ECLI:NL:RBOVE:2022:2930

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
C/08/276312 / HA ZA 22/22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen opdrachtgever en aannemer over de bouw van een woonark met betrekking tot gebreken en aansprakelijkheid

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een opdrachtgever en een aannemer over de bouw van een woonark. De partijen hebben in 2017 een overeenkomst gesloten waarbij de aannemer de woonark zou bouwen en leveren. Na oplevering zijn er verschillende gebreken aan de woonark geconstateerd, waaronder vochtproblemen en tekortkomingen in de isolatie. De opdrachtgever, aangeduid als [eiser 1] c.s., heeft de aannemer, aangeduid als [gedaagde], aangeklaagd voor schadevergoeding als gevolg van deze gebreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opdrachtgever onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de aannemer tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelt dat de aannemer niet aansprakelijk is voor de gebreken, omdat de opdrachtgever verantwoordelijk was voor de tekeningen en het ontwerp. De rechtbank wijst de vorderingen van de opdrachtgever af en veroordeelt hen in de proceskosten van de gedaagde partij. De uitspraak is gedaan door mr. C.A. de Beaufort op 28 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/276312 / HA ZA 22/22
Vonnis van 28 september 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,wonende in [woonplaats] ,

2.
[eiser 2],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij, hierna gezamenlijk te noemen [eiser 1] c.s.,
advocaat: mr. O.R. van Hardenbroek
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.W. van der Linde.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 maart 2022, waarbij de mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte overlegging producties aan de kant van [eiser 1] c.s.;
- de mondelinge behandeling van 21 juni 2022, waarbij door [eiser 1] c.s. pleitaantekeningen zijn overgelegd en waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding en korte samenvatting van de beslissing

2.1.
Partijen hebben in 2017 een overeenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] , in opdracht en voor rekening van [eiser 1] c.s., een woonark zou bouwen en leveren. Op enig moment is er een meningsverschil tussen partijen ontstaan, waarna een gerechtelijke procedure als ook mediation heeft plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in twee nadere overeenkomsten waarin partijen verdere afspraken hebben gemaakt over de (af)bouw en levering van de woonark. De laatst gemaakte afspraken komen er kort gezegd op neer dat [gedaagde] de woonark voor 80% zou afbouwen in [plaats 1] , waarna [eiser 1] c.s. het transport van de woonark naar [plaats 2] en de overige 20% van de werkzaamheden voor hun rekening zouden nemen.
2.2.
Volgens [eiser 1] c.s. zijn er tijdens de werkzaamheden in [plaats 2] verschillende gebreken en tekortkomingen aan het licht gekomen. In deze procedure vorderen [eiser 1] c.s. betaling van de schade die zij als gevolg van de gebreken en tekortkomingen hebben geleden.
2.3.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser 1] c.s. af. Voor wat betreft de isolatie- en condensatieproblemen is de rechtbank van oordeel dat [eiser 1] c.s. onvoldoende hebben onderbouwd dat [gedaagde] een uitvoeringsfout heeft gemaakt, en daardoor aansprakelijk is voor de schade als gevolg van deze problemen. Met betrekking tot het vochtprobleem is de rechtbank van oordeel dat er onzekerheid bestaat voor wat betreft de oorzaak daarvan, en dat gelet daarop [eiser 1] c.s. onvoldoende hebben onderbouwd dat [gedaagde] is tekortgeschoten en daardoor aansprakelijk is. De overige door [eiser 1] c.s. aangevoerde problemen leiden evenmin tot aansprakelijkheid van [gedaagde] .
2.4.
Dit verkort weergegeven oordeel zal hierna uitgebreider worden gemotiveerd.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben op 14 juli 2017 een overeenkomst gesloten met betrekking tot een door [gedaagde] nieuw te bouwen ‘watervilla’ (hierna: de woonark). In deze overeenkomst staat onder meer het volgende:
“De werkzaamheden zijn berekend op basis van de hieronder genoemde tekeningen en bijgaande technische omschrijving met inachtneming van de in deze opdrachtbevestiging genoemde preferente overige bepalingen en bijgeleverde offertes van de installateurs ( [A] en [B] ):
Tekeningen en documenten +31ARCHITECTS
(…)
En de bijgaande technische omschrijving (d.d. 16 november 2016) van +31 ARCHITECTS
(…)
Maatvoering, berekeningen, en tekenwerk:
(…) De tekeningen behorend bij deze opdrachtbevestiging zijn de basis voor de verdere uitwerking van het plan. Bij de verdere uitwerking van de tekeningen voor de woonark zal het tekenwerk en de detaillering in gezamenlijk overleg plaatsvinden. Door [gedaagde] worden de tekeningen aangeboden ter goedkeuring, de wijzigingen tijdens de besprekingsronde worden verwerkt, waarna de tekening zonder meerkosten definitief is. Bij onduidelijkheid uit de ontvangen beknopte werkomschrijving is de opdrachtbevestiging van [gedaagde] leidend.
(…)
Bouwbesluit:
De nieuwe woonark dient te voldoen aan het bouwbesluit.
Voor de woonark is door de architect een omgevingsvergunning aangevraagd die nog moet worden verleend en die voldoet aan het bouwbesluit. De gemeente toetst de tekeningen en berekeningen op het bouwbesluit en keurt deze goed. Het risico van het wel of niet voldoen aan het bouwbesluit ligt derhalve niet bij aannemer.”
