ECLI:NL:RBOVE:2022:2573

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
C/08/264585 / HA ZA 21-158
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake herstelwerkzaamheden en verrekening tussen VAKMANWERKT PROJECTEN B.V. en [X]

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 september 2022 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen VAKMANWERKT PROJECTEN B.V. en de besloten vennootschap [X]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen termijn voor herstel verleend hoefde te worden en heeft de herstelkosten beoordeeld. Na verrekening is er slechts een klein deel van de vordering in conventie toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 13 april 2022 bewijsopdrachten gegeven aan [X] om aan te tonen dat zij met VAKMANWERKT was overeengekomen dat zij de kosten voor herstelwerkzaamheden mocht doorbelasten zonder VAKMANWERKT gelegenheid te geven tot herstel. De rechtbank heeft geoordeeld dat [X] in deze bewijsopdracht is geslaagd. De rechtbank heeft ook de tegenvordering van [X] op VAKMANWERKT ter hoogte van € 139.803,69 toegewezen, alsook de vordering van VAKMANWERKT tot betaling van € 3.869,87. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/264585 / HA ZA 21-158
Vonnis van 7 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
VAKMANWERKT PROJECTEN B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende in Deventer,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Samsen te Deventer,
tegen
de besloten vennootschap
[X],
statutair gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.W. Weenink te Almelo.
Partijen zullen hierna Vakmanwerkt en [X] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 april 2022
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 juni 2022
  • de akte uitlaten na getuigenverhoor van de zijde van Vakmanwerkt
  • de akte na enquête van de zijde van [X]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 13 april 2022 aan [X] twee bewijsopdrachten gegeven. Namelijk (1) om te bewijzen dat [X] met Vakmanwerkt is overeengekomen dat zij de kosten voor herstelwerkzaamheden mocht doorbelasten zonder Vakmanwerkt gelegenheid te geven tot herstel, en (2) om te bewijzen dat tussen partijen is overeengekomen dat [X] een bedrag van € 45.000,- danwel € 29.752,- in mindering kon brengen op de door Vakmanwerkt ingezonden facturen, zodat zij thans een vorderingsrecht heeft tot betaling door Vakmanwerkt.
2.2.
Op 21 juni 2022 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden waarin de door [X] opgeroepen getuigen zijn gehoord. Het gaat om [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] . Vakmanwerkt heeft geen contra-enquête gevraagd. Partijen hebben vervolgens gelijktijdig een akte na getuigenverhoor genomen en vonnis gevraagd.
2.3.
De rechtbank zal hierna eerst beoordelen of het bewijs geleverd is en daarna ingaan op de gevolgen daarvan voor de vorderingen tussen partijen over en weer.
(1) De bewijsopdracht ten aanzien van het project Holendrecht
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat [X] het opgedragen bewijs heeft geleverd. Daartoe is het volgende van belang.
2.5.
Uit de verklaringen van [getuige 1] (voormalig projectleider bij [X] ) en [getuige 2] (projectleider bij [X] ) volgt dat tussen Vakmanwerkt en [X] ten tijde van het ondertekenen van de onderaannemingsovereenkomst is gesproken over ervaringen in een eerder gezamenlijk project. [getuige 2] verklaart dat in dat project over en weer facturen waren verzonden voor meerwerk en herstel van opleverpunten, en dat besproken is ‘dat we dat niet weer wilden’, en dat ‘ [X] geen enkel belang heeft om zelf weer werkzaamheden te verrichten, wij wilden ontzorgd worden’. [getuige 1] verklaart dat hij heeft gehoord dat de heer [A] namens [X] heeft gezegd: ‘Let wel, jullie moeten je houden aan het contract. Als [X] werkzaamheden moet verrichten krijgen jullie daarvoor de rekening’. Dit komt overeen met hetgeen tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2021 namens [X] is toegelicht. Hoewel Vakmanwerkt aanvankelijk heeft betwist dat dit is gezegd, heeft zij geen tegenbewijs aangeboden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze mededeling door [A] is gedaan.
Zowel [getuige 1] als [getuige 2] verklaren verder dat artikel 5, 8e aandachtsstreepje, waarin staat: ‘montagefouten van medewerkers… in rekening gebracht’, ter onderstreping van de opmerkingen van [A] in de onderaannemingsovereenkomst is opgenomen. Vakmanwerkt heeft vervolgens de onderaannemingsovereenkomst ondertekend. Zoals in het tussenvonnis van 13 april 2022 is overwogen heeft [X] , wanneer zij een gebrek in de werkzaamheden van Vakmanwerkt bemerkte, aan Vakmanwerkt bericht dat zij kosten voor herstel daarvan in rekening zou brengen. Aanvankelijk werd daarbij door [X] geen termijn verleend aan Vakmanwerkt voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden en is daar door Vakmanwerkt geen bezwaar tegen gemaakt.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheden dat (a) de gezamenlijke ervaring van partijen als achtergrond van de onderaannemingsovereenkomst, (b) de opmerking van [A] , (c) de invoeging van artikel 5, 8e aandachtsstreepje, en (d) de aanvankelijke uitvoering die partijen hieraan gaven en waartegen Vakmanwerkt geen bezwaar heeft gemaakt, volgt dat partijen met elkaar waren overeengekomen dat [X] kosten voor het herstel van werkzaamheden van Vakmanwerkt mocht doorbelasten aan Vakmanwerkt zonder aan Vakmanwerkt gelegenheid te geven tot herstel.
