ECLI:NL:RBOVE:2022:3368

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
C/08/287305 / KG ZA 22/228
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de woning na echtscheiding en verkoop

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die met elkaar zijn gehuwd en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. Eiseres heeft gedaagde in kort geding gedagvaard om hem te veroordelen de woning te verlaten en te ontruimen, omdat er een grote betalingsachterstand op de hypothecaire lening was ontstaan en de hypotheekverstrekker dreigde de woning te veilen. Eiseres vorderde ook dat gedaagde de woning in ordentelijke staat achterlaat en hem verbiedt de woning te betreden of te verhuren na ontruiming. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde zijn medewerking aan de verkoop van de woning niet had verleend, ondanks eerdere veroordelingen. De rechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen drie dagen de woning te verlaten en te ontruimen, en heeft eiseres gemachtigd om met behulp van de sterke arm de ontruiming te bewerkstelligen. De rechter heeft ook bepaald dat gedaagde de woning in goede staat moet achterlaten en hem verboden de woning te betreden of te verhuren, onder dwangsommen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : C/08/287305 / KG ZA 22/228
Vonnis in kort geding van 10 november 2022
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. D. Beuving,
tegen
[gedaagde]
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde]
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 12,
- de productie 13 en de e-mail van 9 november 2022 van de zijde van [eiseres] ,
- de producties 1 t/m 19 van de zijde van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 10 november 2022, waarbij mr. Beuving pleitaantekeningen heeft overgelegd. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag. Als gevolg van een landelijke technische storing kon geen mondeling vonnis worden gewezen. Op verzoek van partijen is vervolgens ter zitting het dictum reeds aan partijen voorgehouden, onder de toezegging dat het vonnis inclusief motivering dezelfde dag aan partijen zou worden toegestuurd. De feiten, de motivering en het dictum, volgen hieronder.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op [datum] te [plaats] onder het opmaken van huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd.
2.2.
Bij verzoekschrift d.d. 18 augustus 2021 heeft [eiseres] de Rechtbank verzocht om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. De zitting te dien aanzien zal
plaatsvinden op 13 december 2022. Aldus is de echtscheiding tussen
partijen thans - voor zover relevant - (nog) niet uitgesproken. Wel is tussen partijen
reeds een echtscheidingsconvenant opgesteld en getekend d.d. 27 mei 2022.
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk (bij onverdeelde helfte) eigenaar van de woning staande en gelegen aan [het adres] [woonplaats] (hierna te noemen: de
woning). Partijen zijn ter financiering van de woning een hypothecaire geldlening
aangegaan.
2.4.
Partijen woonden gezamenlijk in de woning, tot [eiseres] op 26 juli 2021 besloot te
vertrekken.
2.5.
[gedaagde] heeft aanvankelijk op 24 maart 2022 aan de makelaar (Makelaardij
[X] ) de opdracht gegeven om de woning te koop aan te bieden. [eiseres] kon
hiermee instemmen en één en ander is hierop ook opgenomen in het
echtscheidingsconvenant, waarin tussen partijen is overeengekomen dat de woning zal
worden verkocht aan een derde. Afgesproken is eveneens dat
[gedaagde] in de woning zal blijven wonen totdat deze aan een derde is geleverd.
2.6.
Op enig moment bleek dat er een grote betalingsachterstand in de
verschuldigde termijnen van de hypothecaire geldlening is ontstaan. De achterstand bedraagt
per 21 oktober 2022 € 21.404,-.
2.7.
De hypotheekverstrekker heeft aangegeven voornemens te zijn om de lening op te eisen en ‘de veiling te starten’. Aldus hangt partijen een executoriale verkoop van de woning
boven het hoofd.
2.8.
