ECLI:NL:RBOVE:2022:3101

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
9654895 \ CV EXPL 22-170
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door tekortkoming in samenwerkingsovereenkomst tussen zorginstellingen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Stichting Hospice Almere (SHA) en Stichting Buurtzorg Nederland (SBN) over de uitvoering van een samenwerkingsovereenkomst. SHA, een stichting die palliatieve zorg verleent, had met SBN afgesproken dat deze laatste de zorg voor vijf bedden in het hospice zou verlenen. Echter, SBN heeft de zorg afgeschaald naar drie bedden, wat SHA schade heeft berokkend. SHA heeft SBN aansprakelijk gesteld voor deze schade, die bij verstekvonnis op 14 december 2021 is toegewezen. SBN heeft hiertegen verzet aangetekend, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat SBN toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft SBN in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de schade die SHA heeft geleden door het afwijzen van patiënten. De zaak is verder behandeld, waarbij de kantonrechter heeft vastgesteld dat SBN niet heeft voldaan aan haar verplichtingen en dat de schadevergoeding van € 23.218,54 terecht is toegewezen. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering door SHA.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9654895 \ CV EXPL 22-170
Vonnis van 24 mei 2022 na verzet
in de zaak van
de stichting
STICHTING HOSPICE ALMERE,
gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
geopposeerde, hierna te noemen SHA,
gemachtigde: mr. M.D.C. Klaassen,
tegen
de stichting
STICHTING BUURTZORG NEDERLAND,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
opposant, hierna te noemen SBN,
gemachtigde: mr. H.J. van Amerongen.

1.Samenvatting

1.1.
SHA is een stichting die patiënten begeleidt in de laatste fase van hun leven. Zij stelt dat zij een samenwerkingsovereenkomst met SBN heeft gesloten op grond waarvan SBN de zorg voor de vijf bedden in haar hospice zou verlenen. Volgens SHA is SBN hierin tekortgeschoten, aangezien SBN de zorg heeft afgeschaald naar drie bedden. Zij heeft SBN daarom aansprakelijk gesteld voor de schade die zij daardoor lijdt.
1.2.
Bij verstekvonnis is voor recht verklaard dat SBN aansprakelijk is voor de schade die SHA lijdt en is SBN veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 23.218,54 aan schadevergoeding vermeerderd met rente. SBN is tegen dit vonnis in verzet gegaan.
1.3.
De kantonrechter oordeelt dat het verzet tijdig is ingesteld, zodat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld. Naar het oordeel van de kantonrechter is SBN gebonden aan de samenwerkingsovereenkomst en moest zij op grond daarvan de zorg voor vijf bedden verlenen. De kantonrechter concludeert dat SBN hierin toerekenbaar tekort is geschoten en dat zij daarom aansprakelijk is voor de schade die SHA daardoor lijdt. Volgens SHA bestaat haar schade uit het mislopen van subsidie omdat zij acht patiënten heeft moeten afwijzen. De kantonrechter stelt SHA in de gelegenheid om te bewijzen dat zij acht patiënten heeft moeten afwijzen vanwege het niet-nakomen van de samenwerkingsovereenkomst door SBN en om de subsidiebeschikking van 2022 over te leggen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door de kantonrechter op 14 december 2021 tussen SHA en SBN bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 9579607,
- de verzetdagvaarding van 19 januari 2022 met producties,
- het tussenvonnis van 22 februari 2022,
- de mondelinge behandeling op 21 april 2022 via Teams, waarbij de heren [A] (voorzitter) en [B] (penningmeester) zijn verschenen namens SHA, bijgestaan door mr. Klaassen, en waarbij mevrouw [X] (bedrijfsjurist) is verschenen namens SBN, bijgestaan door mr. van Amerongen,
- de spreekaantekeningen van SHA,
- de spreekaantekeningen van SBN.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
SHA is een stichting die patiënten begeleidt in de laatste fase van hun leven.
3.2.
Op 11 juli 2018 heeft SHA per brief drie partijen, waaronder SBN, gevraagd een offerte uit te brengen voor het verlenen van professionele zorg binnen SHA. In de brief staat onder meer het volgende:
“In de nieuw locatie zullen er 5 bewoners gehuisvest en verzorgd kunnen worden.
