ECLI:NL:RBOVE:2022:296

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
9503290 \ CV EXPL 21-2502
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van kinderopvangovereenkomst en informatieplicht

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Columbus Junior West-Twente B.V. betaling van facturen voor kinderopvang. De gedaagde partij betwistte een deel van de overeenkomst en stelde dat Columbus Junior niet had voldaan aan de precontractuele informatieplicht. De kantonrechter oordeelde dat Columbus Junior de overeenkomst met de gedaagde had ontbonden binnen de verlengde herroepingstermijn, waardoor de vordering werd afgewezen. De kantonrechter stelde vast dat Columbus Junior niet had voldaan aan de informatieplicht zoals voorgeschreven in de wet, wat leidde tot de conclusie dat de gedaagde de overeenkomst terecht had opgezegd. Columbus Junior werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9503290 \ CV EXPL 21-2502
Vonnis van 1 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COLUMBUS JUNIOR WEST-TWENTE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nijverdal,
eisende partij, hierna te noemen Columbus Junior,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 oktober 2021 met producties;
- de conclusie van antwoord van 2 november 2021 met producties;
- de conclusie van repliek van 7 december 2021,
- de conclusie van dupliek van 4 januari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Wat is er aan de hand?

2.1.
Volgens Columbus Junior heeft [gedaagde] in maart 2020 twee plaatsingsovereenkomsten afgesloten voor de opvang van haar kinderen [kind 1] (hierna: [kind 1] ) en “baby” [kind 2] (hierna: [kind 2] ) met als startdatum 9 september 2020. Columbus Junior heeft naar aanleiding van een e-mail van de partner van [gedaagde] van 17 augustus 2020 de overeenkomsten, met inachtneming van één maand opzegtermijn, beëindigd per 17 september 2020. Op 15 augustus 2020 heeft Columbus Junior een factuur gestuurd aan [gedaagde] voor een bedrag van € 433,42, voor de opvang van september 2020, maar bij factuur van 27 augustus 2020 heeft zij deze factuur gecrediteerd met een bedrag van € 256,07 in verband met de beëindiging van de overeenkomsten. Het restantbedrag van € 177,35 (€ 433,32 - € 256,07) ziet op de periode 9 september 2020 tot 17 september 2020 voor de kosten van opvang van zowel [kind 1] als [kind 2] en dit bedrag is, ondanks aanmaning, (nog) niet betaald door [gedaagde] , aldus Columbus Junior.
2.2.
[gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat zij op 12 maart 2020 [kind 1] heeft aangemeld bij Columbus Junior, maar dat zij [kind 2] heeft opgegeven bij “gastouderbureau de bengel” en niet bij Columbus Junior. Omdat het contract van het werk van [gedaagde] niet werd verlengd, heeft zij (althans haar partner) de overeenkomst bij Columbus Junior per e-mail van 17 augustus 2020 opgezegd. Volgens [gedaagde] is zij daarna telefonisch met Columbus Junior overeengekomen dat zij enkel de kosten voor [kind 1] van € 52,16 zou betalen en dat zij hiervoor een nota zou ontvangen. Maar deze nota heeft zij nooit ontvangen. [gedaagde] wil de kosten voor [kind 1] wel betalen, omdat voor haar een plek is gereserveerd. De kosten voor [kind 2] wil zij niet vergoeden, omdat hij volgens haar nooit bij Columbus Junior is ingeschreven.
Is er sprake van een plaatsingsovereenkomst voor [kind 1] ? Ja.
2.3.
[gedaagde] heeft de overeenkomst tussen Columbus Junior en haar voor [kind 1] niet betwist, zodat vast is komen te staan dat partijen een overeenkomst hebben gesloten voor [kind 1] .
Is er sprake van een plaatsingsovereenkomst voor [kind 2] ? Ja.
2.4.