2.7.
Vakmanwerkt stelt zich op het standpunt dat [X] niet in haar bewijsopdracht is geslaagd en wijst erop dat [getuige 1] (ook) heeft verklaard dat hij niet weet of Vakmanwerkt iets gezegd heeft in reactie op de opmerking van [A] , zodat uit de verklaring van [getuige 1] niet volgt dat Vakmanwerkt daarmee heeft ingestemd, en dat [getuige 2] verklaart dat er geen nadere afspraken zijn gemaakt. De rechtbank volgt het standpunt van Vakmanwerkt niet, omdat ook als Vakmanwerkt niet hardop gezegd zou hebben dat zij instemt met de bepaling dat herstelkosten direct worden doorberekend, de instemming van Vakmanwerkt – gelet op het voorgaande – volgt uit de ondertekening van het contract in combinatie met haar gedrag bij de uitvoering van de onderaannemingsovereenkomst. Daarnaast heeft [getuige 2] uitgebreid verklaard over artikel 5, 8e aandachtstreepje, dat volgens hem als aparte passage is ingevoegd om de afspraak vast te leggen dat ‘als Vakmanwerkt het werk niet op tijd doet en [X] de werkzaamheden zelf doet, we de kosten daarvoor zullen verrekenen’.
(2) De bewijsopdracht ten aanzien van het project Kop Zuid Almere Duin
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat [X] ook in deze bewijsopdracht is geslaagd. Daartoe is het volgende van belang.
2.9.
[getuige 4] (afdelingshoofd [X] ) heeft verklaard dat over de verrekening 8 tot 9 gesprekken zijn gevoerd tussen Vakmanwerkt en [X] , waarbij hij vanaf het tweede gesprek aanwezig was. Hij verklaart dat in die gesprekken lijsten zijn doorgenomen van de door Vakmanwerkt en [X] over en weer gemaakte kosten en dat uiteindelijk een akkoord is bereikt, dat inhoudt dat Vakmanwerkt voor een bedrag van, uiteindelijk en afgerond, € 45.000,- geen facturen mocht versturen. [getuige 4] verklaart: ‘Omdat het toch weer ter discussie werd gesteld hebben we dit bedrag op € 45.000,- afgerond. Dat bedrag is Vakmanwerkt verschuldigd aan [X] en zou worden betaald door dit te verwerken op de inkooporders. Dat houdt in dat voor (...) geen facturen mochten worden gestuurd, (…) waar al wel facturen voor waren verstuurd, die niet betaald zouden worden, en dat (…) geen facturen mochten worden gestuurd door Vakmanwerkt’. Verder verklaart [getuige 4] dat hij het ‘met de heer [B] en de heer [C] en de heer [D] expliciet’ gehad heeft over de vraag hoe de verrekening zou plaatsvinden, ‘omdat we hebben gevraagd of ze hier een factuur van wilde ontvangen, maar toen was de reactie dat ze het wilden verrekenen op de inkooporders’. [getuige 4] verklaart dat hij ter bevestiging van deze afspraak het als productie 42 bij conclusie van antwoord overgelegde emailbericht van 29 juni 2020 heeft verzonden. Vakmanwerkt heeft betwist dat deze voornoemde afspraak is gemaakt, maar heeft geen tegenbewijs aangeboden, zodat de rechtbank uitgaat van hetgeen door [getuige 4] is verklaard. Hoewel partijen blijkens de verklaring van [getuige 4] aanvankelijk waren overeengekomen dat Vakmanwerkt geen facturen zou verzenden voor verrichtte werkzaamheden tot een bedrag van € 45.000,-, vordert Vakmanwerkt in deze procedure toch betaling daarvan. Het emailbericht van [getuige 4] waarin de te verrekenen bedragen zijn genoemd, noemt namelijk onder meer facturen waarvan Vakmanwerkt thans betaling vordert. Bijvoorbeeld de facturen met nummers 249978 en 250003 (productie 7 bij dagvaarding). Naar het oordeel van de rechtbank heeft [X] daarom bewezen dat tussen partijen is overeengekomen dat [X] een bedrag van € 45.000,- in mindering kon brengen op de door Vakmanwerkt ingezonden facturen en dat zij thans een vorderingsrecht heeft tot betaling daarvan door Vakmanwerkt.
