ECLI:NL:RBOVE:2022:3174

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
C/08/286436 / KG ZA 22-213
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een koopovereenkomst en betaling van boetes in kort geding

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit twee partijen, nakoming van een koopovereenkomst met gedaagden, eveneens bestaande uit twee partijen, die een pand hebben gekocht. De koopovereenkomst werd op 22 april 2022 ondertekend, maar gedaagden hebben hun verplichtingen niet nagekomen, waaronder het betalen van een waarborgsom en het afnemen van het pand. Eisers hebben gedaagden in gebreke gesteld en vorderen nu via een kort geding dat gedaagden binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het pand afnemen en de resterende koopsom van € 263.500,00 betalen, onder dreiging van een dwangsom van € 2.500,00 per dag. Daarnaast vorderen eisers betaling van verbeurde boetes van € 805,50 per dag, tot een maximum van € 26.850,00, en de proceskosten. Gedaagden verweren zich door te stellen dat zij gedwaald hebben bij het sluiten van de overeenkomst, omdat hen was verteld dat het pand gesplitst kon worden in twee woningen, wat later niet mogelijk bleek. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagden niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij gedwaald hebben en dat zij toerekenbaar tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eisers toe, inclusief de boetes en proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/286436 / KG ZA 22-213
Vonnis in kort geding van 28 oktober 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.A. Schuring te Almelo ,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. Bollen te Almelo .
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en [gedaagde] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de producties van [gedaagde] c.s.;
  • de mondelinge behandeling op 20 oktober 2022, ter gelegenheid waarvan als getuige gehoord zijn [A] en [B] en waarvan een verkort proces-verbaal gemaakt is;
  • de pleitnota van [gedaagde] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] c.s. is eigenaar van het pand [adres] te [plaats] (hierna: het pand) en heeft het met gebruikmaking van de diensten van [X] Makelaars B.V. te koop aangeboden voor een bedrag van € 300.000,00.
2.2.
Op 12 april 2022 heeft [gedaagde] c.s. door middel van het verzenden van een e-mailbericht aan [X] Makelaars B.V. een bod op het pand uitgebracht ter hoogte
van € 268.500,00. [eiser] c.s. heeft dat bod aanvaard.
2.3.
Op 20 april 2022 heeft een bezichtiging van het pand plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren [gedaagde] c.s., [A] en [B] . Laatstgenoemde is werkzaam bij [X] Makelaars B.V. Op 22 april 2022 heeft [gedaagde] c.s. de koopovereenkomst getekend. Ook [eiser] c.s. heeft de koopovereenkomst op 22 april 2022 ondertekend.
2.4.
In de koopovereenkomst staat onder meer:
“artikel 4 Eigendomsoverdracht
4.1.
De akte van levering zal gepasseerd worden op1 september 2022of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van een notaris verbonden aan notariskantoorBolding Davids Notarissen, gevestigd teWierdensestraat 41, Almelo, telefoonnummer 0546-817140, e-mail:info@boldingsdavids.nl, hierna verder te noemen notaris.
artikel 5 Bankgarantie/Waarborgsom
5.1.
Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op1 juli 2022een schriftelijke door een bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van€ 26.850,-, zegge ZESENTWINTIGDUIZENDACHTHONDERDVIJFTIG EURO.(…)
5.2.
In plaats van deze bankgarantie te stellen kan koper een waarborgsom storten ter hoogte van het in artikel 5.1 genoemde bedrag in handen van de notaris via diens derdenrekening. (…)
artikel 6 Staat van de onroerende zaak/Gebruik
(…)
6.3.
De onroerende zaak zal bij eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:Te renoveren woonhuis met voormalige horecaruimte(…).
artikel 11 Ingebrekestelling/Ontbinding
11.1.
Indien een van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van een of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2.
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
11.3.
Indien de wederpartij geen gebruik maakt van haar recht de koopovereenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in artikel 11.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille (3‰) van de koopsom met een maximum van 10% van de koopsom, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
Indien de wederpartij na verloop van tijd de koopovereenkomst alsnog ontbindt dan zal de nalatige partij een boete verschuldigd zijn van tien procent (10%) van de koopsom verminderd met het reeds in de vorm van een dagboete betaalde bedrag, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.”