(…)
Hoe denkt u de continuïteit in de gevraagde zorg te kunnen bieden?
(…)Naar aanleiding van uw antwoorden gaan we met u in gesprek om uiteindelijk een definitieve keuze te maken voor de door ons gewenste organisatie.”
3.3.
Op 13 september 2018 heeft SBN een offerte gestuurd aan SHA. In deze offerte staat onder meer het volgende:
“De zorg geven we dus graag met ons hele team (per 1 oktober 8 vaste medewerkers en een aantal oproepers). En net als nu vangen we samen de vakanties en vrije dagen van en met elkaar op.
(…)
Voor de nachtdiensten (23 – 7 uur) maken we gebruik van Carematch die nu ook de (gediplomeerde) nachtzorg doet als dat nodig is bij een van “onze” cliënten thuis. (…) Carematch werkt in onderaannemerschap van Buurtzorg en wordt geregeld door de verpleegkundigen van Buurtzorg.”
3.4.
Op 6 juli 2020 is een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen SHA en
“Stichting Buurtzorg Thuiszorg, gevestigd te Almelo (…) waarvan het team Buurtzorg Almere Stad West, gemachtigd en bevoegd tot tekenen van deze overeenkomst is (…) en vertegenwoordigd door [C]”.De samenwerkingsovereenkomst is aangegaan voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021.
3.5.
Op 10 november 2020 heeft SBN mondeling aan de coördinator van SHA laten weten dat zij de zorg per direct af zou schalen naar drie bedden, omdat een medewerker op korte termijn met pensioen ging en een andere medewerker een medisch probleem had.
3.6.
Op 12 november 2020 hebben partijen overleg gevoerd en is gesproken over het gedurende twee weken afschalen naar drie bedden, na twee weken weer opschalen naar vier bedden en na vier weken (vanaf het afschalen) weer opschalen naar vijf bedden.
3.7.
Op 8 december 2020 heeft SBN SHA mondeling geïnformeerd de zorg structureel af te schalen tot maximaal drie bedden. Op 11 december 2020 heeft SHA per brief aan de heer [D], de directeur van SBN, het volgende gereageerd:
“Dinsdag j.l. werden wij mondeling geïnformeerd over het gegeven, dat in overleg met u het bij ons werkzame team Buurtzorg besloten heeft, de zorg aan ons Hospice af te schalen tot maximaal 3 bewoners/cliënten. (…) Dit is de tweede keer in korte tijd dat wij feitelijk voor een voldongen feit worden geplaatst, zonder dat alternatieven worden aangedragen vanuit uw organisatie, om de zorg te leveren aan alle door ons op te nemen bewoners/cliënten, zoals deze in de afgesloten overeenkomst tussen onze organisaties is vastgelegd.”
Daarnaast heeft SHA in deze brief verzocht om een overleg.
3.8.
Op 17 december 2020 heeft het overleg plaatsgevonden en hebben partijen afgesproken contact op te nemen met Stichting Zorggroep Almere om te onderzoeken of zij de zorgtaken van SBN over zou kunnen nemen.
3.9.
Op 28 januari 2021 heeft SHA per brief aan de heer [D] medegedeeld dat Stichting Zorggroep Almere vanaf 1 februari 2021 de zorg kan leveren voor twee bedden. Daarnaast heeft SHA medegedeeld dat zij zich het recht voorbehoudt om de schade die zij heeft geleden door het handelen van SBN op SBN te verhalen.
3.10.
De heer [D] heeft op diezelfde dag medegedeeld dat SBN de op 1 juli 2021 aflopende samenwerkingsovereenkomst niet zal verlengen.
3.11.
Vanaf 1 februari 2021 heeft Stichting Zorggroep Almere de zorg voor twee bedden overgenomen. Vanaf 31 mei 2021 heeft zij de zorg voor de overige drie bedden ook overgenomen. De samenwerkingsovereenkomst tussen SHA en SBN is daarom op die datum beëindigd.
3.12.
Op 8 juni 2021 en 23 september 2021 heeft SHA SBN schriftelijk aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, bestaande uit het mislopen van subsidie vanwege het niet kunnen plaatsen van acht patiënten.
3.13.
