ECLI:NL:RBOVE:2022:3400

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
08/178380-20 en 08/194820-21 (t.tz.gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie met vrijspraak voor afpersing

Op 17 november 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De verdachte werd vrijgesproken van de verdenking van gedwongen afgifte van goederen en afpersing. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 3 november 2022, waar de officier van justitie, mr. A. Stoop, de vordering indiende en de verdediging werd gevoerd door raadsman mr. S. Kriekaard.

De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook het afpersen van een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het gebruik van geweld of bedreiging met geweld in de afpersingszaak, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte de feiten met betrekking tot het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie wel bewezen, gezien de bekennende verklaring van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de zorgwekkende toename van vuurwapenbezit in Nederland en de daarmee gepaard gaande risico's voor de samenleving. De opgelegde straf is bedoeld om de verdachte te weerhouden van het plegen van soortgelijke feiten in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/178380-20 en 08/194820-21 (t.tz.gev.) (P)
Datum vonnis: 17 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Stoop en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Kriekaard, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08/178380-20:
samen met anderen [slachtoffer] heeft afgeperst dan wel die [slachtoffer] heeft gedwongen geld te pinnen
(feit 1)en samen met anderen heeft geprobeerd die [slachtoffer] af te persen
(feit 2);
parketnummer 08/194820-21:
een vuurwapen en munitie en een ploertendoder voorhanden heeft gehad
(de feiten 1, 2 en 3).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08/178380-20
1
hij op of omstreeks 2 en/of 3 janauri 2020 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 100 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorde, door toen daar
- (tegen de wil van die [slachtoffer] ) een geldbedrag van 350 euro op de bankrekening

van die [slachtoffer] te storten en/of

- die [slachtoffer] te berichten dat hij dat geld dan maar moest gaan pinnen en/of
- met die [slachtoffer] 2 keer een bedrag van 50 euro te pinnen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij de rest van het geld later maar moest brengen

en/of

- doe [slachtoffer] te bellen om aan te geven dat hij de rest van het geld die avond

wilde ontvangen en daarbij te zeggen "Je regelt het maar";

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks 2 of 3 januari 2020 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of een derde wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten één of meer geldbedragen te pinnen (in totaal 100 euro), door toen daar
- (tegen de wil van die [slachtoffer] ) een geldbedrag van 350 euro op de bankrekening

van die [slachtoffer] te storten en/of

- die [slachtoffer] te berichten dat hij dat geld dan maar moest gaan pinnen en/of
- met die [slachtoffer] 2 keer een bedrag van 50 euro te pinnen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij de rest van het geld later maar moest brengen

en/of

- doe [slachtoffer] te bellen om aan te geven dat hij de rest van het geld die avond

wilde ontvangen en daarbij te zeggen "Je regelt het maar";