2.10.
Vakmanwerkt stelt zich op het standpunt dat [X] niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, omdat [getuige 4] aan het terugredeneren is en niet uit eigen wetenschap heeft verklaard dat tussen partijen is overeengekomen dat [X] een bedrag in mindering kon brengen op de door Vakmanwerkt ingezonden facturen. De rechtbank volgt dat standpunt niet. Uit de verklaring van [getuige 4] volgt dat hij bij bijna alle gesprekken met Vakmanwerkt aanwezig was en dat naar zijn mening een akkoord was bereikt. Hij verklaart dat hij dacht dat er al een akkoord op tafel lag over een bedrag van € 47.000,-, en dat het genoemde bedrag enkel is aangepast / afgerond omdat het toch weer ter discussie werd gesteld. Hieruit volgt niet dat [getuige 4] , zoals Vakmanwerkt stelt, twijfelde over de vraag of er overeenstemming was over verrekening. [getuige 4] onderbouwt zijn overtuiging dat er een akkoord was bereikt verder door te verwijzen naar zijn emailbericht. Daarbij is geen sprake van terugredeneren, maar wordt door [getuige 4] een toelichting gegeven die op de rechtbank overtuigend overkomt.
De gevolgen voor de vorderingen in conventie en in reconventie
2.11.
Bij tussenvonnis van 13 april 2022 heeft de rechtbank overwogen dat de vordering van Vakmanwerkt in conventie tot betaling van de hoofdsom ter hoogte van € 160.135,56 in beginsel toewijsbaar is en dat een verdere beoordeling afhangt van het beroep van [X] op verrekening met een tegenvordering op Vakmanwerkt.
De tegenvordering van [X]
2.12.
[X] stelt dat zij een tegenvordering heeft op Vakmanwerkt ter hoogte van € 139.803,69 vanwege herstelwerkzaamheden die door haar zijn uitgevoerd inzake het project Holendrecht, € 54.450,- vanwege een overeengekomen verrekening en € 56.761,44 vanwege herstelwerkzaamheden inzake het project Kop Zuid Almere Duin.
2.13.
Dat door [X] herstelwerkzaamheden zijn verricht in beide projecten, staat tussen partijen niet ter discussie. Evenmin is in geschil dat het aan Vakmanwerkt was om de opgedragen werkzaamheden tijdig en correct te verrichten en dat er oplevergebreken hebben bestaan. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat Vakmanwerkt in gebreke was bij de nakoming van de onderaannemingsovereenkomst zodat de onder (1) en (4) door [X] gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
2.14.
Vakmanwerkt heeft in zijn algemeenheid aangevoerd dat overeengekomen is dat de btw zou worden verlegd. Omdat [X] hier niet op heeft gereageerd, zal de rechtbank hierna uitgaan van de bedragen exclusief btw.
a.
De herstelwerkzaamheden inzake het project Holendrecht
2.15.
[X] onderbouwt haar tegenvordering inzake het project Holendrecht met facturen. Gelet op het voorgaande gaan de algemene verweren van Vakmanwerkt tegen deze facturen, die erop neerkomen dat zij niet gehouden is tot vergoeding omdat haar gelegenheid moest worden geboden tot herstel en zij daarom niet in verzuim was, niet op.
2.16.
Vakmanwerkt heeft daarnaast als verweer aangevoerd dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dat [X] direct zelf de montagefouten voor rekening van Vakmanwerkt mocht verhelpen, omdat Vakmanwerkt dan geen enkele invloed meer zou hebben op de kosten die [X] maakt en aan Vakmanwerkt in rekening worden gebracht. Dat verweer gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op, reeds omdat Vakmanwerkt niet heeft gesteld of onderbouwd dat de door [X] in rekening gebrachte kosten voor herstelwerkzaamheden onredelijk zouden zijn.
2.17.
Ten aanzien van de afzonderlijke facturen geldt verder het volgende.
factuur D71918 (€ 5.475,80 excl. btw)
2.18.
Vakmanwerkt voert als verweer tegen factuur D71918 dat deze niet nader is gespecificeerd en betwist dat sprake is van opleverpunten, danwel dat deze door [X] zijn hersteld. De rechtbank volgt dat verweer niet, omdat aan de factuur, overgelegd als productie 22, een emailbericht met foto’s is gehecht waaruit volgt dat de factuur ziet op werkzaamheden die in week 50 en 51 zijn uitgevoerd en bestaan uit onder meer opleveringspunten, restpunten en herstelwerkzaamheden. Gelet op de omschrijving en aangehechte foto’s is de betwisting door Vakmanwerkt onvoldoende gemotiveerd.
factuur D71948 (€ 29.672,83 excl. btw)
2.19.
Vakmanwerkt voert ten aanzien van factuur D71948 aan dat volstrekt onduidelijk is waarom [X] de opgenomen kosten zou hebben gemaakt. Dat verweer gaat niet op gelet op de wederom aangehechte emailcorrespondentie, waarin overigens ook namens Vakmanwerkt uitvoerig op de onderliggende posten is gereageerd.
