ECLI:NL:RBOVE:2022:3075

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
285072 / KG ZA 22-184
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitkering van overwaarde na executoriale verkoop van woning in faillissement

In deze zaak vorderde eiser, die samen met zijn partner en een derde betrokken was bij de Stichting Social Care 24/7, de uitkering van de overwaarde van een woning die executoriaal was verkocht na het faillissement van de stichting. De curator had conservatoir beslag gelegd op de woning, die in mei 2022 voor € 545.000,00 was verkocht, waarna er een overwaarde van € 139.586,62 resteerde. Deze overwaarde was door de notaris in depot gestort. Eiser stelde dat hij recht had op de helft van deze overwaarde, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag op de woning was vervallen door de executoriale verkoop en dat er geen recht op uitkering was zolang er geen overeenstemming was tussen de schuldeisers of een rangregeling was getroffen. De vordering van eiser werd afgewezen, evenals zijn verzoek om de curator te veroordelen tot uitkering van de overwaarde. Eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de curator, die op € 970,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 285072 / KG ZA 22-184
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. J. Faas
tegen
THOMAS HENRICUS IGNATIUS MARIA PIERIK QQ, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Stichting Social Care 24/7,
kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde partij, hierna te noemen de curator,
advocaat: mr. E.A.M. Claassen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 7 producties van 26 augustus 2022;
- productie 8 van de zijde van de curator;
- de producties 1 t/m 7 van de zijde van [eiser] ;
- de aanvullende producties 8 en 9 van de zijde van [eiser] .
- de mondelinge behandeling op 3 oktober 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt, met daarbij gevoegd de aanvullende productie van de zijde van de curator (de
e-mails van 30 september 2022);
- de pleitnota van de zijde van de curator.
1.2.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is, net als zijn partner [A] en [C] sr., werkzaam geweest bij de Stichting Social Care 24/7. De stichting is in 2018 failliet verklaard.
2.2.
[eiser] en [A] waren eigenaar van een woning in [woonplaats] . De curator heeft in verband met het faillissement van de stichting conservatoir beslag gelegd op die woning. De curator heeft vervolgens [eiser] , [A] en [C] sr. in een bodemprocedure gedagvaard en op grond van bestuurdersaansprakelijkheid gevorderd het boedeltekort te voldoen.
2.3.
In mei 2022 is de woning door ABN AMRO voor een bedrag van € 545.000,00 executoriaal verkocht, omdat de hypotheekbetalingen niet werden voldaan. Na voldoening van de vordering van ABN AMRO resteerde er een overwaarde van € 139.586,62. Dit is door de notaris in depot gestort.
2.4.
Bij vonnis van 20 juli 2022 van de rechtbank Overijssel zijn [A] en [C] sr. veroordeeld om een deel van het boedeltekort in het faillissement van de stichting te voldoen. De vorderingen tegen [eiser] zijn afgewezen. Tegen dit vonnis heeft de curator hoger beroep ingesteld.
2.5.
Een andere schuldeiser van [eiser] , mevrouw [B] , heeft in 2017 ook conservatoir beslag gelegd op de - inmiddels dus voormalige - woning van [eiser] en [A] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter:
het door de curator ten laste van [eiser] gelegde beslag zal opheffen;
de curator zal gebieden volledige medewerking te verlenen om ertoe te kunnen komen dat de notaris de helft van de gelden die hij in depot houdt, aan [eiser] voldoet, minus een bedrag gelijk aan de vordering van mevrouw [B] op [eiser] en [A] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat de curator niet aan deze verplichting voldoet;
met veroordeling van de curator in de proceskosten.
3.2.
De curator heeft verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang is, gelet op de aard van de vorderingen, voldoende gegeven.
Opheffing van het beslag
4.2.
Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat de vordering onder 1. zo moet worden opgevat dat er vanuit gegaan moet worden dat het beslag na de verkoop van de woning op de in depot gestorte overwaarde is komen te rusten. Van dat beslag wordt opheffing gevorderd.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat alle beslagen die op de woning rustten, zijn vervallen door de executoriale verkoop van de woning door de bank. Dat staat in artikel 3:273 lid 1 BW. Na het vervallen van het beslag op de woning komt het beslag niet automatisch te rusten op de gelden die overblijven na uitkering aan de executerende hypotheekhouder (de bank). Op grond van artikel 3:270 lid 3 en lid 5 BW moet de notaris de overwaarde in afwachting van een rangregeling in depot storten of kan hij in geval van overeenstemming tussen de andere gerechtigden de opbrengst uitkeren. Er is dus geen conservatoir beslag meer dat kan worden opgeheven. De vordering onder 1. zal daarom worden afgewezen.
Betaling van de helft van de gestorte gelden aan [eiser]
4.4.
heeft gesteld dat de curator de helft van het geld dat in depot staat, na aftrek van de vordering van [B] , aan [eiser] moet uitkeren, omdat de vordering in de bodemzaak jegens [eiser] is afgewezen en hij voor de helft eigenaar van de verkochte woning was.
4.5.
Zoals hierboven is uiteengezet, moest de notaris de overwaarde van de woning in depot storten, en mag hij pas uitkeren aan de schuldeisers (de curator en mevrouw [B] ) op basis van overeenstemming tussen hen of op basis van een rangregeling. Zolang die er niet zijn, is er geen plaats voor uitkering van (een deel van) het geld aan [eiser] .
4.6.
Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat uitbetaling aan [eiser] moet volgen omdat de vordering van de curator jegens [eiser] is afgewezen en de curator dus geen vordering op [eiser] heeft, geldt het volgende. De curator heeft hoger beroep ingesteld. Daardoor staat nog niet vast of de curator wel of geen vordering op [eiser] heeft. Maar ook in het geval dat zou komen vast te staan dat de curator geen vordering op [eiser] heeft die voldaan dient te worden uit de restant-executieopbrengst, zou er nog geen uitkering aan [eiser] kunnen plaatsvinden. In dat geval moet namelijk alsnog eerst uitkering uit de restant-executieopbrengst aan de andere beslaglegger, mevrouw [B] , plaatsvinden. [eiser] heeft slechts een aandeel in de restant-executieopbrengst voor zover daarvan na verdeling onder de beslagleggers nog een overschot resteert (artikel 551 lid 1-3 Rv samen met artikel 3:270 BW). Op grond van het voorgaande zal ook de vordering onder 2. worden afgewezen.
De proceskosten
4.7.
[eiser] krijgt in deze procedure ongelijk. Hij moet daarom de proceskosten van de curator betalen. Deze worden tot op heden begroot op:
Griffierecht: € 314,00
Salaris advocaat:
€ 656,00
Totaal: € 970,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de curator begroot op € 970,00;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022. (SB)