2
hij in of omstreeks de periode van 2 januari 2020 tot en met 11 januari 2020 te
Zwolle, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 250 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorde die [slachtoffer] via sociale media één of meer berichten met de navolgende inhoudt te versturen:
- "Luister die 7barkie vanavond terug Meer zeg k niet neefie" en/of "wil je spelletjes
spelen? Dat Geld is op jou pas gekomen of via jou op een pas. Boeit me geen kkr wie
die doekoe nu heeft. Je gaat 't payen. Niet denken dat je kan ouwe hoeren met
doekoe kleine kk slet" en/of daarbij (ook) een foto te versturen waarop verdachte
en/of zijn mededader is afgebeeld met een vuurwapen in zijn hand en/of
- "Je bent er niet, geen kk spel spelen. k weet je school k weet alles. Geef die doekoe
en geen kk geintjes verder" en/of "Ik kan naar Landstede komen en dan loopt 't
anders. K hoe niet ervan als iemand speelt met doekoe yusu niet ben geen
fatoeman" en/of
- "Je woont daar niet eens. Dus speel geen spel. Ik weet ook waar jij woont. Maar je
wil spelen s goed. Zeg niks meer" en/of
die [slachtoffer] meerdere keer (annoniem) te bellen en/of daarbij te zeggen: "Je weet
niet wat je nu doet met je zoon. Je brengt je zoon in gevaar" en/of He ik geef je tot
maandag om die 250 euro te geven, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 08/194820-211
hij op of omstreeks 20 juli 2021 te Zwolle een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Cz/Fnh, model 27, kaliber 7.65
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 20 juli 2021 te Zwollemunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere patronen van S&B en/of Browning Geco,van het kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 20 juli 2021 te Zwolle een wapen van categorie I, onder 3° van de
Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder heeft voorhanden gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde met parketnummer 08/178380-20, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het gebruik van geweld of bedreiging met geweld. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiaire ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen met uitzondering van het medeplegen. Ook feit 2 van parketnummer 08/178380-20 en de feiten van parketnummer 08/194820-21 kunnen wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 08/178380-20 heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat door verdachte geen geweld is gebruikt en niet gedreigd is met geweld. Ook het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat aangever niet onder dwang of tegen zijn wil geld heeft gepind. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ook van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken, omdat verdachte niet degene is geweest die de handelingen, zoals genoemd in de tenlastelegging, heeft verricht.
Ten aanzien van parketnummer 08/194820-21 heeft de raadsman zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 08/178380-20
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, subsidiair en 2 van parketnummer 08/178380-20 ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
feit 1
Om tot een bewezenverklaring van afpersing als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te kunnen komen, moet onder meer worden bewezen dat verdachte bij het dwingen tot afgifte van een goed gebruik heeft gemaakt van geweld of van bedreiging met geweld. Nu het dossier geen bewijs bevat dat verdachte geweld heeft gebruikt of heeft gedreigd met geweld, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 284 Sr.
feit 2
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij met [slachtoffer] is gaan pinnen en hem daarna nog twee of drie keer heeft gebeld, maar dat hij niets te maken heeft met de bedreigingen die gedaan zijn aan het adres van [slachtoffer] via sociale media. Het dossier bevat ook overigens te weinig aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat verdachte van die bedreigingen op de hoogte was of dat hij daar ook maar enige bemoeienis mee heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
parketnummer 08/194820-21
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 van parketnummer 08/194820-21 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 november 2022;
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
  • het proces-verbaal van aanhouding van 20 juli 2021, pagina 4 en 5;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2021, pagina 20 en 21;
  • het proces-verbaal onderzoek wapen van 20 juli 2021, pagina 35 en 36;
ten aanzien van feit 3:
  • het proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2021, pagina 14;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2021, pagina 28.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/194820-21
1
hij op 20 juli 2021 te Zwolle een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Cz/Fnh, model 27, kaliber 7.65
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 20 juli 2021 te Zwolle munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere patronen van S&B en/of Browning Geco, van het kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 20 juli 2021 te Zwolle een wapen van categorie I, onder 3° van de
Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder heeft voorhanden gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 08/194820-21:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van zeven maanden, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte daarnaast een taakstraf op te leggen voor de duur van 180 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de veranderde persoonlijke omstandigheden van verdachte – hij is vader geworden – te laten meewegen bij de strafoplegging en heeft bepleit verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een lange proeftijd en daarnaast de oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie en een ploertendoder. Er is in Nederland een zorgwekkende toename van vuurwapenbezit en het daarbij komende geweld en er staan dan ook niet voor niets zware straffen op het bezit van vuurwapens. Verdachte heeft het geladen wapen en de munitie op straat bij zich gedragen in een tasje en heeft door zo te handelen een buitengewoon gevaarlijke situatie doen ontstaan. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar risico op het gebruik van het wapen en zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat verdachte het wapen naar eigen zeggen had aangeschaft voor zijn eigen veiligheid, doet niets af aan de ernst van het feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 3 oktober 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Alles overwegende, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaren, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, passend en geboden. Een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf is noodzakelijk om verdachte, die zegt zijn leven een positieve wending te hebben gegeven, er in de toekomst van te weerhouden (soortgelijke) misdrijven te plegen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 van parketnummer 08/178380-20 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 08/194820-21 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/194820-21
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 08/194820-21 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en
mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle, met nummer PL0600-2021338175. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.