2.5.
In afwijking van wat in artikel 5 onder 1 en 2 van de koopovereenkomst staat, zijn partijen na 2 april 2022 nader overeengekomen dat [gedaagde] c.s. een bedrag van € 10.000,00 als waarborgsom in handen van de notaris zou storten en een aanvullende bankgarantie voor een bedrag van € 16.850,00 zou verstrekken. Op 30 juni 2022 heeft [gedaagde] c.s. een bedrag van € 5.000,00 betaald. Een tweede betaling van € 5.000,00 heeft [gedaagde] c.s. niet verricht.
2.6.
Op 11 juli 2022 heeft [X] Makelaars B.V. namens [eiser] een bericht aan [gedaagde] c.s. gestuurd, waarin staat dat [gedaagde] c.s. tekortgeschoten is in de nakoming van zijn (na het sluiten van de koopovereenkomst nader overeengekomen) verplichtingen uit de koopovereenkomst om uiterlijk op 7 juli 2022 een bedrag van € 10.000,00 te storten op de derdengeldrekening van de notaris en aan te geven binnen welke redelijke termijn hij het restant van de waarborgsom/bankgarantie zou voldoen. In het bericht wordt [gedaagde] c.s. een termijn van 8 dagen gegeven om alsnog te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de koopovereenkomst.
2.7.
Op 21 juli 2022 heeft [X] Makelaars B.V. namens [eiser] c.s. een brief aan [gedaagde] c.s. gestuurd, waarin onder verwijzing naar het onder 2.6 genoemde bericht staat dat [gedaagde] c.s. niet binnen de gestelde termijn van acht dagen alsnog aan zijn verplichtingen heeft voldaan. In de brief staat ook dat [eiser] c.s. de koopovereenkomst (nog) niet wil ontbinden, maar wel aanspraak maakt op de contractuele boete. [gedaagde] c.s. krijgt een termijn van acht dagen om de waarborgsom te storten en zijn verplichtingen uit de overeenkomst na te komen.
2.8.
Levering van het pand door [eiser] c.s. aan [gedaagde] c.s. heeft op 1 september 2022 niet plaatsgevonden. Betaling van de koopsom door [gedaagde] c.s. evenmin.
2.9.
Op 1 september 2022 heeft [X] Makelaars B.V. namens [eiser] c.s. een brief aan [gedaagde] c.s. gestuurd, waarin staat dat [gedaagde] c.s. zijn verplichtingen om het pand af te nemen en de koopsom te betalen niet nagekomen is. [gedaagde] c.s. is evenmin zijn verplichting nagekomen om de bankgarantie/waarborgsom uiterlijk op 1 juli 2022 te voldoen, aldus de brief. De aanvullende regeling die partijen overeengekomen zijn voor die laatste verplichting heeft [gedaagde] c.s. ook niet nageleefd. In de brief krijgt [gedaagde] c.s. een termijn van acht dagen om alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst door het pand af te nemen en de koopprijs te voldoen. Indien [gedaagde] c.s. dat niet doet, zal [eiser] c.s. de koopovereenkomst ontbinden en de boete van € 26.850,00 vorderen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] c.s. vordert dat de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I.
[gedaagde] c.s. veroordeelt tot nakoming van de gesloten overeenkomst tussen partijen door
binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis zorg te dragen voor
afname van het pand en voor voorafgaande betaling van het restant van de
overeengekomen koopsom, aldus € 263.500,00 en de bijkomende kosten zoals die zullen blijken uit de door de transporterende notaris op te stellen afrekening, te storten op de kwaliteitsrekening van de transporterende notaris, zulks op straffe van een dwangsom
van € 2.500,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] c.s. in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
II.
[gedaagde] c.s. veroordeelt tot betaling van de verbeurde boetes op basis van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst ad € 805,50 per dag, te rekenen vanaf 9 september 2022, tot de maximale boete ad € 28.500,00, is bereikt, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag, vanaf 13 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
III.
