ECLI:NL:RBOVE:2022:2654

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
08.171244.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Confrontatie tussen twee groepen met bedreiging en geweld in Overdinkel

Op 29 juni 2021 vond er een confrontatie plaats tussen twee groepen in Overdinkel. Een 29-jarige man, die meende een van de inzittenden van een rode Mercedes te herkennen als iemand die hem eerder had bedreigd, besloot dit probleem op te lossen. Samen met drie anderen heeft hij de Mercedes opgespoord en klemgereden. Tijdens deze confrontatie richtte hij een hagelgeweer op de inzittenden van de Mercedes. Toen de bestuurder van de Mercedes achteruit reed om te ontsnappen, loste de man een schot met het hagelgeweer. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan bedreiging, openlijke geweldpleging, vernieling en het voorhanden hebben van een hagelgeweer met munitie. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de psychische toestand van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.171244.21 (P)
Datum vonnis: 20 september 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 december 2021 en 6 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.L. Blonk-van Groningen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op of omstreeks 29 juni 2021 in Overdinkel:
feit 1 primair:heeft geprobeerd om samen met een ander [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven;
feit 1 subsidiair:heeft geprobeerd om samen met een ander aan [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 1 meer subsidiair:samen met een ander [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 2:openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd;
feit 3:een personenauto heeft beschadigd;
feit 4:een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 5:munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven,
- ( terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in de auto zaten) met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de motorkap van de auto van die [slachtoffer 1] heeft gelegen en/of voornoemd wapen op de voorruit van de auto heeft gericht en/of
- eenmaal met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in/op/tegen de auto van die [slachtoffer 1] heeft geschoten terwijl die [slachtoffer 1] achter het stuur zat en achteruit reed en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- ( terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in de auto zaten) met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de motorkap van de auto van die [slachtoffer 1] heeft gelegen en/of voornoemd wapen op de voorruit van de auto heeft gericht en/of
- eenmaal met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in/op/tegen de auto van die [slachtoffer 1] heeft geschoten terwijl die [slachtoffer 1] achter het stuur zat en achteruit reed en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door:
- met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de motorkap van de auto van die [slachtoffer 1] te richten en/of voornoemd wapen op de voorruit van de auto te richten (terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten) en/of
- eenmaal met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in/op/tegen de auto van die [slachtoffer 1] te schieten terwijl die [slachtoffer 1] achter het stuur van voornoemde auto zat en achteruit reed en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten;
2
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel openlijk, te weten op of aan het Witte Zand ter hoogte van nummer 53, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een goed, te weten een personenauto (merk: Mercedes) door:
- met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de motorkap van de auto van die [slachtoffer 1] te richten en/of voornoemd wapen op de voorruit van de auto te richten (terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten) en/of
- eenmaal met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in/op/tegen de auto van die [slachtoffer 1] te schieten terwijl die [slachtoffer 1] achter het stuur van voornoemde auto zat en achteruit reed en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten;
3
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk: Mercedes) , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel een wapen van categorie II, onder 3, te weten een dubbelloops hagelgeweer, van het merk Baikal, model IJ-58M, kaliber 12, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd, voorhanden heeft gehad;
5
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten één, hagelpatroon, merk Gevelot, van het kaliber 12 voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde waardoor verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken.
De onder 1 meer subsidiair en onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie, te weten dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Wat aan verdachte onder 1 meer subsidiair en onder 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd kan bewezen worden verklaard nu verdachte heeft bekend deze feiten te hebben gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 september 2022, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 29 juni 2021, pagina’s 63 t/m 66;
het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuigen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van 26 augustus 2021, pagina’s 147 t/m 152;
het proces-verbaal onderzoek wapen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] van 22 juli 2021, pagina’s 179 t/m 182.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair
hij omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- met een vuurwapen, op de motorkap van de auto van die [slachtoffer 1] te richten en voornoemd wapen op de voorruit van de auto te richten terwijl die [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten en
- eenmaal met een vuurwapen op de auto van die [slachtoffer 1] te schieten terwijl die [slachtoffer 1] achter het stuur van voornoemde auto zat en achteruit reed en die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten;
2
hij omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel openlijk, op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en een goed, te weten een personenauto (merk: Mercedes) door:
- met een vuurwapen, op de motorkap van de auto van die [slachtoffer 1] te richten en voornoemd wapen op de voorruit van de auto te richten terwijl die [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten en
- eenmaal met een vuurwapen, op de auto van die [slachtoffer 1] te schieten terwijl die [slachtoffer 1] achter het stuur van voornoemde auto zat en achteruit reed en die
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in voornoemde auto zaten;
3
hij omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk: Mercedes), die aan [slachtoffer 1] , toebehoorde heeft beschadigd;
4
