ECLI:NL:RBOVE:2022:2576

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
10029507 \ CV EXPL 22-1762
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stadsbank, als bewindvoerder van [A], en [B], h.o.d.n. [X] Daktechniek en Onderhoud. De Stadsbank vorderde betaling van achterstallig loon en vakantiegeld voor [A], die in loondienst was bij [B]. De Stadsbank stelde dat [A] over de maanden maart, mei, juni en juli 2022 geen loon had ontvangen, en ook geen vakantiegeld. Ondanks herhaalde verzoeken om betaling, reageerde [B] niet op de aanmaningen van de Stadsbank en was niet verschenen op de zitting. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Stadsbank voldoende spoedeisend belang had bij de vordering, gezien de financiële problemen van [A]. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de Stadsbank aannemelijk zijn en heeft de vorderingen toegewezen, inclusief de wettelijke verhogingen en de verplichting voor [B] om deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken. Tevens is [B] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10029507 \ CV EXPL 22-1762
Vonnis in kort geding van 12 september 2022
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
OPENBAAR LICHAAM OP BASIS VAN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING STADSBANK OOST NEDERLAND,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van:
[A], wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen De Stadsbank respectievelijk [A] ,
gemachtigde: mr. J. Zeegers,
tegen
[B], h.o.d.n. [X] Daktechniek en Onderhoud,
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [B] ,
niet verschenen noch vertegenwoordigd.

1.De procedure

1.1.
De Stadsbank heeft in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [A] op
11 augustus 2022 de dagvaarding met producties aan [B] laten betekenen. De mondelinge behandeling heeft plaats gevonden op 29 augustus 2022. Namens De Stadsbank is de gemachtigde, mr. Zeegers verschenen.
[B] is niet verschenen, tegen hem is verstek verleend.
Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[A] is in loondienst bij [B] tegen een basisloon van € 1.147,00 netto per maand.
2.2.
[A] heeft over de maanden maart, mei, juni en juli 2022 geen loon ontvangen. Ook heeft [A] geen vakantiegeld ontvangen.
2.3.
Bij aangetekende brief van 27 juli 2022 en per op dezelfde dag verzonden e-mail heeft mr. Zeegers [B] tevergeefs verzocht om over te gaan tot onder andere betaling van het achterstallige loon.

3.Het geschil

3.1.
De Stadsbank vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [B] veroordeelt tot betaling van € 3.441,00 netto te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW betreffende het achterstallige loon van [A] over de maanden maart, mei en juni 2022;
- [B] veroordeelt tot betaling van € 1.101,12 netto te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW aan [A] betreffende vakantiegeld;
- [B] veroordeelt tot betaling van € 1.147,00 netto per maand aan loon aan [A] gerekend vanaf 1 juli 2022 totdat de arbeidsovereenkomst tussen [A] en [B] rechtsgeldig is geëindigd;
- [B] veroordeelt tot het binnen termijn van een week gerekend vanaf de datum van betekening van dit vonnis verstrekken van deugdelijke bruto-netto salarisspecificaties betreffende de datum van indiensttreding tot en met juli 2022 en een jaaropgave 2021 en het maandelijks aan [A] verstrekken van een deugdelijke bruto-netto salarisspecificatie op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
- [B] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
De Stadsbank stelt dat [A] wel heeft gewerkt maar over een aantal maanden ten onrechte geen salaris ontvangen en in de financiële problemen raakt. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven. [B] reageert niet op verzoeken van De Stadsbank en [A] om het loon uit te betalen. Ook op de brief van mr. Zeegers is niet gereageerd.
Vermindering van de vordering3.3. Tijdens de mondelinge behandeling heeft De Stadsbank haar vordering verminderd met een op 3 augustus 2022 ontvangen betaling van [B] ter hoogte van € 2.297,50. Dit bedrag komt (nagenoeg) overeen met twee maanden loon.

4.De beoordeling4.1. Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.

