ECLI:NL:RBOVE:2022:3100

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
9844910 \ CV EXPL 22-1674
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten voor energielevering en opzegvergoeding na beëindiging overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen ENGIE Nederland Retail B.V. en een gedaagde partij over de betaling van kosten voor energielevering en een opzegvergoeding. De partijen hadden een overeenkomst tot levering van energie gesloten, die eindigde op 11 september 2021. De gedaagde heeft de overeenkomst in februari 2020 opgezegd, waarna ENGIE betaling vorderde van de openstaande facturen en een opzegvergoeding. De gedaagde betwistte de juistheid van de eindmeterstanden en de noodzaak van de opzegvergoeding, maar de kantonrechter oordeelde dat de door ENGIE gebruikte meterstanden niet waren weersproken en dat de opzegvergoeding conform de algemene voorwaarden van ENGIE terecht was gevorderd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een bedrag van € 2.740,47 aan ENGIE moet betalen, bestaande uit hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de algemene voorwaarden in contractuele geschillen en de verplichting van partijen om hun stellingen te onderbouwen in een rechtszaak. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat ENGIE het bedrag kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep kan worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9844910 \ CV EXPL 22-1674
Vonnis van 6 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENGIE NEDERLAND RETAIL B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
eisende partij, hierna te noemen ENGIE,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 juni 2022,
- de akte overlegging producties van ENGIE van 19 augustus 2022,
- de mondelinge behandeling op 19 augustus 2022, waarbij de heer E.J.A. Koers van LAVG Gerechtsdeurwaarders is verschenen namens ENGIE. [gedaagde] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ENGIE en [gedaagde] hebben een overeenkomst tot levering van energie (gas en elektriciteit) gesloten op [adres] in [plaats], met als startdatum 12 september 2018 en als einddatum 11 september 2021.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van ENGIE van toepassing verklaard. In artikel 21.3 van de algemene voorwaarden staat:
“Heeft u een overeenkomst met een vaste einddatum en beëindigt u deze overeenkomst eerder dan de afgesproken einddatum? Dan kunnen wij u hiervoor een opzegvergoeding in rekening brengen. (…)”
2.3.
Op de overeenkomst zijn ook de productvoorwaarden van ENGIE van toepassing verklaard. In artikel 3.2 van de productvoorwaarden staat:
“(…) Verbreekt u de overeenkomst voordat de Initiële looptijd is verstreken, dan kan ENGIE opzegkosten in rekening brengen. De kosten zijn per opgezegd product bij een resterende looptijd van:
(…)
b. tussen de 1,5 en 2 jaar € 75 per product
(…)”
2.4.
Op 26 februari 2020 heeft ENGIE een brief naar [gedaagde] gestuurd waarin staat dat [gedaagde] kortgeleden het contract voor de levering van gas en elektriciteit heeft opgezegd en dat er mogelijk opzegkosten in rekening worden gebracht.
2.5.
ENGIE heeft de volgende facturen naar [gedaagde] gestuurd.
Datum
Omschrijving
Bedrag
Openstaand
13 december 2019
Termijnbedrag december 2019
€ 96,00
€ 18,00
13 januari 2020
Termijnbedrag januari 2020
€ 96,00
€ 96,00
24 januari 2020
Jaarafrekeningen 12 september 2018
t/m 11 september 2019
€ 1.190,98
€ 1.190,98
13 februari 2020
Termijnbedrag februari 2020
€ 244,00
€ 244,00
12 maart 2020
Eindafrekening 12 september 2019
t/m 29 februari 2020
€ 743,05
€ 743,05
Totaal
€ 2.292,03
2.6.
Op 13 mei 2020 heeft ENGIE een sommatiebrief naar [gedaagde] gestuurd waarin zij haar verzoekt om het verschuldigde bedrag van € 2.292,03 binnen vijftien dagen na bezorging van de brief te betalen.