Vakmanwerkt stelt daarnaast dat reeds afgesproken was om het minderwerk voor de sifons en watermeterbeugels ter hoogte van in totaal € 15.285,- te verrekenen met meerwerk (teruglopen leidingen over Tackeplaten), zodat het minderwerk niet (opnieuw) door [X] in rekening kon worden gebracht. Vakmanwerkt verwijst daarbij naar een emailbericht van 5 oktober 2020. [X] heeft hier niet inhoudelijk op gereageerd, zodat dat verweer slaagt.
factuur D72005 (€ 2.006,40 excl. btw)
2.20.
Vakmanwerkt voert als verweer dat volstrekt onduidelijk is om welke opleverpunten het gaat en welke appartementen de factuur betreft. Daarnaast wijst Vakmanwerkt erop dat zij de dag na ontvangst van de e-mail van [getuige 1] tegen de factuur heeft geprotesteerd en daarbij heeft aangegeven dat de bijgevoegde afbeeldingen door [E] ( [X] ) via WhatsApp naar [D] (Vakmanwerkt) worden doorgestuurd en dat de montagefouten gelijk worden hersteld door de vakman die daarvoor verantwoordelijk is. Daarbij betwist Vakmanwerkt dat [X] herstelwerkzaamheden heeft verricht en dat met het uitvoeren daarvan de in rekening gebrachte kosten gemoeid waren.
2.21.
De rechtbank volgt het verweer niet, omdat aan de factuur een emailbericht met foto’s is gehecht waaruit volgt dat de factuur ziet op werkzaamheden die op 21 en 22 december 2020 zijn verricht en zien op bijgevoegde afbeeldingen van gebreken. Het verweer komt er verder op neer dat Vakmanwerkt stelt dat zij in de gelegenheid gesteld had moeten worden om herstelwerkzaamheden zelf uit te voeren. Dat verweer gaat, gelet op hetgeen hiervoor bewezen is verklaard, niet op. De betwistingen zijn tot slot onvoldoende gemotiveerd gelet op de bijgevoegde afbeeldingen waarop concrete te herstellen situaties te zien zijn.
Factuur D72007 (€ 12.695,68 excl. btw)
2.22.
Vakmanwerkt voert als verweer dat volstrekt onduidelijk is om welke opleverpunten het gaat, welk appartement het betreft en wat het opleverpunt is. Daarnaast betwist Vakmanwerkt dat door [X] herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd en dat daarmee de in rekening gebrachte kosten zijn gemoeid. De rechtbank volgt deze verweren niet. Sprake is van een gespecificeerde factuur met een bijgevoegde email met foto’s waarop duidelijk waterschade en andere gebreken te zien zijn en waaruit volgt dat kosten in rekening worden gebracht vanwege het herstel van kitwerk en kranen. De betwisting dat de gefactureerde werkzaamheden door of in opdracht van [X] zijn uitgevoerd, is gelet hierop onvoldoende gemotiveerd.
Factuur D72107 (€ 11.161,58 excl. btw)
2.23.
[X] stelt dat op 4 december 2020 door een tekortkoming van Vakmanwerkt een grote lekkage is ontstaan ter plaatse van appartement 120 in toren B. Volgens [X] had Vakmanwerkt een koppeling niet aangeperst in de waterleidinginstallatie. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [X] naar haar aansprakelijkheidsstelling van 8 december 2020 (zie productie 26b van [X] ).
2.24.
Vakmanwerkt voert als verweer dat het werk – na een visuele controle en uitvoering van een tweetal persproeven door een gecertificeerde medewerker van [X] – blijkens een persrapport op 5 juni 2020 is goedgekeurd en daarmee was opgeleverd. Volgens Vakmanwerkt kan zij niet aansprakelijk worden gehouden voor gebreken die zich na oplevering van het werk voordoen. Daarbij beroept Vakmanwerkt zich op artikel 16 van de ALIB 2007.
2.25.
[X] heeft op het gemotiveerde verweer van Vakmanwerkt niet inhoudelijk gereageerd, zodat het verweer slaagt.
Factuur D72119 (€ 15.048,00 excl. btw)
2.26.
[X] stelt dat zij in week 2 van 2021 herstelwerkzaamheden heeft moeten verrichten in verband met “
opleverpunten herstellen, lekkages verhelpen alsook het leidingwerk herstellen aangezien dit niet volgens tekeningen is aangebracht”. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [X] naar de e-mails van [getuige 1] van 21 en 22 januari 2021 en de daarbij gevoegde foto’s (zie productie 27b van [X] ), alsmede de e-mails van Schutte van 12, 13 en 20 januari 2021 (zie producties 51 en 52 van [X] ).
2.27.