[gedaagde] c.s. hoofdelijk, des de een zal hebben betaald de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van de kosten van deze procedure, daaronder inbegrepen een bedrag aan salaris voor de advocaat van [eiser] , alsmede de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat, waarbij betaling van de proceskosten en de nakosten dient plaats te vinden binnen zeven dagen, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, na dagtekening van het te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan [gedaagde] over de proceskosten en de nakosten de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd is, alsmede de explootkosten van betekening van de uitspraak en de overige ten gevolge van de executie gemaakte kosten.
3.2.
[eiser] c.s. stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] c.s. gehouden is zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen. Dat betekent dat [gedaagde] c.s. de koopprijs moet betalen en mee moet werken aan de overdracht van het pand. Daarnaast moet [gedaagde] c.s. de overeengekomen boete betalen omdat hij zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet (tijdig) nagekomen is.
3.3.
[gedaagde] c.s. voert verweer. Hij wenst de koopovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling. Tijdens de bezichtiging heeft [X] Makelaars B.V. hem gezegd dat het mogelijk was het pand te splitsen zodat er twee woningen van gemaakt konden worden. Naderhand bleek dat de gemeente deze splitsing toch niet toestond. Indien hij dat laatste geweten zou hebben, zou hij de koopovereenkomst niet gesloten hebben, althans niet onder dezelfde voorwaarden. Hij komt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter uitvoerbaar bij voorraad [eiser] c.s. niet-ontvankelijk zou moeten verklaren in zijn vordering dan wel de vordering van [eiser] c.s. zou moeten afwijzen met veroordeling van [eiser] c.s. in de kosten van het geding, te begroten volgens het gebruikelijke tarief en te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en in de nakosten voor zover voldoening van de proceskosten niet binnen die termijn plaatsvindt
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Dwaling?

4.1.
De eerste vraag die de voorzieningenrechter zal beantwoorden is de vraag of [gedaagde] c.s. in die mate aannemelijk heeft weten te maken dat hij bij het sluiten van de koopovereenkomst gedwaald heeft door informatie over de mogelijkheid het pand in twee woningen te splitsen, dat ervan uitgegaan kan worden dat de bodemrechter, later oordelend, de koopovereenkomst vernietigbaar zal achten op grond van die dwaling.
Van belang is hier of [X] Makelaars B.V. aan [gedaagde] c.s. informatie verstrekt heeft, die inhoudt dat het mogelijk is het pand in twee woningen te splitsen. [gedaagde] c.s. heeft twee schriftelijke verklaringen in het geding gebracht, één van [gedaagde sub 2] en één van [A] . In die verklaringen staat dat [B] tijdens de bezichtiging op 20 april 2022 tegen [gedaagde] c.s. gezegd heeft dat het mogelijk was het pand in twee woningen te splitsen, dat de vergunning daarvoor al geregeld was en dat die vergunning bij de gemeente opgehaald kon worden. Ter zitting als getuige gehoord heeft [A] de inhoud van zijn schriftelijke verklaring bevestigd. [B] heeft ter zitting als getuige verklaard dat hij tijdens de bezichtiging niet gesproken heeft over de splitsing van het pand in twee woningen en dat hij evenmin tegen [gedaagde] c.s. gezegd heeft dat de vergunning voor de splitsing in twee woningen al geregeld was en dat deze vergunning zo opgehaald kon worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] c.s. in het licht van de verklaring van [B] , ondanks de genoemde verklaringen van [gedaagde sub 2] en [A] , niet voldoende aannemelijk gemaakt heeft dat [X] Makelaars B.V. - in de persoon van [B] - tegen [gedaagde] c.s. gezegd heeft dat het pand wat de gemeente betrof in twee woningen gesplitst kon worden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in de eerste plaats in aanmerking dat [gedaagde sub 2] partij in deze zaak is. Doorslaggevend echter acht de voorzieningenrechter dat zowel [gedaagde sub 2] als [A] gezegd hebben dat de vergunning voor de splitsing van het pand in twee woningen al verleend was en deze bij de gemeente opgehaald kon worden. Op dat punt is hun verklaring namelijk niet geloofwaardig. [eiser] c.s., die onbetwist verklaard heeft deze vergunning niet aangevraagd te hebben, heeft er terecht op gewezen dat het zeer onwaarschijnlijk is, dat deze vergunning door een derde aangevraagd zou zijn en vervolgens bij de gemeente klaar zou liggen. Daarmee is ook het ook zeer onwaarschijnlijk dat [B] zich zo stellig in die zin uitgelaten zou hebben.