Bij verstekvonnis van 14 december 2021 is voor recht verklaard dat SBN aansprakelijk is voor de schade die SHA lijdt als gevolg van het niet verlenen van de overeengekomen zorg en is SBN veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 23.218,54 aan schadevergoeding vermeerderd met rente. Ook is zij veroordeeld in de proceskosten en nakosten.

4.Het geschil

4.1.
SBN vordert dat de kantonrechter het verstekvonnis vernietigt en SHA niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, dan wel de vorderingen afwijst, met veroordeling van SHA in de proceskosten en nakosten.
4.2.
SBN stelt dat SHA niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij geen overeenkomst heeft gesloten met SBN. Subsidiair stelt SBN dat de vorderingen moeten worden afgewezen, omdat zij niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Meer subsidiair stelt SBN dat SHA (nog) geen schade heeft geleden, dan wel dat de uitgangspunten voor de schadebegroting niet kloppen en dat SHA haar schade niet heeft beperkt.
4.3.
SHA concludeert dat het verstekvonnis moet worden bekrachtigd.

5.De beoordeling

Heeft SBN tijdig verzet ingesteld?
5.1.
Degene die bij verstek is veroordeeld, kan daartegen verzet doen binnen vier weken na betekening van het vonnis. Dit staat in artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
5.2.
Het verstekvonnis is op 28 december 2021 aan SBN betekend. SBN heeft op 19 januari 2022 een verzetdagvaarding uitgebracht en is dus tijdig (binnen vier weken) in verzet gegaan. De zaak kan daarom inhoudelijk worden behandeld.
Is SBN gebonden aan de samenwerkingsovereenkomst?
5.3.
SBN stelt dat er geen samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen, omdat in deze overeenkomst “Stichting Buurtzorg
Thuiszorg” (in plaats van Stichting Buurtzorg Nederland) als partij staat vermeld en omdat mevrouw Erdtsieck niet bevoegd was om de overeenkomst namens SBN te sluiten.
5.4.
Partijen hebben de overeenkomst echter bijna een jaar lang uitgevoerd. Daarnaast heeft de heer [D], de directeur van SBN, medegedeeld dat de overeenkomst niet wordt verlengd, waarmee hij erkent dat partijen een overeenkomst hebben gesloten. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en dat SBN daaraan gebonden is.
Is er sprake van een tekortkoming?
5.5.
SHA stelt dat SBN is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de samenwerkingsovereenkomst. Zij stelt dat SBN vanaf 12 november 2020 slechts voor drie bedden zorg heeft verleend, terwijl zij op grond van de overeenkomst voor vijf bedden zorg moest verlenen. SBN stelt dat zij nooit heeft gegarandeerd dat zij zorg zou verlenen voor vijf bedden.
5.6.
In de samenwerkingsovereenkomst is niet letterlijk opgenomen dat SBN de zorg voor vijf bedden zou verlenen. Volgens vaste jurisprudentie moeten overeenkomsten echter niet alleen worden uitgelegd op basis van hun letterlijke bewoordingen, maar komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogenoemde Haviltex-criterium).
5.7.
In de brief van SHA waarin zij SBN om een offerte vraagt, heeft SHA vermeld dat in het hospice vijf bewoners verzorgd kunnen worden en heeft zij SBN gevraagd hoe zij denkt de continuïteit in de gevraagde zorg te kunnen bieden. Uit de brief blijkt dat SHA één organisatie wilde uitkiezen voor het verlenen van de zorg in het hospice. SBN heeft in haar offerte geantwoord dat zij de zorg wil verlenen met een team van acht vaste medewerkers en een aantal oproepers en dat zij Carematch in wil schakelen voor de nachtdiensten. Partijen hebben vervolgens een samenwerkingsovereenkomst gesloten en zijn daarin overeengekomen dat SBN de zorgverlening binnen het hospice zal bieden met een vast team. SBN heeft daarna vier maanden lang de zorg voor vijf bedden verleend. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht SHA in deze omstandigheden verwachten dat SBN de zorg voor alle vijf bedden zou verlenen. Het was SBN immers bekend dat SHA vijf bedden heeft en dat SBN als enige organisatie is ingeschakeld om de zorg voor die bedden te verlenen (en dat heeft zij in beginsel ook gedaan).
5.8.