Vakmanwerkt voert als verweer dat onduidelijk is om welke lekkages en appartementen het gaat en dat het betreffende werk blijkens een persrapport ruim vóór januari 2021 is goedgekeurd en daarmee was opgeleverd waardoor Vakmanwerkt ingevolge artikel 16 van de ALIB 2007 niet meer aansprakelijk is voor gebreken die zich nadien voordoen. Als het afpersen niet goed gebeurt, dan komt dat voor rekening en risico van [X] , aldus Vakmanwerkt.
2.28.
De rechtbank overweegt dat uit de factuur en bijgevoegde emailcorrespondentie voldoende duidelijk is dat de gefactureerde herstelwerkzaamheden zien op het herstel van opleverpunten, leidingwerk dat niet conform tekenwerk is opgeleverd en herstel van lekkages. Hoewel Vakmanwerkt terecht aanvoert dat lekkages na afpersen voor rekening en risico van [X] komt, reageert zij niet op de stelling van [X] dat herstel moest worden verricht doordat leidingwerk verkeerd was aangebracht en dat dat voor rekening van Vakmanwerkt komt. [getuige 1] schrijft daarover in zijn emailbericht van 22 januari 2021 ‘Merendeel leidingwerk verkeerd aangesloten. 2 x koud water op de keuken. Warm water op het toilet. Toestellen niet aangesloten. En ga zo verder. En dat heeft niets met afpersen te maken. Dat heeft te maken met toezicht!’. Geen van partijen heeft toegelicht welk deel van de kosten toe te rekenen valt aan ‘lekkages’, en welk deel aan het herstellen van foutief gelegd leidingwerk. De rechtbank zal de verhaalbare schade van [X] daarom begroten op de helft van de gefactureerde kosten, zijnde € 7.524,- excl. btw.
Factuur D72258 (€ 2.127,55 excl. btw)
2.29.
[X] stelt dat partijen zijn overeengekomen dat [X] de ontbrekende lampen ten behoeve van de parkeergarage zal bestellen en dat zij de kosten bij Vakmanwerkt in rekening zal brengen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [X] naar de e-mail van [D] van 9 februari 2021 (zie productie 28 van [X] ).
2.30.
Vakmanwerkt erkent deze afspraak maar betwist de hoogte van de factuur. Vakmanwerkt stelt dat de armaturen circa € 100,00 per stuk kosten.
2.31.
De rechtbank is van oordeel dat Vakmanwerkt haar verweer niet voldoende heeft onderbouwd. De enkele stelling dat [X] voor de armaturen te hoge kosten in rekening heeft gebracht, is onvoldoende. Het had op de weg van Vakmanwerkt gelegen om aan te tonen dat, zoals zij stelt, te hoge kosten in rekening werden gebracht. Het verweer slaagt daarom niet.
Factuur D72259 (€ 837,- excl. btw)
2.32.
Het verweer van Vakmanwerkt tegen deze factuur komt erop neer dat haar geen mogelijkheid is geboden voor herstel. Niet in geschil is derhalve dat sprake was van een gebrek dat hersteld moest worden. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat [X] in dat geval de kosten voor herstel bij Vakmanwerkt in rekening mocht brengen zonder Vakmanwerkt in de gelegenheid te stellen tot herstel. Het verweer van Vakmanwerkt slaagt daarom niet.
factuur D72260 (€ 8.694,40 excl. btw)
2.33.
Vakmanwerkt voert als verweer dat onduidelijk is om welke lekkages en appartementen het gaat en dat het betreffende werk blijkens een persrapport ruim vóór januari 2021 is goedgekeurd en daarmee was opgeleverd waardoor Vakmanwerkt niet aansprakelijk is voor gebreken die zich nadien voordoen.
2.34.
De rechtbank overweegt dat uit de factuur en bijgevoegde email voldoende duidelijk is dat de gefactureerde herstelwerkzaamheden zien op het herstel van opleverpunten, leidingwerk dat niet conform tekenwerk is opgeleverd en herstel van lekkages. Hoewel Vakmanwerkt terecht aanvoert dat lekkages na afpersen voor rekening en risico van [X] komt, reageert zij niet op de stelling van [X] dat herstel moest worden verricht doordat leidingwerk verkeerd was aangebracht en dat dat voor rekening van Vakmanwerkt komt. De rechtbank zal de verhaalbare schade van [X] daarom begroten op de helft van de gefactureerde kosten, zijnde € 4.347,20.
factuur D72327 (€ 350,- excl. btw)
2.35.
Vakmanwerkt erkent de factuur.
factuur D72375 (€ 16.385,60 excl. btw)
2.36.