Ondanks de ontkenning van [B] acht de voorzieningenrechter niet uitgesloten dat [B] over de mogelijkheid tot splitsing van het pand in twee woningen gesproken heeft. Maar als hij dat besproken zou hebben, zal hij dat slechts in die zin gedaan kunnen hebben dat daar nog een vergunning voor zou moeten worden aangevraagd. Op dit moment moet er immers van uitgegaan worden dat [B] niet gezegd heeft dat reeds een vergunning aangevraagd en verleend was. Daarnaast sluit dat aan op wat Funda (productie 2 bij dagvaarding) over het pand vermeldde, te weten:
“Voor de mogelijkheden van meerdere functies verwijzen we u naar de gemeente Almelo voor informatie over wat wel en niet kan.”Een grond voor dwaling kan [gedaagde] c.s. in een dergelijke uitlating naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gevonden hebben. [gedaagde] c.s. stelt zich immers op het standpunt dat medegedeeld is dat het mogelijk was het pand in twee woningen te splitsen, omdat de gemeente daarmee akkoord was en dat hij daarom het pand gekocht heeft. De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat onvoldoende aannemelijk is dat [X] Makelaars B.V. zich over de splitsing van het pand in twee woningen uitgelaten heeft op een wijze dat [gedaagde] c.s. bij het aangaan van de koopovereenkomst gedwaald heeft. Daarmee kan de vraag of een mededeling over de mogelijkheid om het pand in twee woningen te splitsen gedaan door de makelaar aan [eiser] c.s. toegerekend kan worden onbeantwoord blijven.
Boete?
4.2.
[gedaagde] c.s. heeft niet, in elk geval onvoldoende, betwist, dat hij zijn verplichtingen uit de overeenkomst op het vlak van het stellen van een bankgarantie of het storten van een waarborgsom niet nagekomen is. Nu [gedaagde] c.s. in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk heeft weten te maken dat zijn beroep op dwaling zal slagen, moet de voorzieningenrechter er vooralsnog van uitgaan dat [gedaagde] c.s. eveneens toerekenbaar tekortgeschoten is bij het uitvoeren van de overeenkomst waar hij het pand niet afgenomen heeft en de koopprijs niet betaald heeft. Van niet-nakoming aan de zijde van [gedaagde] c.s. in de zin van artikel 11.1 van de koopovereenkomst is vooralsnog voldoende gebleken. De voorzieningenrechter komt dan ook tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter later oordelend, zal beslissen dat [gedaagde] c.s. gehouden is de overeengekomen boete ter hoogte van € 805,50 per dag te betalen aan [eiser] c.s. Gezien het tijdsverloop, ook sedert de in de hiervoor onder 2.9 genoemde brief aan [gedaagde] c.s. gegeven termijn om alsnog na te komen, is het overeengekomen maximum van de boete inmiddels bereikt. Het gaat om een bedrag ter hoogte van 10% van de koopprijs, te weten een bedrag van € 26.850,00.
Spoedeisend belang en restitutierisico?
4.3.
[eiser] c.s. voert ter onderbouwing van het spoedeisend belang dat hij stelt te hebben bij een voorlopige voorziening dat hij geconfronteerd wordt met voortdurende kosten en eigenaarslasten zolang [gedaagde] c.s. het pand niet afneemt en dat door het afkoelen van de woningmarkt het moeilijker wordt om een woning te verkopen. [eiser] c.s. voegt daaraan toe dat hij over de koopsom had kunnen beschikken als [gedaagde] c.s. zijn verplichtingen nagekomen was. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] c.s. dit nog aangevuld. Hij meent dat dat hij het risico loopt dat [gedaagde] c.s. na verloop van tijd niet meer in staat zal zijn na te komen.