4.2.
Gelet op de aard van de vorderingen heeft De Stadsbank daarbij voldoende spoedeisend belang. [A] ontvangt inmiddels al enkele maanden geen loon dan wel hij ontvangt het loon te laat. Het moge duidelijk zijn dat [A] daardoor met het betalen van zijn dagelijkse levensonderhoud in de knel komt.
4.3.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de vordering van De Stadsbank in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Nu het gevorderde mede een vordering tot betaling van een geldsom inhoudt, is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
4.4.
Dat de vorderingen tot betaling van voormelde bedragen door de kantonrechter in een bodemprocedure zouden worden toegewezen is zeer aannemelijk.
Het betreft loon van reeds verschenen maanden waarin [A] voor [B] heeft gewerkt. Tegen die achtergrond, en gelet op de omstandigheid dat de werknemer in de verhouding tot de werkgever in een afhankelijke positie verkeert en de gevorderde bedragen nodig zijn voor levensonderhoud, is het bestaan van een restitutierisico niet zo belangrijk dat dat tot afwijzing van de vorderingen zou moeten leiden.
4.5.
[B] is niet verschenen. Op grond van artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt in dat geval verstek verleend en worden de vorderingen toegewezen tenzij deze de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat daar geen sprake van is en zal de vorderingen toewijzen als hierna wordt toegelicht.
De loonvordering4.6. Bij gebreke van verweer daartegen en op basis van de door De Stadsbank overgelegde stukken, wordt uitgegaan van de juistheid van die stellingen.
4.7.
De vordering ten aanzien van het achterstallige loon en de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW -rekening houdend met de betaling van 3 augustus 2022 over de maanden maart en mei 2022- is toewijsbaar zoals in het dictum vermeld, met dien verstande dat de wettelijke verhoging wordt toegewezen tot het maximum van 50%. Er zijn geen gronden gebleken voor matiging van dit percentage.
4.8.
De Stadsbank vordert bovendien betaling van € 1.147,00 netto per maand gerekend vanaf 1 juli 2022 totdat de arbeidsovereenkomst tussen [A] en [B] is geëindigd. Deze vordering zal worden toegewezen, waarbij wordt vermeld dat het een maandelijkse betaling betreft.
Het vakantiegeld4.9. De Stadsbank stelt nog recht te hebben op vakantiegeld ter hoogte van € 1.101,12 netto, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging. Dit bedrag wordt toegewezen.
Loonspecificaties en jaaropgave4.10. De vordering tot het verstrekken van deugdelijke bruto-netto salarisspecificaties betreffende de datum van indiensttreding tot en met juli 2022, een jaaropgave 2021 en de maandelijkse bruto-netto specificaties wordt ook toegewezen.
4.11.
De gevorderde dwangsom voor het verstrekken van de specificaties en jaaropgave zal worden toegewezen, met dien verstande dat het maximum wordt vastgesteld op
€ 5.000,00.
Proceskosten
4.12.
[B] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Aangezien aan De Stadsbank een toevoeging is verleend, zijn de kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding (exclusief verschotten zoals informatiekosten) in debet gesteld. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
De kosten aan de zijde van De Stadsbank word begroot op:
- dagvaarding € 0,00
- informatiekosten € 1,98
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde
€ 498,00
Totaal: € 585,98

5.De beslissing in kort geding

de voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [B] ;
5.2.
veroordeelt [B] tot betaling van een bedrag van € 1.143,50 netto, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW betreffende het achterstallige loon van [A] over de maand juni 2022, vanaf het moment van opeisbaarheid tot het moment van algehele betaling;
5.3.
veroordeelt [B] tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% ex artikel
7:625 BW over de maanden maart en mei 202 van €2.294,00, vanaf datum opeisbaarheid tot
3 augustus 2022, de datum waarop de maanden maart en mei 2022 door [B] zijn voldaan;
5.4.
veroordeelt [B] tot betaling van een bedrag van € 1.101,12 netto, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW betreffende het vakantiegeld, vanaf het moment van opeisbaarheid tot het moment van algehele betaling;
5.5.
veroordeelt [B] tot betaling van een bedrag van € 1.147,00 netto betreffende het achterstallige loon over de maand juli 2022;
5.6.
veroordeelt [B] , voor het geval hij het loon over de maanden augustus 2022 en verder niet voldoet, tot betaling van een bedrag van maandelijks € 1.147,00 netto tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde is gekomen;
5.7.
veroordeelt [B] om, binnen twee weken na de betekening van dit vonnis, aan
De Stadsbank en [A] te verstrekken:
- deugdelijke bruto-netto salarisspecificaties vanaf de datum van indiensttreding tot en met juli 2022,
- een jaaropgave 2021,
- maandelijkse deugdelijke bruto-netto salarisspecificaties,
op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 5.000,00 voor iedere dag dat [B] daarmee in gebreke blijft;
5.8.
veroordeelt [B] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van De Stadsbank begroot op € 585,98, waaronder € 498,00 wegens het salaris van de gemachtigde;
5.9.
verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2022.