Vakmanwerkt voert als verweer dat onduidelijk is om welke lekkages en appartementen het gaat en dat het betreffende werk blijkens een persrapport ruim vóór januari 2021 is goedgekeurd en daarmee was opgeleverd waardoor Vakmanwerkt niet aansprakelijk is voor gebreken die zich nadien voordoen. Ook betwist Vakmanwerkt dat op basis van door haar op te stellen opleverlijsten moet en kan worden beoordeeld welke herstelwerkzaamheden nog moeten worden uitgevoerd door te wijzen op artikel 5, 21e aandachtsstreepje van de onderaannemingsovereenkomst waarin is bepaald dat oplevering en controles van uitgevoerde werkzaamheden zal plaatsvinden via Snagstream c.q. EdControls en dat dit zal worden uitgevoerd door zowel medewerkers van [X] alsook medewerkers van Bouwcombinatie Holendrecht. Het was aan [X] om de oplevering te controleren en niet aan Vakmanwerkt, aldus Vakmanwerkt.
2.37.
De rechtbank overweegt dat uit de factuur en bijgevoegde email voldoende duidelijk volgt dat de gefactureerde herstelwerkzaamheden zien op het herstel van opleverpunten, leidingwerk dat niet conform tekenwerk is opgeleverd en herstel van lekkages. Hoewel Vakmanwerkt terecht aanvoert dat lekkages na afpersen voor rekening en risico van [X] komt, reageert zij niet op de stelling van [X] dat herstel moest worden verricht doordat leidingwerk verkeerd was aangebracht en dat dat voor rekening van Vakmanwerkt komt. Met het argument dat [X] de oplevering moet controleren, gaat Vakmanwerkt er naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aan voorbij dat zij in de eerste plaats gehouden is om werk zonder gebreken op te leveren en dat, zodra bij de opname blijkt van een gebrek, sprake is van een opleverpunt dat – gelet op het voorgaande – voor rekening van Vakmanwerkt door [X] mag worden verholpen. De kosten voor het herstel van oplevergebreken zijn derhalve voor Vakmanwerkt. De rechtbank zal de verhaalbare schade van [X] begroten op de helft van de gefactureerde kosten, zijnde € 8.192,80.
Factuur D72654 (€ 2.967,80 excl. btw)
2.38.
[X] stelt dat zij in week 6 en 7 van 2021 herstelwerkzaamheden heeft moeten verrichten, bestaande uit niet of onjuist gemonteerde vaatwasmachinekranen, afwijkende rozetten, niet werkende brand- en keerkleppen in ventilatieschachten en onjuist verpakte draadverbindingen. Daarbij beroept [X] zich op de artikelen 8 en 10 van de onderaannemingsovereenkomst. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [X] naar de e-mail van [getuige 1] van 2 maart 2021 (zie productie 33 van [X] ).
2.39.
Vakmanwerkt verwijst voor haar verweer naar het verweer dat zij tegen de factuur D72375 heeft gevoerd. De rechtbank oordeelt daar dan ook hetzelfde over. Nu evenwel geen sprake is van herstel van lekkages, zal de rechtbank de verhaalbare schade van [X] niet nader begroten maar de berekening van [X] volgen.
factuur D72655 (€ 2.600,- excl. btw)
2.40.
[X] stelt dat zij herstelwerkzaamheden heeft moeten verrichten, vanwege het niet goed aanbrengen van leidingen in de afwerkvloeren en herstelwerk van vloeren. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [X] naar de e-mail van [getuige 1] van 4 maart 2021 (zie productie 34 van [X] ).
2.41.
Vakmanwerkt voert als verweer dat het onduidelijk is welke appartementen het betreft. Verder stelt Vakmanwerkt dat het betreffende werk blijkens een persrapport ruim voor maart 2021 is goedgekeurd en daarmee was opgeleverd. Daarbij beroept Vakmanwerkt zich op artikel 16 van de ALIB 2007.
2.42.
De rechtbank overweegt dat uit de factuur en bijgevoegde email voldoende duidelijk is dat de gefactureerde herstelwerkzaamheden zien op herstelwerkzaamheden aan vloeren vanwege het niet goed aanbrengen van leidingen. [X] heef toegelicht dat het correct aanbrengen van deze leidingen onder de verantwoordelijkheid van Vakmanwerkt valt en is gebleven, omdat bij het afpersen van de leidingen enkel de waterdichtheid en niet de ligging van de leidingen wordt gecontroleerd. Vakmanwerkt heeft daar niet op gereageerd. Haar verweer slaagt daarom niet.
Factuur D73784 (€ 5.517,60 excl. btw)
2.43.
Vakmanwerkt verwijst voor haar verweer tegen deze factuur naar haar verweer tegen factuur D72375. De rechtbank oordeelt daar dan ook hetzelfde over. Nu evenwel geen sprake is van herstel van lekkages, zal de rechtbank de verhaalbare schade van [X] niet nader begroten maar de berekening van [X] volgen.
Tussenconclusie ten aanzien van de herstelkosten inzake Holendrecht
2.44.