Vanaf 12 november 2020 heeft SBN de zorg afgeschaald van vijf naar drie bedden. Zij stelt dat SHA hiermee heeft ingestemd. Uit de door SHA overgelegde stukken (het verslag van het gesprek met SBN in november 2020 en de brief van 11 december 2020 aan de heer [D]) blijkt echter dat zij het niet eens was met het afschalen. Nu vast is komen te staan dat SHA op grond van de overeenkomst mocht verwachten dat SBN zorg voor vijf bedden zou verlenen en SBN vanaf 12 november 2020 slechts zorg heeft verleend voor drie bedden, is de kantonrechter van oordeel dat SBN tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
Is de tekortkoming toerekenbaar aan SBN?
5.9.
SBN stelt dat zij niet langer de zorg voor vijf bedden kon verlenen vanwege de coronacrisis. De tweede coronagolf was volgens SBN een onvoorziene omstandigheid, zodat SHA ook niet van haar mocht verwachten dat zij nog voor vijf bedden zorg zou verlenen. Volgens SBN kwam het capaciteitsprobleem als volgt tot uiting. Van de acht vaste medewerkers heeft één medewerker – die van 28 april 2020 tot en met 12 november 2020 al ziek thuis zat met een burn-out – onverwacht besloten om vervroegd met pensioen te gaan. Een ander teamlid was van 10 maart 2020 tot en met 3 mei 2020 ziek, had daarna nog rust nodig en kon daardoor niet optimaal functioneren, en is op 13 januari 2021 weer ziek geworden. Twee teamleden zijn arbeidsongeschikt geraakt, één door de val van een patiënt en de ander door een burn-out. Eén teamlid zat al op haar eigen maximum en één teamlid kon vanwege vroegpensioen maximaal 20 uur worden ingezet. Een ander teamlid is vanaf september met haar opleiding begonnen, had nog veel begeleiding nodig en was dus niet volledig inzetbaar.
5.10.
De kantonrechter stelt vast dat in ieder geval drie van de acht medewerkers ook al niet (volledig) inzetbaar waren ten tijde van het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst. SBN stelt in haar verzetdagvaarding zelf dat vier of vijf vaste medewerkers te weinig is, aangezien zij volgens haar dan vrijwel het hele jaar continu moeten werken en ontzettend veel overuren moeten maken. Daarnaast was ook de coronacrisis al bekend op het moment van het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst. SHA heeft onbetwist gesteld dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst al werd verwacht dat corona lang bij ons zou blijven. SBN had dus met deze omstandigheden rekening kunnen en moeten houden bij het al dan niet sluiten van de overeenkomst en de voorwaarden daarvan.
5.11.
De kantonrechter twijfelt niet aan de inzet van de (nog resterende) medewerkers van het team Almere Stad West van SBN die hard hun best hebben gedaan om de benodigde zorg te verlenen en vele overuren hebben gemaakt. SBN had echter met de haar bekende capaciteit aan medewerkers niet moeten toezeggen de gevraagde zorg voor SHA te kunnen verlenen. Naar het oordeel van de kantonrechter is het daarom aan SBN te wijten dat zij de zorg voor vijf bedden niet heeft kunnen verlenen.
Heeft SHA eigen schuld aan de schade?
5.12.
SBN stelt dat SHA niets heeft gedaan om haar schade te beperken en dat zij daarom de schade zelf moet dragen. Volgens SBN heeft SHA geen andere zorgorganisaties ingeschakeld, heeft zij niet meegeholpen bij het zoeken naar een oplossing en wees zij door SBN voorgestelde oplossingen direct af. De schade is dus haar eigen schuld volgens SBN.
5.13.
De kantonrechter volgt SBN niet in haar standpunt. Toen SBN in november 2020 voor het eerst liet weten af te schalen naar drie bedden, heeft SHA geprobeerd om een oplossing te vinden door tijdelijk af te schalen en af te spreken dat er na een paar weken weer zou worden opgeschaald. Toen SBN vervolgens op 8 december 2020 heeft medegedeeld structureel af te schalen, heeft SHA op 11 december 2020 om een overleg verzocht. Dit overleg heeft op 17 december 2020 plaatsgevonden. Partijen hebben tijdens dat overleg afgesproken om contact op te nemen met Stichting Zorggroep Almere over het overnemen van zorgtaken van SBN. Op 28 januari 2021 heeft SHA medegedeeld dat Stichting Zorggroep Almere vanaf 1 februari 2021 de zorg voor twee bedden over kon nemen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft SHA dan ook meegewerkt aan het zoeken naar en vinden van een oplossing en heeft zij geen eigen schuld aan de schade die is ontstaan door het niet-nakomen van de samenwerkingsovereenkomst door SBN.