Nadat de woning lange tijd, eerst voor een vraagprijs van € 795.000,- en daarna voor een vraagprijs van € 675.000,- te koop heeft gestaan, is er uiteindelijk een bod op de woning ter hoogte van € 610.000,- gedaan. [gedaagde] wilde niet met dit bod akkoord gaan, ten gevolge waarvan [eiseres] een procedure in kort geding aanhangig heeft gemaakt die heeft geleid tot een verplichting van [gedaagde] om medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning voor € 610.000,-. In het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 4 oktober 2022 staat hierover in het dictum opgenomen:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en de levering van (zijn aandeel in) de woning aan [het adres] [woonplaats] (hierna: de woning) voor de geboden koopsom van € 610.000,- binnen één week na betekening van dit vonnis,
5.2.
bepaalt dat in het geval [gedaagde] de in 5.1. opgedragen medewerking niet verleent, dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] die nodig is/zijn voor respectievelijk de verkoop en de levering en het notariële transport van (zijn aandeel in) de woning, mits die verkoopovereenkomst en/of notariële akte geen bepalingen inhoudt/inhouden die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, zulks ter beoordeling van de betreffende makelaar en/of de notaris ten overstaan van wie de betreffende akte gepasseerd wordt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om de woning, met alle zich daarin bevindende personen en niet aan [eiseres] toebehorende roerende zaken, te verlaten en te ontruimen alsmede ontruimd te houden, alsmede (bezem)schoon op te leveren, twee dagen vóór de met kopers overeengekomen leveringsdatum, maar niet eerder dan 30 oktober 2022, en onder afgifte van sleutels ter vrije beschikking van kopers dan wel de verkopend makelaar te stellen,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
[eiseres] vordert, samengevat:
Primair
I. [gedaagde] te veroordelen om per direct, dan wel binnen drie dagen na het in dezen te wijzen vonnis, dan wel binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, de woning staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] , met alle zich daarop en daarin bevindende personen en niet aan [eiseres] toebehorende roerende zaken, te verlaten en te ontruimen alsmede ontruimd te houden, alsmede (bezem)schoon op te leveren, onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] dan wel kopers, met aanzegging dat, indien [gedaagde] daarmede in gebreke mocht blijven, de ontruiming door de deurwaarder zal worden bewerkstelligd en [gedaagde] met alle zich daarop en daarin bevindende personen met uitzondering van het speelgoed van de kinderen, de kleding van [eiseres] (waaronder haar skikleding) en de spullen van [eiseres] uit haar kindertijd, uit meergemelde perceel te doen brengen naar de openbare Straat;
II. [gedaagde] te veroordelen voornoemde woning in ordentelijke staat achter te laten, inhoudende dat hij geen schade aanricht of toebrengt dan wel de waarde van de woning negatief beïnvloedt en/of de verkoop ervan onmogelijk maakt, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 indien hij niet aan deze vordering voldoet;
III. [eiseres] toe te staan de sloten van de woning, staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] , te vervangen nadat de woning, zoals gevorderd onder I., is ontruimd;
IV. [gedaagde] te verbieden om voornoemde woning, nadat de woning zoals gevorderd onder I. is ontruimd, nadien te betreden en/of (ten dele) te verhuren, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of dagdeel dat de woning wordt betreden dan wel de woning, althans een deel daarvan, dan wel een kamer, wordt verhuurd en derhalve geen gehoor wordt gegeven aan het in dezen te wijzen vonnis, met een maximum van € 50.000,-;
V. Te bepalen dat indien [gedaagde] het hiervoor onder IV) gevorderde verbod tot betreding na ontruiming één week na betekening van dit vonnis blijft overtreden, althans € 5.000,00 aan dwangsommen verbeurt, door [eiseres] op [gedaagde] lijfsdwang mag worden toegepast en [eiseres] aldus verlof verleent deze lijfsdwang ten uitvoer te kunnen leggen en aldus machtigt om in dat geval [gedaagde] te gijzelen voor de duur van zeven dagen (168 uur), en vervolgens telkens voor de duur van zeven dagen (168 uur) voor iedere keer of dag(deel) dat [gedaagde] het onder I) gevorderde verbod overtreedt, zulks tot een maximum voor alle overtredingen tezamen van in totaal één jaar; en
