ECLI:NL:RBOVE:2022:291

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
9484536 \ CV EXPL 21-4263
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur voor niet uitgevoerde werkzaamheden

In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam A-Z INSTALLATIETECHNIEK, betaling van een factuur van € 1.124,64 voor werkzaamheden die hij zou hebben uitgevoerd voor gedaagde. Gedaagde betwist echter dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. De procedure begon met een dagvaarding op 1 oktober 2021, gevolgd door conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft op 1 februari 2022 vonnis gewezen.

De kantonrechter oordeelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij de werkzaamheden heeft uitgevoerd waarvoor hij betaling vordert. Eiser heeft de ondertekende offerte overgelegd, maar gedaagde heeft betwist dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. De kantonrechter stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op betaling vóórdat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Er is geen bewijs dat er een betalingsregeling is getroffen die gedaagde verplichtte tot betaling voor de uitvoering van de werkzaamheden.

De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil worden begroot, aangezien gedaagde zonder professionele rechtsbijstand heeft geprocedeerd. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 1 februari 2022 door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9484536 \ CV EXPL 21-4263
Vonnis van 1 februari 2022
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam
A-Z INSTALLATIETECHNIEK,wonende te [woonplaats],
eisende partij, hierna te noemen [eiser],
gemachtigde: Omnicas B.V.
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 oktober 2021;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde];
- de conclusie van repliek van [eiser];
- de conclusie van dupliek van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De beslissing samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1.
[eiser] wil dat [gedaagde] betaalt voor werkzaamheden die [eiser] voor [gedaagde] heeft uitgevoerd. [eiser] vordert dan ook betaling van een factuurbedrag van € 1.124,64, plus rente, incassokosten, proceskosten en nakosten. [gedaagde] betwist dat [eiser] werkzaamheden bij hem heeft uitgevoerd.
Het oordeel van de kantonrechter
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld dat hij werkzaamheden heeft uitgevoerd waarvoor hij recht heeft op betaling. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

3.De beoordeling

De vaststaande feiten

3.1.
Tussen partijen staat vast dat zij op 30 januari 2018 door het ondertekenen van een offerte een overeenkomst hebben gesloten, op grond waarvan [eiser] voor [gedaagde] isolatiewerkzaamheden zou uitvoeren. Op 7 maart 2018 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde] laten weten dat de werkzaamheden op 11 april 2018 vanaf 08:00 uur zouden worden uitgevoerd.
Het standpunt van [eiser]
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser] de ondertekende offerte overgelegd. Volgens [eiser] blijkt daaruit dat [gedaagde] akkoord heeft gegeven. Daarnaast stelt [eiser] dat [gedaagde] voor deze factuur een betalingsregeling is overeengekomen. [eiser] legt ter onderbouwing daarvan een bevestiging van een betalingsregeling van het incassobureau over.
Het standpunt van [gedaagde]
3.3.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] de werkzaamheden niet uitgevoerd. Er is op 11 april 2018 niemand verschenen. [gedaagde] heeft geen nieuwe afspraak gemaakt en hij heeft niets meer van [eiser] gehoord. De betalingsregeling die [eiser] heeft overgelegd, is hem onbekend.
Het oordeel van de kantonrechter
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser], gelet op de betwisting door [gedaagde], onvoldoende gesteld dat hij werkzaamheden heeft uitgevoerd waarvoor hij recht heeft op betaling. De kantonrechter licht dat oordeel als volgt toe.
3.5.
[gedaagde] heeft betwist dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Dat heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd weersproken. De offerte is op 30 januari 2018 ondertekend, dus daaruit kan niet worden opgemaakt of de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Het had op de weg van [eiser] gelegen om ten minste te stellen wie de werkzaamheden heeft uitgevoerd, hoelang de werkzaamheden hebben geduurd of op een andere manier te onderbouwen dát de werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Dat heeft [eiser] niet gedaan. Daarmee is vast komen te staan dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd.
3.6.
[eiser] heeft vervolgens niet gesteld dat hij recht heeft op betaling vóórdat er werkzaamheden zijn uitgevoerd. Naar het oordeel van de kantonrechter ligt het voor de hand dat de aannemer ([eiser]) als eerste zijn prestatie moet leveren. Pas daarna is het de beurt aan de opdrachtgever ([gedaagde]) om te betalen. Aannemer en opdrachtgever kunnen dat natuurlijk anders afspreken door bijvoorbeeld een voorschotbetaling af te spreken. Maar zo’n afspraak is in dit geval niet gesteld of gebleken. Uit de offerte volgt een dergelijke afspraak in ieder geval niet. In de algemene voorwaarden van [eiser] is opgenomen dat alleen in het geval dat er pas na zes maanden na het sluiten van de overeenkomst kan worden begonnen met de uitvoering ervan, de opdrachtgever gehouden is om 35% van de overeengekomen prijs bij vooruitbetaling te voldoen (artikel 14 lid 6 van de algemene voorwaarden). Gesteld noch gebleken is dat deze bepaling van toepassing is. [eiser] heeft dan ook onvoldoende gesteld dat hij recht heeft op betaling vóór uitvoering van de werkzaamheden. Reeds om die reden zal de vordering worden afgewezen.
3.7.
De bevestiging van een betalingsregeling die [eiser] heeft overgelegd, maakt dit oordeel niet anders. Uit de betalingsregeling blijkt niet voor welke factuur de betalingsregeling is gesloten. Ook blijkt uit de bevestiging niet dat deze regeling met [gedaagde] is overeengekomen of dat deze aan [gedaagde] is verzonden. Dat met [gedaagde] een betalingsregeling is overeengekomen, heeft [eiser] dan ook – gelet op de betwisting van [gedaagde] – onvoldoende onderbouwd.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal de vordering van [eiser] worden afgewezen.
De proceskosten
3.9.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en wordt dan ook veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil, nu hij zonder professioneel gemachtigde heeft geprocedeerd.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2022. (SB)