Tussen partijen is in geschil of een overeenkomst tot kinderopvang tot stand is gekomen voor [kind 2] en of [gedaagde] op grond van deze overeenkomst de kosten in de periode van 9 september 2020 tot 17 september 2020 voor [kind 2] moet betalen.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het enkele verweer van [gedaagde] dat zij [kind 2] niet heeft ingeschreven bij Columbus Junior maar bij “gastouder de bengel” onvoldoende is om vast te stellen dat er geen overeenkomst met Columbus Junior tot stand is gekomen. Columbus Junior heeft als productie 1 bij dagvaarding de plaatsingsovereenkomst van [kind 2] overgelegd. Deze overeenkomst is door [gedaagde] ondertekend. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat zij deze overeenkomst heeft getekend. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat er tussen partijen een plaatsingsovereenkomst is afgesloten voor [kind 2] . De kantonrechter heeft hierbij ook betrokken dat door de partner van [gedaagde] in zijn e-mail van 17 augustus 2020 ook gezegd wordt: “
Daarnaast zag ik dat onze zoon ook aangemeld stond voor de dagopvang enkel is dit blijkbaar verkeerd gegaan vanuit onze kant, aangezien wij [kind 2] tevens aangemeld hebben bij [A] (bengels en ko). Daarom zouden wij graag het contract van zowel [kind 1] als [kind 2] willen opzeggen”.
Ambtshalve toetsen
2.6.
Deze zaak gaat over overeenkomsten die zijn gesloten op afstand tussen een handelaar en consument.
2.7.
De Hoge Raad heeft op 12 november 2021 een uitspraak gedaan die voor deze zaak van belang is (ECLI:HR:NL:2021:1677). Kort samengevat heeft de Hoge Raad overwogen dat (1) de rechter in zaken met consumenten ambtshalve moet onderzoeken of aan bepaalde essentiële informatieplichten is voldaan en (2) dat als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting de rechter een sanctie moet toepassen.
2.8.
Op grond van artikel 6:230m lid 1, onderdeel h BW moet de handelaar, voordat de overeenkomst op afstand wordt gesloten, de consument onder meer op de hoogte stellen van het ontbindingsrecht, zoals verwoord in artikel 6:230o BW. Doet hij dat niet, dan kan de consument op grond van artikel 6:230o lid 1 en 2 BW de overeenkomst op afstand zonder opgave van redenen ontbinden gedurende (in dit geval) ten hoogste twaalf maanden na de dag waarop de overeenkomst is gesloten.
2.9.
Columbus Junior heeft gesteld dat zij [gedaagde] heeft geïnformeerd over haar ontbindingsrecht in de van toepassing zijnde algemene voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat Columbus Junior op deze manier niet heeft voldaan aan de (pre)contractuele wettelijke verplichting als hiervoor genoemd. Deze manier ziet namelijk niet op het actief en op een voor de consument in het oog springende wijze presenteren van de betreffende informatie. Opname in de algemene voorwaarden volstaat niet. De kantonrechter wijst hierbij naar de landelijke richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten (www.rechtspraak.nl/voor-advocaten-en-juristen/reglementen-procedures-en-formulieren/kanton). De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Columbus Junior niet heeft voldaan aan haar precontractuele informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 onderdeel h BW en haar contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. Dit betekent dat de herroepingstermijn is verlengd tot 12 maanden na 12 maart 2020 (de datum waarop de overeenkomsten zijn gesloten). Vaststaat dat [gedaagde] de overeenkomsten per 17 augustus 2020 heeft opgezegd. Dit is dus binnen de verlengde herroepingstermijn. Daarmee is de grondslag van de vordering komen te vervallen, omdat er geen overeenkomsten meer bestaan door de ontbinding. Daarnaast merkt de kantonrechter nog op dat er vanaf begin september 2020 opvang zou worden verzorgd en niet gesteld of gebleken is dat op het moment van opzegging diensten tot het verlenen van kinderopvang verricht zijn door Columbus Junior. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.10.
Columbus Junior wordt als de verliezende partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot vandaag begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt Columbus Junior in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2022. (ak)