VI. [eiseres] te machtigen om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang van dit vonnis te bewerkstelligen.
Subsidiair
I. [gedaagde] te verbieden de woning staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] , noch een deel daarvan, noch kamers daarvan, aan derden te verhuren, op straffe van een dwangsom van € 1,000,- voor iedere dag dat de woning, dan wel een deel daarvan dan wel een kamer, wordt verhuurd en derhalve geen gehoor wordt gegeven aan het in dezen te wijzen vonnis, met een maximum van € 50.000,-;
II. Te bepalen dat indien [gedaagde] het hiervoor onder 1) gevorderde verbod tot verhuur één week na betekening van dit vonnis blijft overtreden, althans € 5.000,00 aan dwangopnamen verbeurt, door [eiseres] op [gedaagde] lijfsdwang mag worden toegepast en [eiseres] aldus verlof verleent deze lijfsdwang ten uitvoer te kunnen leggen en aldus machtigt om in dat geval [gedaagde] te gijzelen voor de duur van zeven dagen (168 uur), en vervolgens telkens voor de duur van zeven dagen (168 uur) voor iedere keer of dag(deel) dat [gedaagde] het onder I) gevorderde overtreedt, zulks tot een maximum voor alle overtredingen tezamen van in totaal één jaar; en
III. [eiseres] te machtigen om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang van dit vonnis te bewerkstelligen.
3.2.
Op de onderbouwing van de vorderingen en het daartegen gevoerde verweer wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Standpunt [eiseres]

4.1.
stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] , ondanks de inhoud van het vonnis van 4 oktober, diens medewerking niet heeft willen verlenen aan de verkoop. [eiseres] heeft de koopovereenkomst met de kopers ondertekend en het vonnis van 4 oktober zal wegens gebrek aan medewerking van [gedaagde] ex art. 3:300 BW in de plaats treden van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] die benodigd is voor de koop en levering van het onroerend goed.
4.2.
[gedaagde] probeert thans de levering van het onroerend goed tegen te houden.
Gebleken is dat [gedaagde] , zonder toestemming van [eiseres] en/of de
hypotheekverstrekker, de woning dan wel kamers in de woning per direct op Facebook
te huur aanbiedt. Gelet op de beschermende positie van huurders van
woonruimte op grond van boek 7 BW, voorziet [eiseres] dat zij door toedoen van [gedaagde]
in een onmogelijke positie dreigt te geraken. Op grond van de koopovereenkomst moet de woning namelijk vrij van verhuur worden opgeleverd. Ook stelt [eiseres] dat [gedaagde] verschillende goederen uit de woning ter verkoop aanbiedt. Om te voorkomen dat [gedaagde] door zijn handelen de verplichtingen uit de koopovereenkomst doorkruist, heeft [gedaagde] de hiervoor onder 3.1. genoemde vorderingen ingesteld. Het sluiten van de huurovereenkomst door [gedaagde] met derden dient, gelet op het beschermende karakter van huur van woonruimte, te worden voorkomen. [eiseres] ziet geen andere mogelijkheid dit te voorkomen dan dat [gedaagde] de woning dient te verlaten/ontruimen, onder vervanging van alle sloten door [eiseres] . Enkel en alleen dan kan [eiseres] voldoen aan de getekende koopovereenkomst met de kopers, hetgeen feitelijk een uitvoering is van het vonnis d.d. 4 oktober 2022.
4.3.
