Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
22 maart 2022.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser, die eerder een WIA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin zijn arbeidsongeschiktheid per 1 januari 2020 werd gewijzigd naar 60,87%. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 75,30%, maar eiser was van mening dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met het medicatiegebruik van eiser voor ADHD en de contra-indicaties die dit met zich meebrengt in relatie tot zijn ischemische hartziekte. Eiser had aangetoond dat het gebruik van ADHD-medicatie niet verenigbaar is met zijn hartmedicatie, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwde in de beoordeling van zijn belastbaarheid. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig was, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de invloed van het medicijngebruik op de arbeidsongeschiktheid van eiser.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de bevindingen van de rechtbank. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.