hij omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel een wapen van categorie II, onder 3, te weten een dubbelloops hagelgeweer, van het merk Baikal, model IJ-58M, kaliber 12, zijnde een vuurwapen dat zodanig was gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd, voorhanden heeft gehad;
5
hij omstreeks 29 juni 2021 te Overdinkel munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten één, hagelpatroon, merk Gevelot, van het kaliber 12 voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 141 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in de artikelen 26 en 55 Wet Wapens en Munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
de eendaadse samenloop van:
feit 2
het misdrijf: openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
en
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen waarvan 88 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Bij het formuleren van de eis heeft de officier van justitie het de verdachte betreffende Pro Justitia rapport van 15 oktober 2021 in aanmerking genomen waarin wordt geadviseerd om de feiten 1, 2 en 3 verminderd toe te rekenen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft wat betreft de straftoemeting geen verweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Op 29 juni 2021 heeft er in Overdinkel een confrontatie plaatsgevonden tussen twee groepen. Een groep van drie mannen reed in een rode Mercedes AMG (hierna: auto). Verdachte meende een van de inzittenden te herkennen als iemand door wie hij eerder is bedreigd en in zijn been is gestoken. Verdachte wilde dit probleem oplossen. Met drie anderen (in twee auto’s) heeft verdachte de Mercedes met inzittenden opgespoord en klemgereden op een afgelegen landweg. Daar heeft verdachte een hagelgeweer (waarvan de loop was afgezaagd) gericht op de auto en op de inzittenden van deze auto. Toen de dreiging voor hen te groot werd, is de bestuurder van de Mercedes achteruit gereden. Daarop heeft verdachte een schot met het hagelgeweer gelost. Door zo te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging, openlijke geweldpleging, vernieling en aan het voorhanden hebben van een hagelgeweer met munitie. Dit zijn zeer ernstige feiten, die de rechtbank verdachte aanrekent. Verdachte mag van geluk spreken dat er niemand (dodelijk) gewond is geraakt.
De persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met de persoon van verdachte. Verdachte heeft van meet af aan open kaart gespeeld. Hij heeft direct bij zijn aanhouding bekend wat er is gebeurd en wat zijn rol hierin is geweest. Ter terechtzitting heeft verdachte spijt betuigd en laten blijken de ernst van zijn handelen in te zien. Hiermee neemt hij verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het Pro Justitia rapport, van 15 oktober 2021, opgesteld door J. Kluin, GZ-psycholoog. Hieruit volgt dat er bij verdachte sprake is van psychische stoornissen in de vorm van zwakbegaafdheid, een autismespectrumstoornis (ASS), posttraumatische-stressstoornis (PTSS) en agorafobie. Met name de zwakbegaafdheid en de ASS zijn van invloed geweest ten tijde van het ten laste gelegde, dit samen met een algemeen hoog angstniveau samenhangend met de PTSS en agorafobie. Het handelen van verdachte vond plaats onder invloed van zeer hoge angst, een trage informatieverwerking en geringe probleemoplossende vermogens. Aan de rechtbank wordt in overweging gegeven het ten laste gelegde onder feit 1, 2 en 3 verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt het advies van de deskundige op de in het rapport genoemde gronden over en concludeert dat de feiten verminderd aan verdachte moeten worden toegerekend.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de rapporten van de Reclassering van 6 oktober 2021, 20 oktober 2021 en 10 augustus 2022. In het meest recente rapport wordt door de reclassering geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling.
De voorlopige hechtenis van verdachte is sinds 28 oktober 2021 onder voorwaarden geschorst. De reclassering rapporteert dat verdachte zich goed aan de hem opgelegde voorwaarden heeft gehouden. Ter terechtzitting heeft verdachte hier zelf over verklaard dat de behandelingen hem goed doen en dat hij hieraan wil blijven meewerken zolang dat nodig voor hem is.
De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 1 augustus 2022. Hieruit blijkt dat verdachte de laatste jaren geen strafbare feiten heeft gepleegd.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Alles overwegend acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van tien maanden, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd voor de duur van drie jaren. Aan de voorwaardelijke straf verbindt de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling bij Trajectum of een soortgelijke instelling.
Deze straf is hoger dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat dit een passende sanctie is, gelet op het geheel van feiten, de ernst van deze feiten en het gevaar dat verdachte door zijn handelen heeft veroorzaakt.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat het hagelgeweer en de munitie moeten worden onttrokken aan het verkeer en de bivakmuts verbeurd verklaard dient te worden. De handschoenen kunnen terug naar verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard alle zaken terug te hebben gekregen en met de door de officier van justitie genoemde zaken niets meer te maken te willen hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de bivakmuts moet worden verbeurd verklaard, omdat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het hagelgeweer en de munitie vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met deze voorwerpen de feiten zijn begaan.
Van de twee handschoenen, heeft verdachte ter terechtzitting afstand gedaan, zodat daar geen beslissing over genomen hoeft te worden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 141, 285 en 350 Sr .

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
de eendaadse samenloop van:
feit 2
het misdrijf: openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
en
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, WWM ;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
-
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
178 (honderdachtenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Trajectum of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de zorgverlener zullen worden gegeven. Het innemen van medicatie kan onderdeel uitmaken van de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, onder het nummer PL0600-2021298029-2547525, de bivakmuts;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers PL0600-2021298029-2547523, het hagelgeweer en PL0600-2021298029-2547520, de munitie;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.
Buiten staat
Mr. A.M. Rikken is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021299525, gesloten op 24 september 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.