ECLI:NL:RBOVE:2022:2702

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
08.059538.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van dierenporno en vrijspraak van ontucht

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 57-jarige man, die werd beschuldigd van het bezit van dierenporno en ontucht met een vrouw. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur met een proeftijd van 2 jaar voor het bezit van dierenporno, maar sprak hem vrij van de ontucht. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 13 september 2022, waar de officier van justitie, mr. S. Markink-Grolman, de vordering indiende en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D. Greven.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het schenden van de eerbaarheid van een slachtoffer en het verspreiden van dierenporno. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, waardoor de verdachte voor deze feiten werd vrijgesproken. Echter, voor het derde feit, het bezit van dierenporno, was er voldoende bewijs, waaronder de verklaring van de verdachte zelf, waardoor de rechtbank tot een bewezenverklaring kwam.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele woonomgeving en de ondersteuning die hij ontvangt. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op, gezien de omstandigheden en het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van de andere tenlastegelegde feiten werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.059538.22 (P)
Datum vonnis: 27 september 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] (Libanon),
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
13 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid van [slachtoffer] , haar heeft aangerand en dierenporno heeft verspreid en/of in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 24 juli 2021, te Almelo, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) de eerbaarheid heeft geschonden, op een niet openbare plaats, te weten in een woning, gelegen op of aan de [adres] , terwijl een ander, te weten [slachtoffer] , daarbij zijns/haars ondanks tegenwoordig was,
door
- zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel, althans (onder)lichaam te bevinden en/of
- zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en/of in zijn hand te houden en/of
- zich af te trekken en/of
opzettelijk, (een) afbeelding(en), te weten
- een of meerdere foto(’s), waarop hij, verdachte, en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) met ontbloot (onder)lichaam en/of geslachtsdeel is/zijn afgebeeld en/of seksuele handelingen uitvoer(t)(en)
en/of
- een of meerder video(’s), waarop hij, verdachte, en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) met ontbloot (onder)lichaam en/of geslachtsdeel is/zijn afgebeeld en/of seksuele handelingen uitvoer(t)(en), aan [slachtoffer] , anders dan op haar verzoek, te tonen,
terwijl hij wist of (een) ernstige reden(en) had om te vermoeden dat die afbeelding(en) aanstotelijk voor de eerbaarheid was/waren;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 maart 2021, te Almelo, althans in
Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen
door onverhoeds
- de billen van die [slachtoffer] te betasten en/of
- die [slachtoffer] een tik op de billen te geven;
3.
hij op of omstreeks 1 september 2021, te Almelo, althans in Nederland, (een) (aantal/hoeveelheid) afbeelding(en),
te weten 571 foto’s en/of video, althans een aantal foto(‘s) en/of video(‘s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten één computer en/of telefoon, heeft verspreid en/of in bezit heeft gehad terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een mens en een dier is/zijn betrokken en/of schijnbaar is/zijn betrokken,
welke voornoemde ontuchtige handeling(en) – zakelijk weergegeven – (telkens) bestond(en) uit (onder meer):
- het door een dier (te weten een hond en/of paard) vaginaal en/of oraal penetreren van een volwassen persoon en/of
- het door een volwassen persoon anaal penetreren van een dier (te weten een hond).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de raadsvrouw integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en feit 2
Gelet op de samenhang van de feiten zullen de feiten hierna gezamenlijk behandeld worden.
Verdachte wordt het verwijt gemaakt dat hij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met
24 juli 2021 meermalen de eerbaarheid heeft geschonden van [slachtoffer] (hierna: aangeefster) door zich in zijn woning in haar aanwezigheid met ontbloot geslachtsdeel te bevinden, deze in zijn hand te houden en aan aangeefster te tonen, zich af te trekken en meerdere pornografische afbeeldingen aan aangeefster te tonen. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 maart 2021 ontuchtige handelingen met aangeefster heeft gepleegd door haar billen te betasten of een tik op haar billen te geven.
Op grond van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv), kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van een aangever onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Aangeefster heeft tijdens het informatieve gesprek en tijdens haar aangifte een gedetailleerde en consistente verklaring afgelegd over de handelingen die verdachte zou hebben gepleegd.