Ook wordt uitvoerbaarverklaring bij lijfsdwang gevorderd als hiervoor vermeld. Gelet op de gevoerde procedures kan [eiseres] zich verder niet aan de indruk onttrekken dat een dwangsom als zijnde pressiemiddel noodzakelijk is teneinde [gedaagde] te bewegen
aan het vonnis van 4 oktober te voldoen. Immers is recent gebleken dat [gedaagde] zich niet althans onvoldoende houdt aan het vonnis c.q. aan hetgeen waartoe hij is veroordeeld c.q. zal worden veroordeeld.
Standpunt [gedaagde]
4.4.
stelt zich op het standpunt aan de veroordeling van 4 oktober 2022 te hebben meegewerkt. Hij wijst op de door hem overgelegde producties 2 en 3. Daarin staat de mededeling van de makelaar dat de levering op 1 december zou geschieden en daarop heeft hij mondeling akkoord gegeven. Hij is het niet eens met de levering op 2 januari 2023. Hij stelt verder een verhuuradvertentie op Facebook te hebben gezet om te kijken of er animo was voor de woning. Hij had inkomsten nodig om de extra lasten van de maand december te overbruggen. Ook stelt [gedaagde] schade te hebben geleden nu de woning pas een maand later wordt geleverd. [gedaagde] had een huurwoning geregeld per 1 december 2022, maar heeft die als gevolg van de latere levering weer moeten annuleren. [gedaagde] stelt verder dat hij op grond van het echtscheidingsconvenant samen met de makelaar moet bepalen voor welke prijs de woning wordt verkocht. Het echtscheidingsconvenant is volgens hem leidend. Ontruiming van de woning zou er verder toe leiden dat hij dakloos zou raken. De kopers en de bank waren bovendien akkoord met een latere leverdatum, zodat hij niet begrijpt waarom de levering al op 2 januari 2023 moet plaatsvinden. [gedaagde] wil graag uitstel zodat hij een nieuw onderkomen kan vinden.
4.5.
[gedaagde] stelt dat er bij de advocaat van [eiseres] sprake is van belangenverstrengeling, omdat de curator van zijn failliete ondernemingen bij hetzelfde advocatenkantoor werkt. Hij wijst er verder op dat hij, anders dan [eiseres] stelt, de schutting niet aan het verkopen is en wijst daarbij op een bij productie 18 overgelegde verklaring.
Het oordeel van de rechtbank
Spoedeisend belang
4.6.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen. Mede gelet op de korte termijn (2 januari 2023) waarop de woning dient te worden geleverd en de gestelde handelingen van [gedaagde] die deze levering mogelijk kunnen frustreren, kan van [eiseres] niet worden verwacht de uitkomst in een eventuele bodemprocedure af te wachten.
Ten gronde
4.7.
Op grond van de veroordeling van 4 oktober jl., is [gedaagde] gehouden zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en is hij tevens gehouden om de woning voorafgaand aan de levering te ontruimen en bezemschoon op te leveren. Tot die tijd mag [gedaagde] van de woning gebruik blijven maken.
4.8.
Op grond van artikel 1:97 BW zijn beide echtgenoten in beginsel gedurende het huwelijk bestuursbevoegd ten aanzien van de onder de gemeenschap vallende goederen. Dit neemt evenwel niet weg dat voor de verhuur van de woning, ingevolge het bepaalde in artikel 1:88 BW, toestemming van de andere partner aanwezig moet zijn.
4.9.
Vaststaat dat [eiseres] geen toestemming heeft gegeven voor de verhuur van de woning. Verder komt het de voorzieningenrechter, gelet op onder meer de overgelegde Facebookadvertentie, voldoende aannemelijk voor dat [gedaagde] momenteel zonder toestemming, en dus onrechtmatig jegens [eiseres] , tracht de woning te verhuren. Die (poging tot) verhuur is bovendien strijdig met het tussen partijen gewezen vonnis van 4 oktober jl., waarin [gedaagde] is veroordeeld om de woning voorafgaand aan de levering te ontruimen. Een eventuele verhuur van de woning zou die verplichting evident doorkruisen.