De rechtbank komt tot de slotsom dat [X] een tegenvordering heeft op Vakmanwerkt ter hoogte van:
factuur D71918: € 5.475,80
factuur D71948: € 14.387,83 (= € 29.672,83 minus € 15.285,-)
factuur D72005: € 2.006,40
factuur D72007: € 12.695,68
factuur D72119: € 7.524,00
factuur D72258: € 2.127,55
factuur D72259: € 837,00
factuur D72260: € 4.347,20
factuur D72327: € 350,00
factuur D72375: € 8.192,80
factuur D72654: € 2.967,80
factuur D72655: € 2.600,00
factuur D73784: € 5.517,60
totaal: € 69.029,66
b.
De verrekening en het gevorderde meerwerk
2.45.
Bij tussenvonnis van 13 april 2022 heeft de rechtbank in r.o. 5.9 overwogen dat het door Vakmanwerkt gevorderde meerwerk tot een bedrag van € 1.781,25 toewijsbaar is en voor het overige (te weten: € 7.477,-) afhangt van de beoordeling van de vordering van [X] in reconventie tot betaling van € 54.450,00 (de meeromvattende verrekening).
2.46.
Vakmanwerkt verwijst ter onderbouwing van haar standpunt dat het bedrag ter hoogte van € 7.477,- aan meerwerk geaccordeerd is door [X] naar het hiervoor in rov. 2.9 genoemde emailbericht van [getuige 4] . Daarin staat onder meer het volgende:
“Daarnaast is de afspraak gemaakt dat er een factuur gestuurd mag worden ter verrekening van de afspraak € 7.477,-
Deze mag worden gefactureerd onder (…)
Echter kom ik nog op onderstaande zaken
(…)
(…)
(…)
Dit komt tot op heden op een totaal van € 10.370,- te ontvangen door [X] , resulteert in € 2.893,- te ontvangen door [X] wanneer ik de € 7.477,- hiervan afhaal.”
2.47.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het bedrag van € 7.477,- onderdeel uitmaakt van de meeromvattende verrekening waarvan hiervoor is geoordeeld dat [X] bewezen heeft dat die erop neerkomt dat Vakmanwerkt uiteindelijk een bedrag van € 45.000,- aan haar verschuldigd is. De vordering van Vakmanwerkt tot betaling van € 7.477,- zal daarom worden afgewezen.
c.
herstelwerkzaamheden inzake het project Kop Zuid Almere Duin
2.48.
[X] stelt dat zij door de tekortkomingen van Vakmanwerkt genoodzaakt was om eigen mensen in te schakelen om herstelwerkzaamheden uit te voeren. Volgens [X] dient Vakmanwerkt de daardoor geleden schade van (aanvankelijk) € 36.359,55 en (later) € 7.657,73 exclusief btw te vergoeden. Ter onderbouwing van deze schade verwijst [X] naar een door haar opgesteld kostenoverzicht (zie productie 44 van [X] ). Volgens [X] heeft Vakmanwerkt erkend dat het werk niet correct is uitgevoerd en aangegeven dat zij niet in staat was om de herstelwerkzaamheden tijdig te verrichten.
2.49.
Vakmanwerkt betwist dat zij bij monde van [D] aan [X] heeft meegedeeld dat zij niet in staat was om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Ook betwist Vakmanwerkt dat zij in haar e-mail van 11 september 2020 heeft erkend dat het werk door haar niet goed is uitgevoerd. Vakmanwerkt stelt dat zij achteraf wordt geconfronteerd met uitgevoerde herstelwerkzaamheden waarvan zij niet vooraf is geïnformeerd, opdat zij de werkzaamheden zelf kon herstellen. Vakmanwerkt heeft [X] hierop gewezen en verwijst daartoe naar haar e-mails van 25 juni 2020 en 11 september 2020 (zie producties 45 en 46 van [X] ).
2.50.
De rechtbank overweegt dat het verweer van Vakmanwerkt erop neer komt dat zij niet in verzuim zou zijn, omdat zij betwist te hebben gezegd dat zij niet tot herstel in staat was en niet door [X] in de gelegenheid is gesteld om herstelwerkzaamheden uit te voeren. Omdat de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat [X] bewezen heeft dat partijen waren overeengekomen dat [X] herstelwerkzaamheden mocht uitvoeren voor rekening van Vakmanwerkt zonder Vakmanwerkt in de gelegenheid te geven tot herstel, slaagt het verweer van Vakmanwerkt niet. Aan [X] komt derhalve een vorderingsrecht op Vakmanwerkt ter hoogte van € 44.017,28 toe (€ 36.359,55 + € 7.657,73).
Eindconclusies
2.51.
Gelet op het voorgaande heeft Vakmanwerkt naar het oordeel van de rechtbank recht op betaling van € 160.135,56 (in hoofdsom) en € 1.781,25 (aan meerwerk), zijnde in totaal: € 161.916,81.
2.52.
