bij de verordening gebruiken.
4.13.
In het feit dat i) de boedel en [gedaagde] deelgenoten zijn in de gemeenschap, waarvan de villa onderdeel is, ii) het te gelde maken van de villa het onderwerp van dit geschil is en iii) de curator de villa heeft geprobeerd de verkopen zonder de toestemming van [gedaagde] , wat mede heeft geleid tot deze procedure, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding,
5.1.
machtigt de curator tot het te gelde maken van [de villa] , gelegen aan [het adres] (Frankrijk), kadastraal bekend [commune] , désignation cadastrale [1] ;
5.2.
bepaalt dat de curator alleen en zelfstandig bevoegd is al datgene te doen dat nodig is voor de verdere verkoop en levering van de villa, waaronder het sluiten van de voorlopige koopovereenkomst (compromis de vente) en het leveren van de villa door ondertekening van de leveringsakte (acte authentique);
5.3.
beveelt [gedaagde] de villa uiterlijk op 30 september 2022 samen en in overleg met de curator te ontruimen en ontruimd te houden en te hebben schoongemaakt en in behoorlijke staat te hebben achtergelaten onder afgifte van alle sleutels aan notaris [F] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij daarmee in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 25.000,-;
5.4.
bepaalt dat de curator, als [gedaagde] de villa niet uiterlijk op voormelde datum heeft ontruimd en verlaten, gerechtigd is de villa op kosten van [gedaagde] te ontruimen met behulp van de sterke arm van de Franse politie en justitie;
5.5.
bepaalt dat de curator gerechtigd is de sloten/cilinders van de villa te vervangen zodra [gedaagde] de villa heeft verlaten as bedoeld in 5.3.;
5.6.
bepaalt dat, indien de machtiging en bepaling als onder 5.1. en 5.2. in Frankrijk niet worden erkend, dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] onder de compromis de vente, de acte authentique en alle andere met betrekking tot de verkoop en levering van de villa noodzakelijk te ondertekenen stukken;
5.7.
beveelt [gedaagde] , indien én de gevraagde machtiging én de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] niet, dan wel niet tijdig in Frankrijk worden erkend voor de uiterste datum voor het sluiten van de compromis de vente, en/of voor de uiterste datum voor het tekenen van de acte authentique, de compromis de vente en de acte authentique, elk op eerste verzoek van de notaris, binnen twee werkdagen na het eerste verzoek op het kantoor van de notaris te ondertekenen, dan wel in overleg met de notaris een gelegaliseerde volmacht te ondertekenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij daarmee in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 50.000,-;
5.8.
bepaalt dat een mededeling van notaris [F] aan partijen dat de gevraagde machtiging en de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] niet tijdig in Frankrijk worden erkend en dat de handtekening van [gedaagde] noodzakelijk is, voor partijen bindend is;
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
22 juli 2022.