4.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komen om die reden de vorderingen van [eiseres] grotendeels voor toewijzing in aanmerking. Aan de hand van met name de overgelegde Facebookadvertentie en de erkenning van [gedaagde] dat hij ook een verhuuradvertentie voor de woning op Facebook had geplaatst, komt het de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk voor dat [gedaagde] niet bereid is om zich aan de veroordelingen van het vonnis van 4 oktober jl. te houden, zodat een verplichting tot ontruiming, zo nodig met behulp van de sterke arm, het in ordentelijke staat achterlaten van de woning, een expliciet verbod op verhuur en een verbod om terug te keren in de woning, een en ander onder last van een dwangsom, naar het oordeel van de voorzieningenrechter is aangewezen. Dat [gedaagde] het op grond van het vonnis van 4 oktober jl. was toegestaan om de woning tot vlak voor de levering te gebruiken doet aan het voorgaande geen afbreuk. Immers, de mogelijkheid van [gedaagde] om de woning tot aan de levering te mogen gebruiken was onder de voorwaarde dat hij de woning voorafgaand aan de levering zou ontruimen onder afgifte van sleutels ter vrije beschikking van kopers. Door zijn huidige opstelling is het aannemelijk dat hij niet aan die voorwaarde zal voldoen.
4.11.
Dat [gedaagde] nog heeft gesteld zich aan het vonnis van 4 oktober jl. te hebben gehouden door akkoord te geven voor een overdrachtsdatum van 1 december, maar vervolgens te weigeren medewerking te verlenen aan een overdracht per 2 januari 2023, doet aan het voorgaande geen afbreuk. Immers, vaststaat dat het vonnis van 4 oktober jl. de verplichting voor [gedaagde] inhield om mee te werken aan de verkoop. De verkoop van een woning dient schriftelijk plaats te vinden. Aan de voorzieningenrechter zijn geen stukken overgelegd waaruit kan blijken van een schriftelijke koopovereenkomst waarin een leveringsdatum van 1 december 2022 staat vermeld, waaraan [gedaagde] zijn medewerking had gegeven. In zoverre moet er dan vanuit worden gegaan dat de koopovereenkomst met leverdatum 2 januari 2023 de enige koopovereenkomst is geweest die ten aanzien van deze woning is opgesteld. Daarom had [gedaagde] gelet op zijn veroordeling in het vonnis van 4 oktober jl. zijn medewerking hieraan moeten verlenen, hetgeen hij in strijd met dat vonnis niet heeft gedaan. Dat [gedaagde] vervolgens ten onrechte van een leverdatum van 1 december 2022 is uitgegaan en aldus een maand langer dan verwacht kosten moet maken, rechtvaardigt niet het ter verhuur aanbieden van de woning in strijd met de veroordeling van 4 oktober jl.
4.12.
Voor zover [gedaagde] nog heeft gesteld dakloos te raken bij ontruiming van de woning, overweegt de voorzieningenrechter dat dit geen afbreuk kan doen aan het voorgaande. Immers, [gedaagde] heeft zelf gesteld een nieuwe huurwoning te hebben gevonden per 1 december 2022, maar stelt deze vervolgens te hebben geannuleerd in verband met een latere overdracht dan hij had verwacht. In die omstandigheden komt de annulering van deze nieuwe woonruimte voor rekening en risico van [gedaagde] en dient het belang van [eiseres] bij zekerheid omtrent het vrij van verhuur kunnen leveren van de woning zwaarder te wegen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat [gedaagde] ter zitting nog heeft gesteld te kijken of er animo is voor de huur van de woning, zodat hij bij de huur van een nieuwe woning eventuele dubbele lasten kan overbruggen. Daarmee bestaat er een reëel risico dat de woning, zonder het treffen van de gevorderde voorzieningen, zal worden verhuurd waarmee levering conform de koopovereenkomst per 2 januari onmogelijk zou worden gemaakt. Wel zal de voorzieningenrechter [gedaagde] een termijn van drie dagen gunnen om de woning te ontruimen.