3.Het geschil

3.1.
ENGIE vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om een bedrag van € 2.740,47 aan haar te betalen (bestaande uit een bedrag van € 2.292,03 aan hoofdsom, € 104,64 aan wettelijke rente ex artikel 6:119 BW tot 21 april 2022 en € 343,80 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 2.292,03 vanaf 21 april 2022 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert ENGIE dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
ENGIE stelt dat [gedaagde] kosten verschuldigd is voor de levering van gas en elektriciteit en dat zij een opzegvergoeding verschuldigd is van € 75,00 voor het opzeggen van de levering van gas en € 75,00 voor het opzeggen van de levering van elektriciteit. De verschuldigde bedragen zijn aan [gedaagde] gefactureerd, maar [gedaagde] heeft de facturen niet betaald. Daarnaast stelt ENGIE dat [gedaagde] rente verschuldigd is vanaf de dag na de vervaldatum van de facturen en dat [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt dat de eindmeterstanden niet kloppen. Volgens [gedaagde] heeft ENGIE de meterstanden geschat. Daarnaast stelt zij dat de levering in januari 2020 al is stopgezet en dat het niet juist is dat zij voor februari en maart 2020 moet betalen. Zij stelt dat zij vanaf februari 2020 is overgestapt naar Budget Energie. [gedaagde] begrijpt ook niet waarom zij een boete van € 75,00 moet betalen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 21 juni 2022 stukken opgevraagd van [gedaagde] , namelijk de eindmeterstand bij ENGIE (oftewel de beginmeterstand bij Budget Energie), en de stukken waarvan zij in haar aanvullende conclusie heeft gezegd dat zij deze heeft opgevraagd bij Enexis. De gevraagde stukken zijn echter niet toegezonden, zodat het vonnis zal worden gewezen op basis van de in het dossier aanwezige stukken.
4.2.
ENGIE heeft ter zitting gesteld dat zij als beginmeterstand de eindmeterstand van de vorige energieleverancier van [gedaagde] (de leverancier vóór ENGIE) heeft gebruikt en dat zij als eindmeterstand de beginmeterstand van de nieuwe energieleverancier van [gedaagde] (de leverancier na ENGIE) heeft gebruikt. Volgens ENGIE is deze laatste stand door de nieuwe energieleverancier aan haar doorgegeven. Het is volgens ENGIE gebruikelijk dat de meterstanden bij energieleveranciers op deze manier worden bepaald. De meterstanden moeten één keer in de drie jaar verplicht worden opgenomen, maar kunnen verder worden geschat. Daardoor kan het zo zijn dat ENGIE energie in rekening brengt die eigenlijk bij de vorige energieleverancier is verbruikt, maar er wordt nooit dubbel voor dezelfde energie betaald. [gedaagde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen en heeft de stellingen van ENGIE niet weersproken. De kantonrechter zal er daarom van uitgaan dat de door ENGIE gebruikte meterstanden juist zijn. De door ENGIE gefactureerde bedragen voor de geleverde energie zijn verder niet weersproken, zodat deze bedragen toewijsbaar zijn.
4.3.
De kantonrechter acht de door ENGIE gevorderde opzegvergoeding ook toewijsbaar. ENGIE heeft immers onbetwist gesteld dat haar algemene voorwaarden en productvoorwaarden van toepassing zijn en uit deze voorwaarden blijkt dat ENGIE een opzegvergoeding in rekening kan brengen als het contract wordt opgezegd vóór de einddatum. [gedaagde] heeft het contract in februari 2020 opgezegd, terwijl het contract nog tot 11 september 2021 liep. Het contract had dus nog een resterende looptijd van ruim anderhalf jaar, zodat [gedaagde] op grond van de productvoorwaarden een opzegvergoeding van € 75,00 per product verschuldigd is. [gedaagde] heeft twee producten – namelijk gas en elektriciteit – opgezegd en is dus tweemaal € 75,00 aan opzegvergoedingen verschuldigd. Deze bedragen zijn verwerkt in de factuur van 12 maart 2020.
4.4.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter de gefactureerde bedragen toewijsbaar. Het gevorderde bedrag van € 2.292,03 aan hoofdsom zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.5.
De door ENGIE gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW is op de wet gegrond en zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
ENGIE maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De door ENGIE verzonden sommatiebrief van 13 mei 2020 die ziet op de openstaande facturen, voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. De buitengerechtelijke incassokosten zijn daarom toewijsbaar. Het gevorderde bedrag van € 343,80 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal dan ook worden toegewezen.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van ENGIE worden begroot op:
  • dagvaarding € 107,22
  • griffierecht € 487,00
  • salaris gemachtigde € 436,00(2,0 punt x tarief € 218,00)
totaal € 1.030,22

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 2.740,47 aan ENGIE te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.292,03 vanaf 21 april 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van ENGIE begroot op € 1.030,22,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022.
(L.B.)