ECLI:NL:RBOVE:2022:3243

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
9680063 \ CV EXPL 22-489
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsgeschil over factuur en informatieverplichtingen in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft eiser, H.O.D.N. De Tuinregisseurs, werkzaamheden uitgevoerd voor gedaagde en een factuur gestuurd. Gedaagde weigert te betalen, omdat eiser niet transparant zou zijn geweest over de kosten. De kantonrechter oordeelt dat eiser niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 6:230m en 6:230t BW. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 9 augustus 2022 vastgesteld dat eiser onvoldoende informatie heeft verstrekt over de prijs van zijn diensten. Eiser heeft weliswaar mondeling informatie gegeven, maar dit voldeed niet aan de eisen van een duurzame gegevensdrager. De kantonrechter heeft daarom besloten om de betalingsverplichting van gedaagde met 25% te verminderen, wat resulteert in een hoofdsom van € 3.642,59. Eiser heeft ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, die zijn toegewezen tot het wettelijke tarief van € 489,00. De totale te betalen som komt uit op € 4.131,59, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.156,20. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.C. Rozeboom op 1 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9680063 \ CV EXPL 22-489
Vonnis van 1 november 2022
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. DE TUINREGISSEURS,
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. T. Botterman,
tegen
[gedaagde],
wondende in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 augustus 2022
- de akte van [eiser] van 22 augustus 2022
- de akte van [gedaagde] van 30 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 9 augustus 2022 overwogen dat [eiser] tegenover [gedaagde] niet heeft voldaan aan de informatieverplichtingen zoals beschreven in artikel 6:230m en artikel 6:230t BW. [eiser] heeft [gedaagde] voorafgaand aan de tweede opdracht onvoldoende geïnformeerd over de prijs van zijn diensten en de betreffende informatie niet in leesbare vorm aan [gedaagde] meegegeven. De kantonrechter heeft partijen op de hoogte gesteld van haar voornemen om de betalingsverplichting van [gedaagde] aan [eiser] met 25% te verminderen, zodat een hoofdsom van € 3.642,59 resteert. Partijen hebben de gelegenheid gekregen op dit voornemen te reageren.
2.2.
[eiser] heeft in zijn akte gesteld dat hij wel aan zijn informatieplicht heeft voldaan. Samenvattend heeft hij naar voren gebracht dat hij [gedaagde] mondeling heeft geïnformeerd over de vergoeding die hij voor zijn werkzaamheden in rekening brengt, dat het op voorhand niet mogelijk was de totale kosten van het project aan te geven, dat zijn uurtarief op de overeenkomst staat en is na te lezen op zijn website en dat hij, als [gedaagde] daarom had verzocht, op ieder moment duidelijkheid had kunnen geven over zaken die voor [gedaagde] onduidelijk zouden zijn geweest.
2.3.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] niet aan zijn informatieverplichting voldaan. Hij betwist dat [eiser] mondeling toelichting heeft gegeven over zijn werkwijze en de hoogte van de kosten. Naast de punten waarvoor de kantonrechter gelegenheid had gegeven te reageren (r.o. 5.5. en 5.9. van het tussenvonnis van 9 augustus 2022) heeft [gedaagde] zich ook uitgelaten over andere delen van het tussenvonnis en verweer gevoerd tegen de urenspecificatie van [eiser] en het door [eiser] gehanteerde uurtarief. Tenslotte heeft [gedaagde] verzocht om, wanneer de kantonrechter het voornemen tot het verminderen van de betalingsverplichting met 25% handhaaft, dit te doen over de uren die aanwijsbaar besteed zijn aan het project en uit te gaan van een uurtarief van € 50,00, exclusief BTW.
2.4.
De aanvullende akten van partijen hebben geen wijziging gebracht in het oordeel van de kantonrechter dat [eiser] [gedaagde] niet conform artikel 6:230m en 6:230t BW heeft geïnformeerd. Ook al zou [eiser] [gedaagde] voorafgaand aan de tweede opdracht mondeling hebben geïnformeerd over de kosten die hij in rekening brengt - wat door [gedaagde] wordt betwist - dan nog is niet voldaan aan de eis dat die informatie op papier of op een andere duurzame gegevensdrager is verstrekt. Dat in de opdrachtbevestiging een uurtarief genoemd staat van € 98,75 per uur maakt dit niet anders, alleen al omdat dit tarief slechts vermeld staat voor kosten voor extra overleg op locatie. Ook de tarieven op de website waarnaar [eiser] verwijst geven onvoldoende duidelijkheid. Enerzijds omdat het hier geen duurzame gegevensdrager in de zin van artikel 6:230t BW betreft en anderzijds omdat de tarieven waarnaar [eiser] verwijst zien op tuinonderhoud en niet op planuitwerking.
2.5.
De kantonrechter gaat voorbij aan de opmerkingen van [gedaagde] over de urenspecificatie en het door [eiser] gehanteerde uurtarief. Zoals de kantonrechter in het tussenvonnis van 9 augustus 2022 onder 5.8. heeft vastgesteld, heeft [gedaagde] in een eerder stadium de juistheid van de urenspecificatie van [eiser] en de redelijkheid van het uurtarief van [eiser] niet gemotiveerd betwist. Daar is in de procedure voorafgaand aan het tussenvonnis voldoende gelegenheid voor geweest. Na dit tussenvonnis mocht [gedaagde] zich nog uitlaten over het voornemen om de betalingsverplichting met 25% te verminderen, waarbij de betalingsverplichting op zichzelf genomen al is vastgesteld op € 4.856,79. De kantonrechter ziet in de aanvullende opmerkingen van [gedaagde] geen aanleiding om op deze beslissing terug te komen.
2.6.
Omdat vast is komen te staan dat [eiser] niet aan zijn informatieverplichting uit hoofde van artikel 6:230m en 6:230t heeft voldaan, zal de kantonrechter overgaan tot de eerder aangekondigde vermindering van de betalingsverplichting van [gedaagde] met 25%. Dit betekent dat een hoofdsom van € 3.642,59 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de hierover gevorderde wettelijke rente vanaf 11 november 2021.
2.7.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft aan de [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW
.Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 489,00. Daarmee komt de toe te wijzen geldsom uit op € 4.131,59 (€ 3.642,59 + € 489,00).
2.8.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] , h.o.d.n. De Tuinregisseurs als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
134,70
- griffierecht
244,00
-salaris gemachtigde (2,50 punten × € 311,00)
Totaal
777,50
1.156,20
2.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.131,59
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.642,59, met ingang van 11 november 2021, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.156,20,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2022.