4.13.
Voor zover [gedaagde] nog heeft aangevoerd schade te hebben geleden die hij vergoed wenst te zien, overweegt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] geen zelfstandige vorderingen in reconventie heeft ingediend, zodat deze ook niet in deze procedure kunnen worden beoordeeld. Voor zover [gedaagde] verder nog een beroep doet op het echtsscheidingsconvenant overweegt de voorzieningenrechter dat dit convenant geen afbreuk kan doen aan het vonnis van 4 oktober jl., reeds omdat dit vonnis van een latere datum is. Voor zover [gedaagde] dan nog stelt dat de kopers en de bank ook akkoord waren met een latere leverdatum dan 2 januari 2023, doet zulks voorgaande evenmin afbreuk, reeds omdat van deze stelling in het geheel geen onderbouwing is gegeven. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat de bezwaren van [gedaagde] ten aanzien van de persoon van de gemachtigde van [eiseres] geen inhoudelijk verweer ten aanzien van de vorderingen betreffen en reeds daarom kan worden gepasseerd.
De gevorderde lijfsdwang
4.14.
Op grond van artikel 587 Rv zal een vonnis alleen dan uitvoerbaar bij lijfsdwang worden verklaard, indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt.
4.15.
De gevorderde lijfsdwang zal worden afgewezen, nu de rechtvaardiging voor een dergelijke ingrijpende maatregel door [eiseres] onvoldoende is onderbouwd. Lijfsdwang is een ultimum remedium die de rechter, gelet op de ingrijpende gevolgen op het leven van degene ten aanzien van wie het wordt opgelegd, slechts in uitzonderlijke situaties kan toewijzen. Op dit moment is door [eiseres] onvoldoende onderbouwd waarom met minder verstrekkende middelen niet zou kunnen worden voorkomen dat [gedaagde] na ontruiming zou terugkeren naar de woning en tot verhuur zou overgaan, dan wel dat hem dit wordt bemoeilijkt. Zo kunnen bijvoorbeeld de sloten, als gevolg van de onderhavige veroordeling, van de woning worden vervangen en verder kan [eiseres] , wanneer [gedaagde] zich toch toegang zou proberen te verschaffen tot de woning, hem wederom met behulp van de sterke arm van politie en justitie laten verwijderen. Gelet op het hiervoor overwogene is de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij lijfsdwang daarom niet proportioneel en zal die vordering dus worden afgewezen.
Proceskosten
4.16.
Aangezien partijen met elkaar zijn gehuwd, zullen de proceskosten – zoals te doen gebruikelijk – worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding,
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na heden de woning staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] , met alle zich daarop en daarin bevindende personen en niet aan [eiseres] toebehorende roerende zaken, te verlaten en te ontruimen alsmede ontruimd te houden, alsmede (bezem)schoon op te leveren, onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] dan wel kopers en bepaalt dat [eiseres] na deze ontruiming de sloten van de woning mag vervangen;
5.2.
machtigt [eiseres] om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van de veroordeling onder 5.1. te bewerkstelligen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het bepaalde onder 5.1. van dit vonnis te voldoen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om de woning in ordentelijke staat achter te laten, inhoudende dat hij geen schade aanricht of toebrengt dan wel de waarde van de woning negatief beïnvloedt en/of de verkoop ervan onmogelijk maakt, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 indien hij niet aan deze veroordeling voldoet;
5.4.
verbiedt [gedaagde] om voornoemde woning, nadat de woning is ontruimd, te betreden en/of (ten dele) te verhuren, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of dagdeel dat de woning wordt betreden dan wel de woning, althans een deel daarvan, dan wel een kamer, wordt verhuurd en derhalve geen gehoor wordt gegeven aan dit vonnis, met een maximum van € 50.000,-;
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022.