3.2.
Op 30 januari 2017 heeft de [gemeente] , een omgevingsvergunning voor onder meer het bouwen van de woonark verleend.
3.3.
De aanneemsom bedroeg € 426.180,00. Als uiterlijke opleverdatum zijn partijen 16 juli 2018 overeengekomen.
3.4.
De overeengekomen opleverdatum van 16 juli 2018 is niet gehaald. [eiser 1] c.s. hebben [gedaagde] in rechte betrokken, wat heeft geresulteerd in een minnelijke regeling van 2 oktober 2019. In 2020 heeft er tussen partijen mediation plaatsgevonden, wat heeft geresulteerd in nadere afspraken van 15 september 2020. Zowel de minnelijke regeling als de afspraken na mediation zijn vastgelegd in een proces-verbaal.
3.5.
Op 13 november 2020 heeft oplevering van de woonark plaatsgevonden. [gedaagde] heeft van deze oplevering een rapport opgemaakt, welk opleverrapport door partijen is ondertekend. In dit rapport staan 46 opleverpunten genoemd. [eiser 1] c.s. heeft een lijst met 120 opleverpunten opgesteld. Deze lijst is enkel door [eiser 1] c.s. ondertekend.
3.6.
Begin december 2020 is de woonark verplaatst naar [plaats 2] . Op 19 januari 2021 hebben [eiser 1] c.s. een ingebrekestelling gestuurd naar [gedaagde] . Bij e-mail van 20 januari 2021 heeft [gedaagde] op deze ingebrekestelling gereageerd. Ook heeft [gedaagde] op 20 januari 2021 een bezoek gebracht aan de woonark van [eiser 1] c.s. in [plaats 2] .
3.7.
[eiser 1] c.s. hebben verschillende deskundigen ingeschakeld. Pompe Lekdetectie Nederland B.V. heeft op 11 maart 2021 een meetrapport met betrekking tot de vochtigheid van de wanden van de woonark uitgebracht. Fula, een Belgisch bedrijf dat onder meer technisch forensisch onderzoek doet, heeft water afkomstig uit de spouwmuur van de woonark onderzocht en van dit onderzoek op 15 maart 2021 een rapport uitgebracht. Humida, een Belgisch expertisebureau voor vocht, heeft op 12 april 2021 een rapport uitgebracht met betrekking tot vocht in de woonark. De heer ir. [C] heeft op 28 oktober 2021 een rapport uitgebracht over ‘oorzaak vochtproblemen en toetsing aan eisen Bouwbesluit’.
3.8.
[eiser 1] c.s. hebben de woonark in augustus 2021 betrokken.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 1] c.s. vorderen – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 127.273,00, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, te vermeerderen met rente. Daarnaast vorderen [eiser 1] c.s. een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor betaling van onder punt 6.4.1. van de dagvaarding genoemde PM posten en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal voor zover dit voor de beoordeling van belang is hierna worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Deze zaak draait in de kern om de vraag of [gedaagde] gehouden is tot betaling van diverse kosten die [eiser 1] c.s. met betrekking tot de woonboot heeft gemaakt nadat deze is getransporteerd naar [plaats 2] . Bij de beoordeling van die vraag zal de rechtbank de door [eiser 1] c.s. gehanteerde volgorde en onderverdeling van gestelde problemen en kosten aanhouden.
Overtreding van het Bouwbesluit (isolatieprobleem I en II, condensatie)
5.2.
[eiser 1] c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] meerdere malen het Bouwbesluit heeft overtreden. Hiertoe hebben [eiser 1] c.s. – kort samengevat – aangevoerd dat in januari 2021 is gebleken dat muren van de woonark nat waren. Na onderzoek van deskundige [C] is gebleken dat de woonark op verschillende vlakken niet voldoet aan het Bouwbesluit, met name op het gebied van isolatie, koudebrug en de luchtdichtheid. Zo voldoet de woonark volgens [eiser 1] c.s. niet aan de in het Bouwbesluit genoemde minimumvereisten met betrekking tot koudebrug, waardoor warmteverlies optreedt en condensvorming kan ontstaan. Daarnaast voldoen meerdere constructies van de woonark niet aan de vangneteisen gesteld in het Bouwbesluit, waardoor warmteverlies optreedt door muren, vloer en plafond. Het gevolg hiervan is dat een eventuele overstap naar een warmtepomp financieel gezien niet mogelijk is. Verder zijn volgens [eiser 1] c.s. door [gedaagde] regels van het Bouwbesluit met betrekking tot luchtdichtheid overtreden, waardoor condensatie in de constructie optreedt. Volgens [eiser 1] c.s. had [gedaagde] met betrekking tot het niet voldoen aan het Bouwbesluit een meldingsplicht, en heeft [gedaagde] niet aan deze meldingsplicht voldaan.
5.3.
[eiser 1] c.s. hebben verschillende nader te bepalen kosten opgesomd, die gemaakt moeten worden om deze gebreken dan wel tekortkomingen weg te nemen. [eiser 1] c.s. vorderen een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor betaling van deze kosten.
