In deze zaak tussen [A] c.s. en Vakmanwerkt Projecten B.V. betreft het een geschil over de uitvoering van een overeenkomst van aanneming van werk. De rechtbank Overijssel oordeelt dat partijen hebben gedwaald bij het aangaan van een minnelijke regeling. De eisende partijen, [A] c.s., hebben op 31 januari 2019 een overeenkomst gesloten met Vakmanwerkt voor het uitvoeren van werkzaamheden aan hun schuur. Na klachten over de uitvoering hebben partijen op 22 oktober 2020 een schikking getroffen, maar Vakmanwerkt heeft de overeengekomen werkzaamheden niet naar behoren uitgevoerd. [A] c.s. vorderen wijziging van de overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden en dwaling, en verzoeken de rechtbank om Vakmanwerkt te veroordelen tot het verwijderen en opnieuw aanbrengen van de betonvloer in de schuur. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van wederzijdse dwaling, omdat beide partijen ten tijde van de schikking een verkeerde voorstelling van zaken hadden. De rechtbank wijzigt de overeenkomst en verplicht Vakmanwerkt om de betonvloer door een gespecialiseerd bedrijf te laten verwijderen en opnieuw aan te brengen binnen drie maanden na betekening van het vonnis, op straffe van een direct opeisbare boete. Daarnaast worden de vorderingen van [A] c.s. met betrekking tot de groepenkast en de expertisekosten toegewezen, terwijl de stallingskosten worden afgewezen. Vakmanwerkt wordt veroordeeld in de proceskosten.