Hier tegenover staat de verklaring van verdachte die bij herhaling en stellig is blijven ontkennen.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte ten aanzien van in de tenlastelegging door verdachte opgenomen handelingen in onvoldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het strafdossier bevat weliswaar verschillende getuigenverklaringen die als belastend voor verdachte kunnen worden uitgelegd, maar die verklaringen zijn met name gebaseerd op hetgeen aangeefster hen nadien heeft verteld. Daarbij komt dat die verklaringen ook op belangrijke onderdelen niet in voldoende mate aansluiten op de verklaring van aangeefster om als steunbewijs te kunnen dienen. Deze verklaringen leiden daarom niet tot het vereiste wettige en overtuigende bewijs dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Verdachte zal daarom van de ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde feit op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 september 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, van verbalisant F.J.A. Smit, van 3 februari 2022, pagina’s 114 t/m 115, voor zover inhoudende, de bevindingen van verbalisant.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 1 september 2021 dierenporno in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het verspreiden van dierenporno vrijspreken, nu onvoldoende uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte zich hier op of omstreeks 1 september 2021 schuldig aan heeft gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 1 september 2021 te Almelo afbeeldingen, te weten 571 foto’s en/of video’s, en gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten één computer en telefoon, in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldingen (telkens) ontuchtige handelingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een mens en een dier zijn betrokken en/of schijnbaar zijn betrokken, welke voornoemde ontuchtige handelingen – zakelijk weergegeven – (telkens) bestonden uit (onder meer):
- het door een dier (te weten een hond en/of paard) vaginaal en/of oraal penetreren van een volwassen persoon en/of
- het door een volwassen persoon anaal penetreren van een dier (te weten een hond).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 254a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf: een afbeelding, of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarbij zij, zoals hiervoor overwogen, uitgaat van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat gelet op de persoonlijke gevolgen die het strafbare feit reeds voor verdachte hebben gehad, een voorwaardelijke geldboete volstaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van dierenporno. Het betreft afbeeldingen en videofragmenten waarop seksuele handelingen te zien zijn tussen een dier en een volwassen persoon. Dit dierenpornografisch materiaal heeft verdachte van het internet gedownload. De wetgever heeft de strafbaarstelling van dierenporno in het leven geroepen ter bescherming van de goede zeden en de integriteit van het dier. Deze norm heeft verdachte met het bezit van dierenpornografisch materiaal geschonden. Voor de vervaardiging van deze afbeeldingen en videofragmenten zijn mensen en/of dieren misbruikt en geëxploiteerd ten behoeve van een onzedelijke behoeftebevrediging van een persoon. Door het bezit van dergelijk materiaal wordt de productie daarvan gestimuleerd en in stand gehouden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 8 juni 2022;
  • een reclasseringsadvies van 7 juli 2022, opgemaakt door J. Voerhuis, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte een stabiele woonomgeving heeft en gesteund wordt door zijn familie. Met behulp van hulpverlening van Zorg & Plezier neemt verdachte deel aan de dagbesteding bij die organisatie. Zijn sociale leven vindt hier ook plaats. Verder ontvangt verdachte ondersteuning van een maatschappelijk werker en een persoonlijk begeleider die helpen met de dagelijkse zaken. Wat betreft het aantreffen van dierenporno is verdachte geschrokken van de nasleep die hij niet voorzien heeft. In het geval van een bewezenverklaring van dit feit adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf zonder reclasseringscontact. De reclassering ziet geen meerwaarde in interventies of toezicht. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Er zijn geen zwaarwegende negatieve consequenties bij het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op de fysieke beperkingen van verdachte is een taakstraf niet passend vanwege de reële kans op een negatieve beëindiging. Verdachte is in staat om (in termijnen) te voldoen aan een eventuele financiële sanctie.
Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en ziet het kwalijke van zijn handelen in. Hij heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven over dit feit.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring van feit 3 komt.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf, te weten een taakstraf voor de duur van 20 uren, bij niet naar behoren te verrichten te vervangen door 10 dagen hechtenis passend en geboden. Aan de voorwaardelijke straf verbindt de rechtbank een proeftijd van twee jaren. Met deze straf beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden dergelijk strafbaar gedrag te herhalen en de ernst van het bewezenverklaarde feit tot uitdrukking te brengen.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.004,52 (€ 4,52 materieel en € 1.000,- immaterieel), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] toe te wijzen vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, gezien de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, waarop de vordering is gebaseerd, wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 3
het misdrijf: een afbeelding, of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
20 (twintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC21239/Zeearend. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.