[gedaagde] c.s. betwist dat [eiser] c.s. een spoedeisend belang bij de gevorderde voorlopige voorziening heeft. Volgens [gedaagde] c.s. had [eiser] c.s. ervoor kunnen kiezen de koopovereenkomst tussen partijen te ontbinden, het pand aan een derde kunnen verkopen en eventuele schade in een bodemprocedure op [gedaagde] c.s. kunnen verhalen.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In de eerste plaats stelt hij vast dat de koopovereenkomst in stand is gebleven. Die overeenkomst hebben partijen heb reeds in april 2022 gesloten en op basis daarvan zou het pand uiterlijk op 1 september 2022 geleverd worden. [eiser] c.s. heeft voorts onweersproken gesteld dat hij thans op het pand drukkende lasten moet dragen. Uit het voorgaande volgt dat [eiser] c.s. voldoende (spoedeisend) belang heeft bij zijn vordering tot nakoming van de verplichtingen uit die overeenkomst bij wijze van voorlopige voorziening. Om proceseconomische redenen zal de voorzieningenrechter nu ook beslissen over het geschil over de gehoudenheid van [gedaagde] c.s. om de contractuele boete te betalen op grond van niet nakoming van diens verplichtingen uit de koopovereenkomst.
Bij de beoordeling van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding dient de voorzieningenrechter bij de afweging van de belangen van partijen mede het bestaan van een restitutierisico te betrekken. [gedaagde] c.s. stelt dat een restitutierisico ontstaat door betaling van de koopsom en de boete, maar onderbouwt niet waarom sprake zou zijn van een dergelijk risico. Het enkele feit dat [eiser] c.s. over het geld – in het bijzonder van de koopsom – wenst te beschikken is in tegenstelling tot wat [gedaagde] c.s. meent onvoldoende om het bestaan van een restitutierisico aan te kunnen nemen.
Gevolgen van voorgaand oordeel
4.4.
De voorzieningenrechter zal [gedaagde] c.s. overeenkomstig de vordering van [eiser] c.s. veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst tussen partijen. In de omstandigheid dat [gedaagde] c.s. de op zijn verzoek tussen partijen nader overeengekomen regeling voor het stellen van een bankgarantie of het storten van een waarborgsom niet nageleefd heeft, ziet de voorzieningenrechter aanleiding aan genoemde veroordeling een dwangsom te verbinden. Het maximum daarvan zal de voorzieningenrechter op een bedrag van € 100.000,00 stellen.
4.5.
De voorzieningenrechter zal [gedaagde] c.s. veroordelen tot het betalen van de overeengekomen boete aan [eiser] c.s. Omdat de boete € 805,50 per dag bedraagt en de termijn, waarover de boete berekend wordt, in ieder geval is ingegaan op 9 september 2022, is inmiddels het maximum bereikt. Dat is, in tegenstelling tot wat in de vordering staat, een bedrag van € 26.850,00 (10% van de koopprijs). [gedaagde] c.s. dient rente over het boetebedrag te betalen vanaf de dag waarop voornoemd maximum is bereikt.
4.6.
De voorzieningenrechter zal [gedaagde] c.s., als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk veroordelen in de proceskosten en in de nakosten. [gedaagde] c.s. heeft de hoofdelijke aansprakelijkheid niet betwist. De proceskosten aan de zijde van [eiser] c.s. begroot de voorzieningenrechter tot op heden op:
Explootkosten: € 125,03
Griffierecht: € 314,00
Salaris advocaat: € 1.016,00
Totaal: € 1.455,03

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
- veroordeelt [gedaagde] c.s. tot nakoming van de gesloten overeenkomst tussen partijen door
binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis zorg te dragen voor
afname van het pand en voor voorafgaande betaling van het restant van de
overeengekomen koopsom, aldus € 263.500,00, en de bijkomende kosten zoals die zullen blijken uit de door de transporterende notaris op te stellen afrekening, te storten op de kwaliteitsrekening van de transporterende notaris, zulks op straffe van een dwangsom
van € 2.500,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] c.s. in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 100.000,00;
- veroordeelt [gedaagde] c.s. tot betaling van de verbeurde boetes op basis van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst ad € 805,50 per dag, te rekenen vanaf 9 september 2022, tot de maximale boete ad € 26.850,00, is bereikt, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toe te wijzen bedrag, vanaf de dag waarop de maximale boete is bereikt tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [eiser] c.s. begroot op € 1.455,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag vanaf de dag van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk in de nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: