ECLI:NL:RBOVE:2022:3176

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
10138179 \ CV EXPL 22-3588
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming aanleunwoning in kort geding toegewezen vanwege strafbaar en volstrekt ontoelaatbaar gedrag huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting IJsselheem Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (hierna: IJsselheem) en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. IJsselheem vorderde de ontruiming van de aanleunwoning van [gedaagde] vanwege zijn strafbare en ontoelaatbare gedrag, dat ernstige overlast veroorzaakte voor andere bewoners en medewerkers van IJsselheem. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van [gedaagde], waaronder intimidatie, geweld en het aanbrengen van beledigende uitingen, voldoende grond vormde voor de ontruiming. Tevens werd een locatie- en gebiedsverbod opgelegd voor de duur van een jaar, om de veiligheid van de andere bewoners te waarborgen. De rechtbank achtte het spoedeisend belang van IJsselheem bij de ontruiming gerechtvaardigd, gezien de ernst van de situatie en de impact op de andere bewoners. De vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding werd afgewezen, omdat IJsselheem onvoldoende bewijs had geleverd voor de gevorderde kosten. De rechtbank veroordeelde [gedaagde] tot ontruiming binnen veertien dagen en legde een dwangsom op voor het geval hij hieraan niet zou voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10138179 \ CV EXPL 22-3588
Vonnis in kort geding van 2 november 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING IJSSELHEEM VERPLEGING, VERZORGING EN THUISZORG,
gevestigd te Kampen,
eisende partij, hierna te noemen IJsselheem,
gemachtigde: mr. J. Eerbeek,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. N. Heijkant.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de aanvullende producties 21 tot en met 27 van IJsselheem;
- de mondelinge behandeling van 19 oktober 2022 en de op die zitting namens IJsselheem voorgedragen spreekaantekeningen.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

In deze zaak ligt de vraag voor of het gedrag van een huurder van een aanleunwoning aanleiding geeft tot ontruiming van die woning en tot het opleggen van een gebieds- en locatieverbod aan die huurder. Daarnaast dient beoordeeld te worden of de verhuurder aanspraak kan maken op een voorschot op de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van het gedrag van de huurder.

3.De feiten

3.1.
IJsselheem is een organisatie die zich richt op ouderenzorg. Zij biedt onder meer zorg en wonen aan op diverse locaties, waaronder het wooncomplex De Vijverhof te [plaats] (hierna te noemen: De Vijverhof).
3.2.
[gedaagde] huurt sinds 1 februari 2022 van IJsselheem een aanleunwoning die is gelegen binnen De Vijverhof, namelijk aan [adres] te [plaats] (hierna te noemen: het gehuurde). [gedaagde] huurt deze woning inclusief het (mede)gebruik van onroerende aanhorigheden.
3.3.
Op de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zijn de ‘Algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst zelfstandige woonruimte’ van 1 januari 2005 (hierna te noemen: de algemene huurvoorwaarden) van toepassing. In die voorwaarden staat onder meer het volgende vermeld:
Artikel 7. Gebruik van het gehuurde
(…)
7.2
Huurder dient alle mondelinge en schriftelijke aanwijzingen door of namens verhuurder (…) gegeven, in belang van een goed en veilig gebruik van het gehuurde en de overige ruimten, installaties en voorzieningen van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt, onvoorwaardelijk op te volgen.
(…)
7.5
Indien het gehuurde deel uitmaakt van een gebouw of complex, waartoe ruimten en terreinen behoren die gemeenschappelijk zijn, zal huurder en de overige huurders van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt, hun rechten ten aanzien van de gemeenschappelijke ruimten en terreinen gelijktijdig en met eerbiediging van elkaars rechten uitoefenen.
Huurder zal er voorts toe bijdragen dat deze ruimten en terreinen niet worden verontreinigd en niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan waartoe zij krachtens de huurovereenkomst of de aanwijzingen van de huurder, zijn bestemd. (…).
7.6
Het is huurder niet toegestaan om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder reclame, in welke vorm dan ook, in, aan of op het gehuurde of het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt, aan te brengen.
(…)
7.1
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt (…)
(…)
Artikel 13. Aansprakelijkheid en schade
(…)
13.3
Huurder is aansprakelijk voor de schade die tijdens de huurtijd aan het gehuurde, waartoe ook de buitenzijde wordt gerekend, is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de wet en/of de huurovereenkomst. Alle schade, behalve brandschade, wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan.
(…)
3.4.
Tussen partijen bestaat ook een zorgovereenkomst op grond waarvan IJsselheem thuiszorg verleent aan [gedaagde] .
3.5.
[gedaagde] heeft als huurder in beginsel vrije toegang tot een aantal gemeenschappelijke ruimten van De Vijverhof.
3.6.
Rondom [gedaagde] wonen andere, veelal kwetsbare, cliënten en huurders van IJsselheem, waarvan de meesten een (zeer) hoge leeftijd hebben bereikt. Een deel van hen woont zelfstandig in een aanleunwoning en een deel intramuraal.
3.7.
IJsselheem heeft een flink aantal meldingen ontvangen van bewoners, bezoekers, medewerkers en opdrachtnemers van De Vijverhof/IJsselheem over het gedrag van [gedaagde] , waarvan de meeste zien op de periode vanaf half augustus tot en met 11 oktober 2022. Deze meldingen betreffen samengevat het gebruik van fysiek geweld, althans het dreigen met het gebruik daarvan, geschreeuw, intimidatie, agressief gedrag, (doods)bedreigingen en beledigingen waarbij [gedaagde] zich bedient van uitlatingen die een relatie hebben met de Tweede Wereldoorlog, het bonzen op de ramen en deuren van medebewoners (zowel overdag als ’s nachts) en het in liften en op woningen van medebewoners en op informatieborden van IJsselheem aanbrengen van moeilijk te verwijderen politieke pamfletten/statements met beledigende teksten over onder meer de minister-president.
3.8.
Bij de politie zijn in de periode van 16 augustus tot en met 11 oktober 2022 negen meldingen gedaan in verband met voornoemde gedragingen van [gedaagde] en is een aantal keer aangifte gedaan tegen [gedaagde] .
3.9.
Per brief van 15 september 2022 heeft de gemachtigde van IJsselheem [gedaagde] er onder meer op gewezen dat zijn gedrag reeds voldoende is voor een beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde en dat bij voortzetting van dat gedrag een ontruimingskortgeding zal worden gestart. [gedaagde] is in die brief ook uitgenodigd voor een gesprek, maar is niet op die uitnodiging ingegaan.
3.10.
Op 13 oktober 2022 heeft de politie [gedaagde] aangehouden in zijn woning. Inmiddels zit [gedaagde] in voorlopige hechtenis.

4.Het geschil

4.1.
IJsselheem vordert – samengevat – [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. te veroordelen het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden;
II. te verbieden om zich op straffe van verbeurte van een dwangsom gedurende een jaar na betekening van dit vonnis te begeven op de terreinen en in de gebouwen van IJsselheem en in het gebied binnen de rode lijn die is weergegeven op de als productie 20 bij dagvaarding gevoegde plattegrond;
III. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.876,63 als voorschot op de door IJsselheem geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente en met de kosten van de tenuitvoerlegging van dit vonnis, waaronder begrepen de eventuele ontruimingskosten.
4.2.
IJsselheem legt aan deze vorderingen samengevat het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan geweld, bedreigingen, beledigingen, geluidsoverlast en andere tekortkomingen die aan de zijde van IJsselheem en haar bewoners, bezoekers, werknemers en opdrachtnemers hebben geleid tot ernstige overlast en schade. [gedaagde] is meerdere malen aangesproken op zijn ontoelaatbare gedrag, maar zijn gedrag is in aard en ernst enkel toegenomen. De medebewoners van [gedaagde] en de medewerkers en opdrachtnemers van IJsselheem voelen zich door dit gedrag angstig, onrustig en onveilig, terwijl IJsselheem hen een ongestoord huur- en woongenot of een veilig werkklimaat dient te bieden. Zij roepen IJsselheem in toenemende mate op een einde te maken aan de ontstane situatie en enkele mannelijke medebewoners dreigen het heft in eigen hand te nemen, waardoor ook de veiligheid van [gedaagde] niet meer kan worden gegarandeerd. [gedaagde] schiet met zijn gedrag ernstig tekort in de nakoming van zijn contractuele en wettelijke verplichtingen als (goed) huurder, nu hij in strijd handelt met het bepaalde in de artikelen 7.2, 7.5, 7.6 en 7.10 van de algemene huurvoorwaarden en met artikel 6:213 Burgerlijk Wetboek (BW). Die tekortkomingen maken dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is en door een bodemrechter zal worden toegewezen. Vooruitlopend daarop is er voldoende grond voor de ontruiming van het gehuurde. De enkele ontruiming is echter niet voldoende, omdat de vrees bestaat dat [gedaagde] ook na ontruiming blijft terugkeren naar het wooncomplex en daaraan schade zal toebrengen of zijn gedrag naar de bewoners toe zal blijven voortzetten. Het opleggen van een locatie- en gebiedsverbod voor de duur van een jaar is dan ook noodzakelijk om de rust binnen het wooncomplex weer terug te laten keren en een prettig woon-/werkklimaat te kunnen garanderen. [gedaagde] heeft door het aanplakken/verlijmen van pamfletten/statements en het schrijven met watervaste stift op de eigendommen van IJsselheem bovendien aanzienlijke schade veroorzaakt. Deze schade betreft in ieder geval 16 uur aan schoonmaakkosten van in totaal € 968,00. De tekortkomingen van [gedaagde] maakten bovendien de inschakeling van een beveiliger noodzakelijk, waarvan de kosten over een periode van acht dagen al € 8.908,63 bedragen. [gedaagde] is op grond van artikel 13.3 van de algemene huurvoorwaarden en op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk te houden voor deze schade.
4.3.
[gedaagde] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van de vorderingen van IJsselheem, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Strijd met goede procesorde?
5.1.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat IJsselheem met het uitbrengen van de dagvaarding in deze kort geding procedure in strijd heeft gehandeld met de eisen van een goede procesorde. Hij voert daartoe aan dat de omvang van die dagvaarding niet in lijn is met de nieuwe richtlijnen op basis waarvan de omvang van de processtukken beperkt dient te worden en dat de dagvaarding in persoon aan [gedaagde] is betekend, terwijl IJsselheem wist dat hij niet over mogelijkheden beschikte om de stukken op korte termijn aan zijn gemachtigde door te sturen. Volgens [gedaagde] heeft zijn gemachtigde hierdoor te weinig tijd gehad om adequaat verweer te kunnen voeren en om bewijsstukken te overleggen en is hij dus in zijn bewijspositie geschaad. [gedaagde] voert verder aan dat IJsselheem rauwelijks tot dagvaarden is overgegaan, zonder dat er overleg of contact tussen partijen is geweest.
5.2.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in dit betoog. IJsselheem heeft onweersproken gesteld dat zij zo spoedig mogelijk na de datumbepaling van dit kort geding de conceptdagvaarding aan de gemachtigde van [gedaagde] heeft toegezonden. Aangenomen moet dan ook worden dat [gedaagde] niet in zijn belangen is geschaad doordat de dagvaarding aan hem in persoon is betekend. Van richtlijnen voor de maximale omvang van een dagvaarding (in kort geding) is in eerste aanleg geen sprake, terwijl de stelling dat IJsselheem [gedaagde] rauwelijks heeft gedagvaard gelet op de in r.o. 3.9 genoemde brief onjuist is.
Het spoedeisend belang
5.3.
[gedaagde] betwist dat IJsselheem een (spoedeisend) belang heeft bij haar vordering tot ontruiming. Hij betoogt in dit kader dat hij het gehuurde op de kortst mogelijke termijn wil verlaten en dat dit IJsselheem genoegzaam bekend is. Volgens [gedaagde] is hij namelijk doende om een nieuwe woning te kopen en heeft hij zelfs al een bod op een woning uitgebracht en is dat bod ook geaccepteerd. Hij meent dan ook dat IJsselheem met hem in overleg had moeten treden om afspraken te maken over zijn aanstaande vertrek in plaats van een procedure te starten. [gedaagde] voert ook aan dat vanwege zijn voorlopige hechtenis – die volgens hem vermoedelijk minstens 30 dagen gaat duren – geen sprake is van een spoedeisend belang.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat IJsselheem wel degelijk een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming. Zij stelt in dit kader voorop dat IJsselheem dient zorg te dragen voor een veilige en rustige woonomgeving voor haar bewoners en die bewoners in verband daarmee niet te lang in onzekerheid mag laten over een eventuele terugkeer van [gedaagde] in De Vijverhof. Wat betreft de stelling dat [gedaagde] bezig is met de koop van een woning en dat die koop al bijna rond is, geldt dat die stelling niet met bewijsstukken is onderbouwd. Ter zitting is bovendien gebleken dat de financiering van die (eventuele) aankoop – anders dan in de conclusie van antwoord is betoogd – nog enige tijd op zich laat wachten. De kantonrechter acht het voorshands dan ook niet aannemelijk dat [gedaagde] inderdaad op korte termijn een nieuwe woning zal betrekken. Omdat onzeker is hoe lang de voorlopige hechtenis van [gedaagde] daadwerkelijk zal duren, ziet de kantonrechter ook in die omstandigheid geen aanleiding om aan te nemen dat IJsselheem geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming.
De vordering tot ontruiming
5.5.
Hoewel [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat hij een andere lezing heeft van de in de dagvaarding aangevoerde gebeurtenissen, refereert hij zich wat betreft de vordering tot ontruiming an sich aan het oordeel van de kantonrechter. Hij voert echter wel verweer tegen de gevorderde ontruimingstermijn van drie dagen, die volgens hem veel te kort en niet gebruikelijk is. [gedaagde] wijst er in dit kader op dat hij 82 jaar oud en medisch hulpbehoevend is, dat zijn inboedel omvangrijk is en onder meer 700 boeken omvat en dat hij op korte termijn nergens anders heen kan.
5.6.
Omdat [gedaagde] de in de dagvaarding beschreven gebeurtenissen niet voldoende heeft weersproken, gaat de kantonrechter uit van de juistheid daarvan. Dit betekent dat [gedaagde] gedurende een langere periode – al dan niet als gevolg van psychische problemen – strafbaar en volstrekt ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond met ernstige overlast voor zijn omwonenden, hun bezoekers en de medewerkers van IJsselheem tot gevolg. Het lijdt geen twijfel dat [gedaagde] daarmee ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn contractuele en wettelijke verplichtingen als (goed) huurder en de kantonrechter acht het mede gelet op de op IJsselheem rustende verplichting om zorg te dragen voor een veilig woon- en werkklimaat voor haar bewoners en medewerkers dan ook zeer aannemelijk dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee de ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen. De gevorderde ontruiming zal dus worden toegewezen. Daarbij zal een ontruimingstermijn van veertien dagen worden gehanteerd. De kantonrechter acht die termijn meer dan voldoende om een relatief kleine aanleunwoning leeg te (laten) halen. Een belangenafweging kan wat dit betreft niet tot een ander oordeel leiden, nu een langere ontruimingstermijn niet aansluit bij de aard en de ernst van de tekortkomingen.
5.7.
De kantonrechter merkt nog op dat het voorgaande niets af doet aan de verplichting van IJsselheem om de met [gedaagde] gesloten zorgovereenkomst na te komen, zoals IJsselheem zelf ook wel inziet.
Het locatie- en gebiedsverbod
5.8.
[gedaagde] voert ook verweer tegen het gevorderde locatie- en gebiedsverbod. Volgens hem heeft IJsselheem onvoldoende gesteld waarom tot dergelijke verstrekkende maatregelen dient te worden overgegaan voor de lange duur van een jaar en bestaat er geen reden om te verwachten dat hij na een verhuizing naar De Vijverhof komt, omdat hij afhankelijk is van een rollator. [gedaagde] betoogt verder dat hij door die maatregelen drastisch in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt, zeker nu twee belangrijke toegangswegen tot de [plaats] – namelijk de Europa-Allee en de Flevoweg – binnen het gevorderde gebiedsverbod vallen en meent dat de gevorderde dwangsom volstrekt disproportioneel is.
5.9.
De kantonrechter stelt voorop dat een locatie- en gebiedsverbod een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen en dat voor het opleggen van een dergelijke ingrijpende maatregel sprake moet zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
5.10.