[X] heeft recht op betaling van € 69.029,66 (herstelkosten Holendrecht),
€ 45.000,- (verrekening) en € 44.017,28 (herstelkosten Almere), zijnde in totaal € 158.046,94 door Vakmanwerkt.
2.53.
[X] heeft een beroep gedaan op verrekening. Het verweer van Vakmanwerkt, inhoudende dat verrekening niet mogelijk is op grond van de overeengekomen algemene voorwaarden, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Vakmanwerkt heeft zelf immers ook, gedurende het werk en daarna, een beroep gedaan op verrekening, zodat partijen kennelijk zijn overeengekomen dat zij van de algemene bepalingen op dit punt konden afwijken.
2.54.
Omdat het beroep van [X] op verrekening slaagt, zal zij in conventie worden veroordeeld tot betaling van (€ 161.916,81 minus € 158.046,94 =) € 3.869,87. De vorderingen van [X] in reconventie tot betaling zullen worden afgewezen.
2.55.
Vakmanwerkt vordert handelsrente en een contractuele verhoging van 2%. Omdat [X] daar geen verweer tegen heeft gevoerd, zal de rechtbank deze rente toewijzen. Vanwege het geslaagd beroep op verrekening zal de rente vandaag ingaan.
2.56.
Vakmanwerkt maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Primair vordert Vakmanwerkt op grond van artikel 15 lid 5 van de ALIB 2007 een bedrag van € 25.409,07, vermeerderd met de wettelijke rente. Subsidiair vordert Vakmanwerkt op grond van artikel 15 lid 5 van de ALIB 2007 de daadwerkelijk door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, nader op te maken bij staat. Meer subsidiair vordert Vakmanwerkt op grond van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 2.376,36, vermeerderd met de wettelijke rente. [X] heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd. Op grond van artikel 15 lid 5 van de ALIB 2007 kunnen de buitengerechtelijke kosten worden berekend op 15% van het te vorderen bedrag. De rechtbank zal aan Vakmanwerkt daarom een vergoeding van buitengerechtelijke kosten toekennen ter hoogte van (15% van € 3.869,87, zijnde:) € 580,48.
2.57.
[X] stelt zich op het standpunt dat door Vakmanwerkt onrechtmatig beslag is gelegd, omdat haar (tegen)vordering de vorderingen van Vakmanwerkt overstijgt. Nu daarvan, gelet op het voorgaande geen sprake is, gaat het beroep van [X] op onrechtmatig beslag niet op en zal de gevorderde verklaring voor recht op dat punt worden afgewezen.
2.58.
Omdat beide partijen in deze procedure zowel in het gelijk als het ongelijk worden gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.59.
[X] verzet zich tegen de door Vakmanwerkt gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis. Daartoe voert [X] aan dat zij op 8 oktober 2021 onaangenaam werd verrast door het derdenbeslag dat [F] onder haar heeft gelegd ten laste van Vakmanwerkt vanwege een vermeende vordering van € 283.133,94 van [F] op Vakmanwerkt. Volgens [X] bestaat er een enorm restitutierisico. Verder wijst [X] erop dat zij een bankgarantie heeft gesteld die uitgewonnen kan worden bij een in kracht van gewijsde gegane uitspraak.
2.60.
Vakmanwerkt betoogt dat het beslag ingevolge artikel 700 lid 3 Rv is komen te vervallen, omdat [F] de eis in de hoofdzaak te laat heeft ingesteld. Verder meent Vakmanwerkt dat haar belang bij het kunnen incasseren van haar vordering na een toewijzend vonnis zwaarder weegt dan het belang van [X] om daaraan niet te hoeven voldoen dan nadat in hoger beroep is beslist.
2.61.
De rechtbank is van oordeel dat in het licht van de omstandigheden van dit geval aan het belang van Vakmanwerkt bij het verkrijgen van de uitvoerbaarheid bij voorraad een zwaarder gewicht moet worden toegekend dan aan het belang van [X] bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Daartoe overweegt de rechtbank dat degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (HR 27 februari 1998, NJ 1998/512). In dat verband acht de rechtbank het van belang dat Vakmanwerkt inmiddels bijna twee jaar zit te wachten op betaling van haar facturen door [X] . Tot slot staan mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468). Nu voldaan is aan de minimumvereisten van artikel 233 lid 1 Rv (geen beletsel in wet of aard van de zaak, desgevorderd), zal de rechtbank de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [X] tot betaling aan Vakmanwerkt van een bedrag van € 3.869,87, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW en verhoogd met 2% vanaf vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [X] tot betaling aan Vakmanwerkt van een bedrag van € 580,48 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.4.
verklaart voor recht dat Vakmanwerkt inzake het project Holendrecht toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [X] ;
3.5.
verklaart voor recht dat Vakmanwerkt inzake het project Kop Zuid Almere Duin toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [X] ;
in conventie en in reconventie
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
3.7.
compenseert de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2022.