5.4.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en daartoe – kort samengevat – de volgende punten naar voren gebracht. Volgens [gedaagde] is het Bouwbesluit bij wet van 1 januari 2018 op woonboten van toepassing verklaard, maar is in overgangsrecht bepaald dat de nieuwe regelgeving niet van toepassing is op bestaande woonboten. Volgens [gedaagde] is het Bouwbesluit daarom niet op de woonark van toepassing. Voor zover dit verweer niet opgaat heeft [gedaagde] aangevoerd dat het risico van het niet voldoen aan het Bouwbesluit voor de aannemer contractueel is uitgesloten. Het rapport van [C] is door [gedaagde] gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [C] toetst aan het Bouwbesluit, welke normen volgens [gedaagde] niet op de woonark van toepassing zijn. Daarnaast zijn volgens [gedaagde] de rekenmethodes voor koudeberekeningen niet afgestemd op watercondities, oftewel in het water liggende woonarken. Voor wat betreft schimmel- en condensvorming heeft [gedaagde] aangevoerd dat deze problemen zich nog niet hebben voorgedaan, en dus niet-bestaande problemen zijn. Met betrekking tot de warmtepomp heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser 1] c.s. niet hebben aangegeven in de toekomst met een warmtepomp te willen gaan werken. [gedaagde] heeft verder opgemerkt dat de woonark bij oplevering niet afgebouwd of woonklaar was, maar voor 80% af was. Van die 80% hebben [eiser 1] c.s. volgens [gedaagde] een goed deel afgebroken, waarbij naast het slopen van een aantal muren een veelheid aan aanpassingen zijn gedaan.
5.5.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de toepasselijkheid van het Bouwbesluit als volgt. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (de zogeheten Haviltex-maatstaf, zie het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981AG4158). [gedaagde] wordt niet gevolgd in haar stelling dat de regels van het Bouwbesluit niet van toepassing zijn op de woonark. De vraag of op grond van de wet het Bouwbesluit van toepassing is op deze specifieke woonark doet namelijk niet ter zake, aangezien partijen expliciet zijn overeengekomen dat de woonark aan het Bouwbesluit dient te voldoen. [gedaagde] wordt ook niet gevolgd in haar stelling dat het risico van de aannemer voor het niet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit volledig is uitgesloten. In de laatste zin van de alinea onder het onderdeel ‘Bouwbesluit’ staat weliswaar dat het risico van het wel of niet voldoen aan het Bouwbesluit niet bij de aannemer ligt, maar naar het oordeel van de rechtbank betekent dit niet dat de aannemer met betrekking tot het Bouwbesluit geen enkel risico draagt. Die uitleg zou de eerste zin van deze alinea, waarin partijen zijn overeengekomen dat de woonark aan het Bouwbesluit dient te voldoen, zinledig maken. Het ligt daarom meer voor de hand dat deze laatste zin ziet op de vergunningverlening. In de alinea staat verder namelijk dat de architect van het project de omgevingsvergunning voor de woonark heeft aangevraagd en dat de gemeente deze aanvraag toetst op basis van de tekeningen en berekeningen. Deze tekeningen en berekeningen zijn afkomstig van de architect en de constructeur, en niet van [gedaagde] . Naar het oordeel van de rechtbank moet daarom deze laatste zin van dit onderdeel in de overeenkomst zo worden uitgelegd dat deze uitsluiting van het risico voor het al dan niet voldoen aan het Bouwbesluit ziet op de vergunningverlening.
5.6.
Naar het oordeel van de rechtbank leiden de gestelde tekortkomingen met betrekking tot het Bouwbesluit – los van de vraag of tekortkomingen vast zijn komen te staan – niet tot aansprakelijkheid van [gedaagde] . Voor dit oordeel acht de rechtbank het volgende redengevend. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] de woonark zou bouwen op basis van tekeningen afkomstig van een architect en een constructeur, welke architect en constructeur door [eiser 1] c.s. zijn ingehuurd. Verder hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] werktekeningen zou maken. Het uitgangspunt in de wet is dat gebreken of ongeschiktheid van zaken, waaronder tekeningen, die de aannemer wel heeft gebruikt, maar die afkomstig zijn van de opdrachtgever, voor rekening komen van de opdrachtgever (artikel 7:760 leden 2 en 3 BW). Dit betekent dat [gedaagde] er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat zij de opdracht overeenkomstig de tekeningen van [eiser 1] c.s. diende te bouwen en dat fouten in de tekeningen van [eiser 1] c.s. die [gedaagde] heeft gebruikt, voor rekening komen van [eiser 1] c.s. Dit is alleen dan anders wanneer uit de afspraken tussen partijen of uit de wet anders voortvloeit. Dat partijen met de afspraak dat [gedaagde] de werktekeningen maakt, zijn afgeweken van dit uitgangspunt in de zin dat [gedaagde] de tekeningen van [eiser 1] c.s. steeds moest controleren en moest uitwerken in werktekeningen hebben [eiser 1] c.s. onvoldoende onderbouwd. Zo hebben [eiser 1] c.s. niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat de tekeningen van de architect en de constructeur onvoldoende gedetailleerd zijn om te kunnen uitvoeren en bijvoorbeeld niet toegelicht op welke onderdelen voor de uitvoering nadere detaillering nodig was geweest. Daar komt bij dat partijen onder punt 16 van de afspraken van 2 oktober 2019 zijn overeengekomen dat de verantwoordelijkheid voor het algehele ontwerp en details bij [eiser 1] c.s. ligt. Van een uitvoeringsfout van [gedaagde] met betrekking tot dit deel van de vordering is gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
5.7.
Voor zover [eiser 1] c.s. met de opmerking dat [gedaagde] de gestelde problemen met betrekking tot het Bouwbesluit had moeten melden een beroep hebben gedaan op de waarschuwingsplicht, geldt het volgende. [eiser 1] c.s. hebben de stelplicht en eventuele bewijslast dat op [gedaagde] een waarschuwingsplicht rust. Met de enkele stelling dat [gedaagde] afwijkingen ten opzichte van het Bouwbesluit moest melden hebben [eiser 1] c.s. naar het oordeel van de rechtbank niet aan hun stelplicht voldaan. Zo hebben [eiser 1] c.s. niet toegelicht op welk moment of naar aanleiding waarvan [gedaagde] had moeten waarschuwen. Zoals hiervoor is overwogen is er ten aanzien van de gestelde tekortkomingen met betrekking tot het Bouwbesluit geen sprake geweest van een uitvoeringsfout van [gedaagde] . Gelet daarop hebben [eiser 1] c.s. onvoldoende gemotiveerd gesteld dat en wanneer [gedaagde] de gestelde afwijkingen van het Bouwbesluit kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Zoals hiervoor overwogen rustte op [gedaagde] niet de verplichting de tekeningen te controleren. Gelet hierop heeft [gedaagde] geen waarschuwingsplicht geschonden.
5.8.
Gelet op het voorgaande is [gedaagde] niet aansprakelijk voor de gevolgen van het (al dan niet) overtreden van het Bouwbesluit. [eiser 1] heeft de kosten van het oplossen van het met het overtreden van het Bouwbesluit samenhangende isolatieprobleem niet kunnen becijferen en daarom in dat verband een PM- post in de dagvaarding opgenomen. De door [eiser 1] c.s. gevorderde verklaring voor recht heeft daar betrekking op. Dit deel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
Het vochtprobleem
5.9.
[eiser 1] c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor vochtproblemen in en aan de woonark en dat [gedaagde] deze vochtproblemen voor [eiser 1] c.s. verborgen heeft gehouden. [eiser 1] c.s. vorderen hiervoor veroordeling van [gedaagde] tot betaling van in totaal € 73.283,00 aan kosten die zij in verband met het vochtprobleem hebben gemaakt, onder meer bestaande uit onderzoeks-en herstelkosten. [eiser 1] c.s. vorderen daarnaast veroordeling tot betaling van een nog nader te bepalen bedrag aan kosten voor het geval blijkt dat het condensatieprobleem als gevolg van het vocht nog niet is opgelost. Hiertoe hebben [eiser 1] c.s. – kort samengevat – het volgende aangevoerd. De woonark heeft lange tijd zonder dat er werkzaamheden werden verricht open gelegen en is tijdens die periode, als ook tijdens de bouw, niet beschermd tegen vocht. Dit heeft voor degradatie van de gebruikte materialen gezorgd. [gedaagde] heeft volgens [eiser 1] c.s. de toegang tot de bouw ontzegt en daardoor de vochtproblemen in de benedenverdieping van de woonark voor [eiser 1] c.s. verborgen gehouden. Vervolgens heeft [gedaagde] verzuimd om tijdens de mediation en de oplevering te noemen dat muren van de woonark nog nat waren en dat er sprake was van vochtproblemen. Omdat [gedaagde] niet wilde meewerken hebben [eiser 1] c.s. zelf onderzoek gedaan, en onderzoek laten doen, naar de oorzaak van de vochtproblemen. Tijdens deze onderzoeken is gebleken dat er vocht in de muren zat, als ook dat er vocht in de spouwmuur aanwezig was. Door dit vocht moesten de werkzaamheden aan de woonark die nog moesten gebeuren worden stopgezet. [eiser 2] was genoodzaakt zijn zakelijke activiteiten te stoppen en zich volledig op het probleem in de woonark te richten. [eiser 1] c.s. hebben een bedrijf ingeschakeld om de spouwmuur droog te krijgen, hiervoor zijn honderdtwintig gaten in de muur geboord. Door [eiser 1] c.s. zijn voor het achterhalen van de oorzaak en de herkomst van het vocht verschillende deskundigen ingeschakeld. Pompe Lekdetectie heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van lekke leidingen in de woonark en dat het vocht in de woonark overtollig bouwvocht is, afkomstig uit de bouwperiode in [plaats 1] . Droogspecialist geeft aan dat het stucwerk de vochtige muren maskeert en vocht opsluit. Humida vermeldt slechte luchtdichtheid en geen goede dampdichtheid van de muren, slechte isolatie aan de voeten van de muren resulterende in een koudebrug, slechte isolatie en het natregenen van de bouwstoffen. Het vocht komt volgens Humida van regen uit de bouwperiode en condensatie van warme lucht uit de binnenruimte in de spouwmuur. Humida concludeert dat allerlei problemen aanwezig zijn in het ontwerp en de uitvoering en vindt dat [gedaagde] haar werk niet goed gedaan heeft, aldus de weergave door [eiser 1] c.s. van het rapport van Humida. Volgens [eiser 1] c.s. sluit Fula verschillende bronnen waar het vocht vandaan zou kunnen komen uit en denkt dat het vocht al geruime tijd in de spouwmuur staat, en dus uit [plaats 1] moet komen. Naast vocht is er door [eiser 1] c.s. ook in totaal bijna vijfendertig kilogram klei/modder uit de spouwmuur gehaald.