Wat is de omvang van de schade?
5.14.
Als iemand toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van een verplichting tegenover een ander, moet diegene de schade die de ander daardoor lijdt vergoeden. Dit staat in artikel 6:74 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.15.
Aangezien vast is komen te staan dat SBN toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de samenwerkingsovereenkomst, moet zij de schade die SHA daardoor lijdt dus vergoeden.
5.16.
SHA stelt dat zij acht patiënten niet heeft kunnen opnemen doordat SBN niet de overeengekomen zorg heeft verleend, en dat zij daardoor subsidie misloopt. SHA ontvangt namelijk jaarlijks een subsidiebedrag van de overheid voor het verlenen van palliatieve zorg en dit bedrag wordt berekend op basis van het aantal opnames/patiënten. Volgens SHA wordt elk jaar een subsidiebedrag per patiënt bepaald en wordt dit vermenigvuldigd met het gemiddelde aantal patiënten in drie jaren daarvoor. Dit betekent dat als SHA in 2020 minder patiënten heeft, zij daardoor in de jaren 2022, 2023 en 2024 minder subsidie ontvangt en als zij in 2021 minder patiënten heeft, zij minder subsidie in 2023, 2024 en 2025 ontvangt.
5.17.
SHA stelt dat zij in 2020 zeven patiënten en in 2021 één patiënt heeft moeten afwijzen door het niet-nakomen van de overeenkomst door SBN. In 2020 bedroeg het subsidiebedrag € 2.898,82 en in 2021 € 2.926,80 per patiënt. Volgens SHA is dit subsidiebedrag de afgelopen jaren telkens gestegen. Zij stelt dat zij dus ten minste
(7 x € 2.898,82 + 1 x € 2.926,80 =) € 23.218,54 aan subsidie misloopt.
5.18.
SBN stelt daarentegen dat het aantal opnames in juli tot en met december 2020 vrijwel gelijk is gebleven aan het aantal opnames in diezelfde periode in 2019, en dat als er minder opnames zijn geweest, dit aan corona te wijten is. Als er al sprake is van schade die aan SBN te wijten is, dan stelt zij dat SHA deze schade nog niet heeft geleden en dat de schade nog niet kan worden begroot. Er zijn namelijk nog geen subsidiebeschikkingen afgegeven op basis waarvan de schade kan worden vastgesteld. Bovendien stelt SBN dat de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen heeft medegedeeld dat bij de subsidieverstrekking rekening zal worden gehouden met de negatieve gevolgen van corona.
5.19.
SHA heeft aangeboden te bewijzen dat zij daadwerkelijk acht patiënten heeft moeten afwijzen vanwege het niet-nakomen van de samenwerkingsovereenkomst door SBN. De kantonrechter zal SHA daarom in de gelegenheid stellen om die stelling bewijzen. Daarnaast heeft SHA op de mondelinge behandeling verklaard dat zij inmiddels de subsidiebeschikking voor het jaar 2022 heeft ontvangen. De kantonrechter stelt SHA in de gelegenheid om de subsidiebeschikking van 2022 over te leggen.
5.20.
De kantonrechter neemt verder nog geen beslissingen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
laat SHA toe te bewijzen dat zij in 2020 en 2021 in totaal acht patiënten heeft moeten afwijzen vanwege het niet-nakomen van de samenwerkingsovereenkomst door SBN,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 juni 2022voor uitlating door SHA of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, het horen van getuigen en/of een ander bewijsmiddel,
6.3.
stelt SHA in de gelegenheid om op diezelfde roldatum bij
aktede door haar ontvangen subsidiebeschikking voor palliatieve zorg voor 2022 in het geding te brengen,
6.4.
bepaalt dat SHA, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken direct in het geding moet brengen,
6.5.
bepaalt dat SHA, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met september 2022 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.6.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. R.F. van Aalst in het gerechtsgebouw te Almelo aan Egbert Gorterstraat 5,
6.7.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.
(L.B.)