Vast staat dat [gedaagde] zich gedurende langere tijd ernstig heeft misdragen. Gelet op de aard van die misdragingen, acht de kantonrechter het aannemelijk dat de omwonenden van [gedaagde] en/of medewerkers van IJsselheem bang voor hem zijn geworden. Het belang van [gedaagde] om zich vrijelijk te kunnen bewegen weegt daarom naar het oordeel van de kantonrechter niet op tegen het belang van IJsselheem en haar bewoners en medewerkers om gedurende langere tijd niet met [gedaagde] geconfronteerd te worden. Die bewoners en medewerkers hebben namelijk recht op een veilige woon- of werkomgeving en dienen tegen [gedaagde] beschermd te worden. De kantonrechter acht bovendien de vrees van IJsselheem dat [gedaagde] terug zal keren naar De Vijverhof voorshands gegrond, aangezien ter zitting is gebleken dat eerder ook reeds de noodzaak heeft bestaan om aan [gedaagde] huisverboden en een contact- en gebiedsverbod op te leggen. Een inbreuk op de vrijheden van [gedaagde] in de zin van een locatie- en gebiedsverbod is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook gerechtvaardigd. Het feit dat [gedaagde] afhankelijk is van een rollator maakt dit niet anders, aangezien hij derden kan inschakelen om zich naar De Vijverhof te begeven. De kantonrechter zal [gedaagde] dus inderdaad een locatie- en gebiedsverbod opleggen en acht een dergelijk verbod voor de duur van een jaar in de gegeven omstandigheden proportioneel.
5.11.
Met [gedaagde] is de kantonrechter wel van oordeel dat het gevorderde gebiedsverbod te verstrekkend is. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt namelijk niet in te zien waarom dat verbod een groter gebied zou moeten omvatten dan de directe omgeving van De Vijverhof en ook betrekking zou moeten hebben op een deel van de Europa-Allee en de Flevoweg, zoals IJsselheem heeft gevorderd. Het gebiedsverbod zal daarom worden beperkt tot het in het dictum van dit vonnis weergegeven gebied.
5.12.
Omdat IJsselheem onweersproken heeft aangevoerd dat [gedaagde] de eerder aan hem opgelegde huisverboden heeft overtreden, acht de kantonrechter de door IJsselheem gevorderde dwangsom ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 25.000,00.
Het voorschot op de schadevergoeding
5.13.
[gedaagde] meent tot slot ook dat het gevorderde voorschot op de schade die IJsselheem stelt te hebben geleden, dient te worden afgewezen. Volgens [gedaagde] is die vordering niet aannemelijk gemaakt omdat een deugdelijke onderbouwing van de betreffende kosten ontbreekt, zijn de kosten bovendien disproportioneel en heeft IJsselheem geen spoedeisend belang bij de vordering in kwestie.
5.14.
De kantonrechter overweegt als volgt. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats is. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.15.
IJsselheem heeft de door haar gestelde schoonmaakkosten niet met bewijsstukken onderbouwd, zodat onvoldoende aannemelijk is geworden dat die kosten zijn gemaakt. Dit deel van de gevorderde schade is alleen al om die reden niet toewijsbaar. De beveiligingskosten heeft IJsselheem wel door middel van het overleggen van een factuur onderbouwd. Zij heeft echter niets gesteld om aan te nemen dat ten aanzien van die kosten uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Ook deze kosten zullen daarom worden afgewezen.
5.16.
Nu [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, komen de proceskosten voor zijn rekening. Van een nodeloos gevoerde procedure, zoals [gedaagde] nog heeft aangevoerd, is gelet op al het voorgaande geen sprake. De kosten van deze procedure worden tot op heden aan de zijde van IJsselheem begroot op een bedrag van € 127,43 aan explootkosten, een bedrag van € 514,00 aan griffierecht, een bedrag van € 747,00 aan salaris gemachtigde en een bedrag van € 124,00 aan nakosten. Dit is in totaal € 1.512,43. De kosten van de tenuitvoerlegging van dit vonnis, waaronder begrepen de eventueel te maken ontruimingskosten, kunnen niet worden toegewezen, omdat onzeker is of deze kosten gemaakt zullen worden en hoe hoog die kosten zijn.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de huurwoning aan de [adres] te [plaats] met al degenen die en al hetgeen zich daarin of daarop bevindt (behoudens indien en voor zover dat eigendommen van IJsselheem zijn), volledig en behoorlijk te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels aan IJsselheem ter vrije beschikking te stellen en vervolgens ontruimd en verlaten te houden;
6.2.
verbiedt [gedaagde] om gedurende een jaar na betekening van dit vonnis zich te bevinden op de terreinen en in de gebouwen van IJsselheem en in het gebied binnen de zwarte lijn die is weergegeven op de hieronder weergegeven plattegrond:
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan IJsselheem een dwangsom te betalen van € 250,00 per dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 6.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, die tot op heden aan de zijde van IJsselheem worden begroot op € 1.512,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022.
DM(O)