5.10.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en daartoe – kort samengevat – de volgende punten naar voren gebracht. Dat onderdelen en materialen langer buiten hebben gelegen dan te doen gebruikelijk is vervelend, maar niet aan [gedaagde] te wijten. [gedaagde] heeft zo snel aan de ark gewerkt als [eiser 1] c.s. haar toeliet. Tijdens de bouw hebben [eiser 1] c.s. hierover geen opmerkingen gemaakt. Afbouw van woonarken wordt door [gedaagde] altijd in de open lucht gedaan, waarbij het gebruik van een pomp de aangewezen manier is om overvloedig regenwater te verwijderen. Dat in dit geval de ark langer dan gebruikelijk heeft buiten gelegen kon [gedaagde] niet voorzien en kan alleen [eiser 1] c.s. verweten worden. [gedaagde] heeft [eiser 2] op enig moment van de werkzaamheden geweerd omdat hij met zijn aanwezigheid de bouw verstoorde en werknemers van [gedaagde] irriteerde. [gedaagde] ontkent niet dat er een probleem kan zijn geweest met vocht in de woonark, dit probleem kan echter diverse oorzaken hebben. De woonark was bij oplevering droog, en is ook door [eiser 1] c.s. zelf droog verklaard (in hun e-mailbericht aan [gedaagde] van 5 maart 2020, productie 46). Bovendien is de stukadoor aan de gang gegaan en er kan pas gestuukt worden als een muur droog is. Het vocht is pas na transport en afmeren in [plaats 2] aan het licht gekomen, voor [gedaagde] is de meest logische verklaring dat het vocht tijdens het sleeptransport in de woonark terecht is gekomen en vanwege scheefstand in [plaats 2] naar een kant is gestroomd. Ook is er met het aanbrengen van een cementvloer door [eiser 1] c.s. veel vocht in de woonark terecht gekomen, naast vocht dat afkomstig kan zijn van het mengwater bij het stuken. [gedaagde] noemt ook nog hevige sneeuw- en regenbuien na de oplevering als mogelijke oorzaak van het vochtprobleem. [gedaagde] is niet op de hoogte geweest van vocht in de woonark en heeft dit dus ook niet voor [eiser 1] c.s. kunnen verzwijgen. Dat [gedaagde] niet wilde meewerken aan een oplossing wordt door [gedaagde] betwist.
5.11.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat er op enig moment een probleem met vocht is ontstaan in de woonark, hebben [eiser 1] c.s. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] daarvan op de hoogte was en dat [gedaagde] dit willens en wetens voor [eiser 1] c.s. verborgen heeft gehouden. De stellingen van [eiser 1] c.s., noch de conclusies uit de deskundigenrapporten, kunnen die conclusie dragen. Overigens verbinden [eiser 1] c.s. geen directe consequenties aan hun stelling dat [gedaagde] op de hoogte was van het vocht in de woonark. [eiser 1] c.s. leggen daarnaast, zo begrijpt de rechtbank, aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomsten omdat zij na aankomst van de woonark in [plaats 2] een probleem met vocht in de woonark, en modder dan wel klei in de spouwmuur, hebben geconstateerd. Op [eiser 1] c.s. rust de stelplicht en bewijslast van hun stelling dat deze constateringen een gevolg zijn van tekortschieten van [gedaagde] .
5.12.
Doorslaggevend voor de beoordeling of aan de zijde van [gedaagde] sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst is de beantwoording van de vraag of het na het transport naar [plaats 2] van de woonark vastgestelde en door [gedaagde] niet betwiste vochtprobleem een aan [gedaagde] toe te rekenen oorzaak heeft.
5.13.
Met wijzen op de houding van [eiser 1] c.s. met betrekking tot het drooghouden van de woonark tijdens de bouw in [plaats 1] komt [gedaagde] er niet met zijn betwisting van de stellingen van [eiser 1] c.s. op dit punt. [gedaagde] is van mening dat [eiser 1] c.s. het aan zichzelf te wijten hebben indien in de bouwperiode in [plaats 1] vocht in de woonark is gekomen. Want wat er ook zij van de afspraken die [eiser 1] c.s. en [gedaagde] in de periode over het drooghouden en afdekken van de woonark gemaakt hebben, [gedaagde] is immers als aannemer in beginsel verantwoordelijk gebleven voor het opleveren van een woonark zonder vochtprobleem. [gedaagde] onderschrijft dat ook met zijn eigen stelling over het verwijderen van regenwater met een pomp.
5.14.
De rechtbank dient derhalve nog steeds de vraag of het vochtprobleem voor het transport onder verantwoordelijkheid van [gedaagde] ontstaan is, te beantwoorden.
5.15.
[gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat voor het transport naar [plaats 2] geen sprake van een vochtprobleem was gewezen op het ‘droogverklaren’ door [eiser 1] c.s. en op het verrichten van stucwerk. De betekenis van de e-mail van [eiser 1] c.s. van 5 maart 2020 is naar het oordeel van de rechtbank beperkt. Daaruit volgt dat [eiser 1] c.s. informatie van [D] gekregen hebben dat de wanden en plafonds dicht kunnen en verder staat slechts in het bericht zonder nadere aanduiding “
Fijn dat alles droog is”. Bovendien hebben [eiser 1] c.s. de producties 59 tot en met 61 in het geding gebracht, waarin voornoemde [D] uitlegt dat hij geen vochtmetingen heeft kunnen uitvoeren. Uit de hiervoor genoemde door [eiser 1] c.s. genoemde rapportage volgt echter niet eenduidig dat het vochtprobleem ontstaan is voor het transport door een aan [gedaagde] toe te rekenen omstandigheid. Zo wijst het rapport van Humida weliswaar op fouten in het ontwerp van de woonark, maar over het vocht vermeldt het rapport het volgende:
“De gemelde vochtschade is echter van die aard dat er minstens sprake is van een ongeoorloofde en niet aanvaardbare gevolgschade. De bewoner haalt 500 – 600 ml per dag uit de spouwmuur. Als de verwarming uitgezet wordt stopt de vochtproductie, wat een dubbele bewijsvoering is voor de bouwfysische vaststellingen. Lekdetecties hebben geen lekkages kunnen vinden aan de aan- en afvoerleidingen”.Daar kan de rechtbank, zeker nu het rapport dateert van 12 april 2021, geen aan [gedaagde] toe te rekenen oorzaak van het vochtprobleem in lezen. De hiervoor genoemde conclusie van Fula staat niet in het rapport van Fula en is veeleer een conclusie die [eiser 1] c.s. zelf formuleren. Veel gewicht kan de rechtbank daar dan ook niet aan toekennen. De conclusie in het rapport van Pompe Lekdetectie is stelliger; volgens deze deskundige is tijdens de bouwtijd de spouwmuur vol geregend. Waar Pompe Lekdetectie deze conclusie op baseert kan de rechtbank echter niet uit het rapport opmaken. Daarmee komt dan ook niet vast te staan dat het vocht in de woonark terechtgekomen is vóór het transport naar [plaats 2] .
5.16.
In aanvulling op het voorgaande geldt nog het volgende. [gedaagde] heeft een aantal mogelijke oorzaken van het vochtprobleem genoemd: tijdens het transport kan een hoeveelheid water in de woonark binnengekomen zijn, het water kan in de woonark geraakt zijn bij het leggen van een cementvloer of het uitvoeren van – naar de rechtbank begrijpt – later stucwerk na het transport en het water kan bij sneeuw- of regenbuien in de woonark gekomen zijn. Dat het leggen van de cementvloer het vochtprobleem veroorzaakt heeft hebben [eiser 1] c.s. met hun productie 65 (water is opgenomen in cement/folie onder de vloer) voldoende weerlegd. Dat het vocht afkomstig zou kunnen zijn van (later) stucwerk hebben [eiser 1] c.s. echter niet (voldoende) betwist. Hetzelfde geldt voor het binnenkomen van water tijden het transport van de woonark naar [plaats 2] . Het enkele feit dat het aangetroffen water niet uit de Amstel afkomstig kan zijn, zoals beschreven in het rapport van Fula, is daartoe - nu het transport van [plaats 1] naar [plaats 2] plaatsvond - niet toereikend. Dat er sneeuw- en regenbuien waren na aankomst in [plaats 2] hebben [eiser 1] c.s. zelf in hun e-mailbericht van 18 januari 2021 beschreven (productie 22). Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [eiser 1] c.s. niet hebben kunnen aantonen dat het vochtprobleem te wijten is aan een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst jegens [eiser 1] c.s. De rechtbank zal [eiser 1] c.s. niet in de gelegenheid stellen nader bewijs te leveren, nu zij daartoe geen aanbod hebben gedaan. De rechtbank zal de vordering van [eiser 1] c.s. voor zover deze verband houdt met het vochtprobleem dan ook afwijzen.
Overige problemen
5.17.
[eiser 1] c.s. hebben aangevoerd dat [gedaagde] diverse punten uit de aanneemovereenkomst, dan wel de nadere overeenkomsten, dan wel de door hun opgestelde opleverlijst niet is nagekomen. [eiser 1] c.s. vorderen vergoeding door [gedaagde] van de kosten die [eiser 1] c.s. met betrekking tot deze punten gemaakt hebben, in totaal een bedrag van € 27.520,00. De rechtbank zal deze punten hierna individueel beoordelen en daarbij de volgorde aanhouden die [eiser 1] c.s. in hun dagvaarding hebben aangehouden.
Terrastegels en schommelhaak
5.17.1.
Volgens [eiser 1] c.s. heeft [gedaagde] nagelaten om voor oplevering een schommelhaak en rubber terrastegels te leveren en aan te brengen, zoals partijen tijdens mediation zijn overeengekomen. [gedaagde] heeft betwist dat zij op deze punten is tekortgeschoten. Daartoe heeft [gedaagde] aangevoerd dat in de mediationovereenkomst staat dat deze punten conform technische omschrijving en opdrachtbevestiging moeten worden aangebracht, maar dat de schommelhaak niet in die technische omschrijving staat en dat daarin voor wat betreft de tegels staat dat deze niet meer geleverd hoeven te worden. Gelet op deze gemotiveerde betwisting door [gedaagde] lag het op de weg van [eiser 1] c.s. om hun standpunt nader te onderbouwen. Nu zij dit niet gedaan hebben, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Tekeningen
5.17.2.
Volgens [eiser 1] c.s. zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] hun alle tekeningen van het project zou doen toekomen, en dat zij hiervoor een bedrag van € 5.000,00 hebben betaald. [gedaagde] heeft betwist dat zij op dit punt is tekortgeschoten en heeft daartoe aangevoerd dat zij alle tekeningen die zij had aan [eiser 1] c.s. verstrekt heeft en dat er geen verband is tussen de betaling van het bedrag van € 5.000,00 en de tekeningen, maar dat deze betaling zag op meerwerk. De rechtbank wijst dit deel van de vordering af, aangezien [eiser 1] c.s. niet hebben weersproken dat [gedaagde] alle tekeningen die zij had heeft afgegeven en zij na betwisting daarvan door [gedaagde] het betaalde bedrag van € 5.000,00 niet van een nadere onderbouwing hebben voorzien.
Kozijnen badkamer
5.17.3.
Volgens [eiser 1] c.s. heeft [gedaagde] , onder verwijzing naar hun eigen opleverlijst, de (aansluiting van de) kozijnen van de badkamer niet volgens afspraak gemaakt. [gedaagde] heeft geen rekening gehouden met de afwerking, waarvoor [eiser 1] c.s. hadden gekozen. De rechtbank wijst dit deel van de vordering af, nu [gedaagde] gesteld heeft dat [eiser 1] c.s. op een later moment voor een andere afwerking van de muren hebben gekozen, waardoor er een andere aansluiting met de kozijnen nodig was. [eiser 1] c.s. hebben weliswaar verwezen naar het bouwverslag van februari 2020, waarin die andere afwerking beschreven staat, maar daarmee hebben [eiser 1] c.s. naar het oordeel van de rechtbank de stelling van [gedaagde] , dat zij op een later moment voor die afwerking gekozen hebben, onvoldoende weersproken. Gelet hierop is niet vast komen te staan dat [gedaagde] op dit punt is tekortgeschoten.
Rvs bak
5.17.4.
Volgens [eiser 1] c.s. diende [gedaagde] een rvs bak te leveren. Hierbij verwijzen [eiser 1] c.s. naar hun eigen opleverlijst en de technische omschrijving die onderdeel is van de afspraken die partijen tijdens mediation hebben gemaakt. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat dit punt is komen te vervallen. De rechtbank overweegt als volgt. [eiser 1] c.s. verwijzen naar de technische omschrijving, waarin enkel over een pvc bak wordt gesproken. [eiser 1] c.s. hebben zelf gesteld dat partijen hebben afgesproken dat de pvc bak zou komen te vervallen. Nu verder niet gesteld of gebleken is op grond waarvan [gedaagde] een rvs bak zou moeten leveren, wijst de rechtbank dit deel van de vordering af.
Sluiting/bediening van de ramen
5.17.5.
[eiser 1] c.s. stellen dat de elektronische aansturing van de ramen niet werkt. [eiser 1] c.s. voegen daaraan toe dat dit als opleverpunt opgenomen is zowel in de opleverlijst van [eiser 1] c.s. als in die van [gedaagde] . De kozijnen zijn naar de leverancier van het elektronisch systeem gestuurd, die het weer werkend gemaakt heeft. Het systeem bleek echter wederom niet te werken toen de kozijnen in de woonark geïnstalleerd waren. [gedaagde] stelt dat de sluiting van de ramen bij de na-oplevering naar behoren is opgelost en dat de ramen te openen en te sluiten waren. [gedaagde] wijst erop dat [eiser 1] c.s. dit punt niet in hun ingebrekestelling van 19 januari 2021 (productie 21) opgenomen hebben en er pas op teruggekomen zijn na hun eigen werkzaamheden in de woonark en dat in de overeenkomst van opdracht staat dat de garanties door de leverancier van de producten wordt gegeven. [gedaagde] verweert zich verder met de stelling dat dit voor rekening en risico van [eiser 1] c.s. komt omdat in de overeenkomst tussen partijen van 2 oktober 2019 (productie 2) staat dat het mechanisme van de draaikiepramen volgens bestek gemaakt en geïnstalleerd wordt, waarbij [E] de technische specificaties van het mechanisme levert, het uitzoekt bij de leverancier en een aantal foto’s naar [gedaagde] stuurt. De heer [E] heeft dus namens [eiser 1] c.s. via [gedaagde] aan de leverancier de opdracht verstrekt. Weliswaar is de elektronische aansturing van de ramen zowel in de opleverlijst van [eiser 1] c.s. (productie 33) als in de opleverlijst van [gedaagde] (productie 34) opgenomen, maar in de brief van [eiser 1] c.s., waarin zij niet afgehandelde opleverpunten opgenomen hebben (87), staat alleen nog maar over de elektronische dat het gaat om “uitleggen van de werking van mechanische opening/noodprocedure van het raam”. Dat sluit aan op de opmerkingen van [gedaagde] dat na de elektronische aansturing van de ramen oplevering in orde heeft gemaakt en dat [eiser 1] c.s. in hun brief van 19 januari 2021 (productie 21) deze niet opgenomen hebben. De rechtbank verbindt hieraan de slotsom dat [eiser 1] c.s. hier een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd hebben, zodat zij de vordering op dit punt zal afwijzen. Het verdere verweer van [gedaagde] kan onbesproken blijven.
Afmetingen van de woonark
5.17.6.
[eiser 1] c.s. hebben naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat dit punt een probleem oplevert en op grond waarvan [gedaagde] in dat geval aansprakelijk zou zijn.
Scheur in raam bovenverdieping en niet lakken van de binnendeuren
5.18.
[eiser 1] c.s. stellen dat in [plaats 2] bleek dat er een (thermische) scheur in een raam in de bovenverdieping zat. Volgens [eiser 1] c.s. was de ruit al kapot toen [gedaagde] , dan wel de leverancier, deze in de sponning zette. Volgens [gedaagde] was de ruit heel ten tijde van de oplevering. [gedaagde] wijst erop dat de garantievoorwaarden van de leverancier aan [eiser 1] c.s. overgegaan zijn. Daarnaast is de oorzaak van de scheur onbekend, aldus [gedaagde] . [eiser 1] c.s. achten het niet volgens overeenkomst lakken van de binnendeuren in de woning eveneens een gebrek. Volgens [gedaagde] wilden [eiser 1] c.s. binnendeuren van dezelfde leverancier als die van het kozijnensysteem en hebben geaccepteerd dat - zo begrijpt de rechtbank - het lakken niet in de opleverlijst opgenomen is. In de overeenkomst staat dat zaken als binnendeuren af fabriek voorzien zijn van een standaard verfbehandeling.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , waar [eiser 1] c.s. niet nader op in zijn gegaan, zal de rechtbank deze onderdelen van de vordering afwijzen.
Multiplexplaten en isolatiemateriaal
5.19.
Volgens [eiser 1] c.s. ontbreken multiplexplaten, ontbreekt isolatie in de muren en is goedkoper isolatiemateriaal gebruikt. Volgens [gedaagde] zijn de multiplexplaten weldegelijk geplaatst en is de overeengekomen isolatie aangebracht. [gedaagde] stelt dat de woonark rondom geïsoleerd is met Kooltherm K8 en conform de technische omschrijving in de opbouw een andere isolatie is toegepast.
5.20.
De rechtbank wijst de vordering op deze punten af, aangezien [gedaagde] deze punten gemotiveerd betwist heeft en [eiser 1] c.s. hun stelling daarop niet nader hebben onderbouwd.
Schilderen en stuken achter raamsluitingen
5.21.
Bij het openen van ramen bleek achter sluitingen niet geschilderd of gestuukt, aldus [eiser 1] c.s. Omdat [eiser 1] c.s. dit, zoals zij zelf zeggen, niet opgenomen hebben als een schadepost laat de rechtbank dit verder buiten bespreking.
Gebreken tijdens onderhoudstermijn
5.22.
[eiser 1] c.s. vorderen herstelkosten voor gebreken die volgens [eiser 1] c.s. binnen de onderhoudstermijn vallen en dus voor rekening van [gedaagde] komen.
5.22.1.
Voor wat betreft de scheuren in de wand van ruimte 0.2 en de badkamer overweegt de rechtbank als volgt. [eiser 1] c.s. hebben aangevoerd dat [gedaagde] op de plek in ruimte 0.2 waar een scheur is ontstaan, een dilatatie had moeten aanbrengen. [gedaagde] heeft dit op haar beurt betwist door aan te voeren dat zij voldoende dilataties heeft aangebracht, en dat het daarnaast niet is uitgesloten dat de scheur tijdens het transport van de woonark naar [plaats 2] is ontstaan. Voor wat betreft de scheur in de badkamer heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser 1] c.s. de afwerking in eigen beheer heeft uitgevoerd en om die reden voor hun rekening moet komen. Gelet op deze gemotiveerde betwisting lag het op de weg van [eiser 1] c.s. om hun vordering op dit punt nader te onderbouwen. Nu zij dit niet hebben gedaan wijst de rechtbank dit deel van de vordering af.
5.22.2.
Volgens [eiser 1] c.s. was het dak lek. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat [eiser 1] c.s. de garantie daarvan hebben overgenomen, zodat de rechtbank dit deel van de vordering als onvoldoende onderbouwd afwijst.
5.22.3.
De kosten met betrekking tot installatiewerkzaamheden zijn door [eiser 1] c.s. eveneens onvoldoende onderbouwd. Niet onderbouwd is namelijk om welke ‘laatste werken’ van de W-installateur het precies gaat, en welke kosten er precies gemaakt zijn ‘om zaken opgelost te krijgen’. Dit deel van de vordering wijst de rechtbank dan ook af.
Vertragingskosten
5.23.
[eiser 1] c.s. vorderen een bedrag van in totaal € 26.469 aan vertragingskosten, waarvan € 25.000,00 aan gederfd woongenot en € 1.469,00 aan dubbele huisvestingskosten. De rechtbank wijst dit deel van de vordering af, aangezien dit een vorm van schadevergoeding betreft en gelet op het voorgaande aansprakelijkheid van [gedaagde] , en dus een wettelijke verplichting tot schadevergoeding, niet is vast komen te staan.
Tot slot
5.24.
Omdat [eiser 1] c.s. deze procedure verliezen, moeten zij de proceskosten van [gedaagde] betalen. Deze kosten worden vastgesteld op € 5.737,00 aan griffierecht en € 3.540,00 aan advocaatkosten (tweemaal het tarief van € 1.770,00, voor de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling), in totaal € 9.277,00.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] vastgesteld op € 9.277,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW indien betaling niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis plaatsvindt, tot aan de dag van volledige betaling;
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022. (wv)