ECLI:NL:RBOVE:2022:3401

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
08/195065-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op bakkerij met geweld en bedreiging

Op 17 november 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van een gewapende overval op een bakkerij in Deventer op 26 juli 2022. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld. Tijdens de overval, die plaatsvond omstreeks 07.08 uur, kwam de verdachte de bakkerij binnen met een groot hakmes en bedreigde hij de winkelmedewerkster, [aangeefster], terwijl hij de kassalade open trok en geld wegnam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft tijdens het proces ontkend de overval te hebben gepleegd en beweerde dat zijn broertje de dader was. Echter, de rechtbank heeft op basis van bewijsmateriaal, waaronder camerabeelden en DNA-onderzoek, geconcludeerd dat de verdachte de dader was. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [aangeefster] en [bedrijf], niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op 30 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, hoger dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank de ernst van het feit zwaarder woog.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/195065-22 (P)
Datum vonnis: 17 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Stoop en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat in Leeuwarden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een gewelddadige overval heeft gepleegd in een bakkerij.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 juli 2022 te Deventer, althans in Nederland, een of meer
geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf]
en/of [aangeefster] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster] en/of [getuige 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de bakkerij binnen te rennen met een (groot) (hak)mes in zijn hand(en) en/of
- (vervolgens) naar de kassa te rennen en/of
- de kassalade open te trekken, waardoor de kassalade op de grond valt en/of
- met voornoemd mes in zijn hand(en) een of meerdere slaande beweging(en)
richting die [aangeefster] te maken en/of
- (vervolgens) het (op de grond gevallen) geld te pakken en/of
- (ondertussen) die [aangeefster] weg te duwen en/of
- tijdens zijn vlucht (rennend) met voornoemd mes in zijn hand(en) een slaande
beweging te maken richting het hoofd van die [getuige 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2022 te Deventer, althans in Nederland, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer geldbedrag(en), in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] en/of [aangeefster] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [aangeefster] en/of [getuige 1] , te plegen met het oogmerk om die
diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad,
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
- de bakkerij is binnen gerend met een (groot) (hak)mes in zijn hand(en) en/of
- (vervolgens) naar de kassa is gerend en/of
- de kassalade heeft opgetrokken, waardoor de kassalade op de grond is gevallen
en/of
- met voornoemd mes in zijn hand(en) een of meerdere slaande beweging(en)
richting die [aangeefster] heeft gemaakt en/of
- het (op de grond gevallen) geld heeft gepakt en/of
- (ondertussen) die [aangeefster] heeft weggeduwd en/of
- tijdens zijn vlucht (rennend) met voornoemd mes in zijn hand(en) een slaande
beweging heeft gemaakt richting het hoofd van die [getuige 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, omdat niet verdachte, maar zijn broertje [naam 1] de overval heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vaststelling van de feiten
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 26 juli 2022 vond een gewapende overval plaats in [bedrijf] , gevestigd aan [adres 1] te Deventer. Aangeefster [aangeefster] bevond zich omstreeks 07.08 uur achter de toonbank van de bakkerij toen er een man binnenkwam. [2] De man was geheel in het zwart gekleed, droeg zwarte schoenen met witte sokken en hij had een hakmes in zijn rechterhand. [3] Na binnenkomst rende de man gelijk naar de kassa, die zich op de toonbank bevond. De man trok de kassalade uit de kassa, waardoor deze op de grond viel en er munt- en briefgeld op de vloer viel. Op dat moment maakte [aangeefster] met een doek slaande bewegingen richting de man, waarna de man een slaande beweging met zijn rechterhand, waarin hij het hakmes vasthield, maakte naar [aangeefster] . [4] De man maakte vervolgens met beide handen graaiende bewegingen naar de vloer en probeerde [aangeefster] weg te duwen, totdat getuige [getuige 1] de bakkerij binnenkwam. [5] De man verplaatste zich toen richting de uitgang en verloor daarbij een aantal bankbiljetten. [6] Vervolgens maakte hij meerdere zwaaiende en slaande bewegingen naar [getuige 1] , waaronder met het hakmes, waarbij het hoofd van [getuige 1] bijna door het hakmes werd geraakt. De man wist uiteindelijk de bakkerij te verlaten. Na de overval is een tas achter de toonbank aangetroffen, die niet aan de bakkerij of aan [aangeefster] toebehoorde. [7] Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat de tas van hem was.
4.3.2
Bewijsoverweging
De vraag die beantwoord dient te worden, is of verdachte degene is geweest die deze overval heeft gepleegd.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben korte tijd na de overval, omstreeks 07:24 uur, ter hoogte van [adres 2] te Deventer een in het donker/zwart geklede persoon staande gehouden. De verbalisanten zagen dat het shirt, dat deze persoon droeg, bezweet was en zij hoorden dat deze persoon behoorlijk aan het hijgen was, alsof hij zojuist hardgelopen had. Deze persoon bleek verdachte te zijn. De verbalisanten hebben foto’s gemaakt van de zwarte schoenen die verdachte op dat moment droeg. [8] Deze foto’s zijn vergeleken met de screenshots van de camerabeelden van de overval op de bakkerij. Uit deze vergelijking kwamen de hoogte, de kleur (donkergekleurd) en de vrij lange tong van de schoenen met elkaar overeen. Op de screenshots is daarnaast een witte rand boven de schoen te zien, net zoals de witte sok die op de foto van de schoenen van verdachte te zien is. [9]
Vervolgens is uit onderzoek van de mobiele telefoon van verdachte naar voren gekomen dat de telefoon zich ten tijde van de overval vermoedelijk in, dan wel in de buurt van de bakkerij bevond en tussen 07:10:37 en 07:59:11 uur verplaatst is naar [adres 2] te Deventer. Er zijn meerdere locatie-coördinaten van de mobiele telefoon van verdachte geregistreerd in de bosschages ten noorden van [adres 2] . In deze bosschages is zwarte/donkere kleding en een hakmes aangetroffen, gelijkend op het hakmes dat de overvaller van de bakkerij had gebruikt en gelijkend op de kleding die de overvaller droeg. [10] De rechtbank gaat er gelet op deze onderzoeksresultaten van uit dat verdachte zich op genoemde tijdstippen op deze locaties bevond.
Daarnaast is onderzoek verricht naar de tas die na de overval is achtergebleven in de bakkerij. Uit bemonstering van het hengsel van deze tas zijn twee DNA-profielen verkregen. Eén van deze profielen bevat een relatief grote hoeveelheid DNA. De kans dat dit DNA van verdachte afkomstig is, is meer dan één miljard keer waarschijnlijker dan dat dit DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte verwante) persoon. Het tweede profiel bevat een relatief kleine hoeveelheid DNA van minimaal één andere, onbekende persoon. Ook de runner van de tas is bemonsterd en hieruit is één DNA-profiel verkregen. Ook hiervoor geldt dat de kans dat dit DNA afkomstig is van verdachte, meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dan dat dit DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte verwante) persoon. [11] Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat het zijn tas was.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de overval.
4.3.3
Alternatief scenario
Verdachte heeft in eerste instantie tijdens zijn verhoor bij de politie bekend dat hij degene zou zijn geweest die de overval heeft gepleegd. Later heeft hij dit ontkend en heeft hij een alternatief scenario geschetst. Hij stelt dat zijn broertje [naam 1] de overvaller is geweest en dat hij in de omgeving van de bakkerij en [adres 2] is geweest, omdat hij [naam 1] is gevolgd. [12] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn tas, die in de bakkerij werd aangetroffen, enige tijd eerder door [naam 1] uit verdachtes auto is gestolen.
Hoewel de politie naar aanleiding van dit alternatieve scenario nader onderzoek heeft verricht, vindt dit scenario op geen enkel punt steun in het dossier. Integendeel, het alternatieve scenario wordt door het dossier op belangrijke punten weersproken. Zo heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij op de dag van de overval rond 07.00 uur slechts één man heeft zien lopen in de Roerstraat, terwijl verdachte stelt dat hij [naam 1] in [adres 3] heeft gevolgd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij van zijn vriend [naam 2] op de avond voor de overval via WhatsApp had gehoord dat [naam 1] al twee dagen op straat sliep. Uit de onderzoeksgegevens van zijn telefoon blijkt echter dat [naam 2] dit pas op 28 juli 2022, dus twee dagen na de overval, aan verdachte heeft bericht. [13]
Gelet op het voorgaande schuift de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte als ongeloofwaardig terzijde.
4.3.4
Voltooide diefstal of poging daartoe?
De vraag is vervolgens of sprake is van een voltooide diefstal met (bedreiging met) geweld, of van een poging daartoe.
Op de camerabeelden van de bakkerij is te zien dat verdachte graaiende bewegingen maakte naar het munt- en briefgeld dat op de vloer lag door de val van de kassalade. Ook is te zien dat verdachte, op het moment dat hij zich richting de deur verplaatste, een aantal bankbiljetten is verloren. [14] Op grond daarvan is vast komen te staan dat verdachte op enig moment geld van de bakkerij in handen kreeg. Omdat verdachte dit geld daardoor volledig heeft onttrokken aan de beschikkingsmacht van de bakkerij als rechtmatige eigenaar, is er sprake van een voltooide diefstal met (bedreiging met) geweld. Het primair ten laste gelegde kan dan ook bewezen worden verklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 juli 2022 te Deventer, geldbedragen die aan [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangeefster] en [getuige 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken door:
- de bakkerij binnen te rennen met een groot hakmes in zijn handen en
- vervolgens naar de kassa te rennen en
- de kassalade open te trekken, waardoor de kassalade op de grond valt en
- met voornoemd mes in zijn handen één slaande beweging richting die [aangeefster] te maken en
- vervolgens het op de grond gevallen geld te pakken en
- ondertussen die [aangeefster] weg te duwen en
- tijdens zijn vlucht rennend met voornoemd mes in zijn handen een slaande beweging te maken richting het hoofd van die [getuige 1] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de algemene voorwaarde dat verdachte geen strafbare feiten mag plegen en het door de reclassering geadviseerde contact- en locatieverbod te koppelen aan de voorwaardelijke gevangenisstraf.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van minder dan twee jaren. Verder heeft de raadsman bepleit dat een contact- en locatieverbod ook separaat kan worden opgelegd en niet gekoppeld hoeft te worden aan een voorwaardelijke gevangenisstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft een gewapende overval gepleegd op een bakkerij en heeft daarbij gebruik gemaakt van een groot hakmes. Met dit mes heeft hij slaande bewegingen gemaakt richting winkelmedewerkster [aangeefster] en richting getuige [getuige 1] , die net kon voorkomen dat het hakmes zijn hoofd raakte. Dit is een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft tijdens de overval geweld niet geschuwd. Verdachte lijkt enkel oog te hebben gehad voor het geld en geen enkel moment te hebben nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor anderen. Dit soort gebeurtenissen zijn voor de betrokken slachtoffers doorgaans zeer beangstigend en veroorzaken ook breder binnen de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachtes handelen toont daarnaast van geen enkel respect voor andermans eigendommen.
Daarnaast heeft verdachte geen openheid van zaken gegeven en heeft hij geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad. Tijdens de terechtzitting is verdachte blijven vasthouden aan het alternatieve scenario dat zijn broertje de overval zou hebben gepleegd en dat hij hem slechts zou hebben gevolgd. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 3 oktober 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet (recentelijk) eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De reclassering heeft op 11 oktober 2022 een advies uitgebracht en heeft de kans op recidive niet kunnen inschatten, omdat verdachte ontkent de overval te hebben gepleegd. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden en ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Wel adviseert de reclassering een contact- en locatieverbod in het kader van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De strafoplegging
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de hiervoor omschreven omstandigheden en heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), alsmede op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 30 maanden. De rechtbank komt daarmee tot een hogere straf dan door de officier van justitie geëist, nu zij van oordeel is dat de door de officier van justitie geëiste straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat de overval veel impact heeft gehad op [aangeefster] en haar familie, ziet zij in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding om een contact- en locatieverbod op te leggen. Er is geen grond voor het oordeel dat een dergelijke (voor wat betreft het locatieverbod ingrijpende) maatregel in geval van verdachte noodzakelijk is ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten of overlast. Daarnaast is er geen aanleiding om te veronderstellen dat verdachte in de toekomst contact zou gaan zoeken met aangeefster [aangeefster] of [bedrijf] . De rechtbank zal daarom geen contact- en/of locatieverbod opleggen.

8.De schade van benadeelde partijen

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[aangeefster] en [bedrijf] (vertegenwoordigd door [naam 3] ) hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces.
[aangeefster] vordert verdachte te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 10.000,00 voor immateriële schade. In dat kader heeft [aangeefster] gesteld dat zij door de overval last heeft van psychische klachten, slecht slaapt, niet meer kan werken in de bakkerij en medicijnen (Oxazepam) heeft moeten innemen tegen de klachten.
[bedrijf] vordert verdachte te veroordelen tot betaling van een materiële schadevergoeding van € 18.000,00. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit omzetverlies over de periode van 10 augustus 2022 tot en met 25 augustus 2022. Volgens [naam 3] was de bakkerij in deze periode gesloten, omdat zijn moeder [aangeefster] door de overval niet meer in de bakkerij kon werken en hij (in die periode) geen ander personeel had.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toe te wijzen en daarbij gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Ook heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de toe te wijzen bedragen aan schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen volledig afgewezen dienen te worden, omdat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1
Benadeelde partij [aangeefster]
De schade die [aangeefster] stelt te hebben geleden, valt onder de aantasting van de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Voor het aannemen van een persoonsaantasting is niet voldoende dat sprake is geweest van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen.
Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (vgl. Hoge Raad (HR) 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 en HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1642).
Hoewel de rechtbank niets wil afdoen aan de voorstelbare impact van de overval op het (psychisch) welbevinden van [aangeefster] , is zij van oordeel dat [aangeefster] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat bij haar ten gevolge van het strafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan. Daarnaast doet zich hier niet een situatie voor waarin uit de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan volgt dat van een aantasting ‘op andere wijze’ sprake is. Het in de gelegenheid stellen van [aangeefster] om haar vordering nader te motiveren en aan te vullen leidt tot een onevenredige belasting van de strafzaak. Daarom zal de rechtbank haar die gelegenheid niet geven. [aangeefster] zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.4.2
Ten aanzien van benadeelde partij [bedrijf]
Gelet op de gemotiveerde betwisting van de door [bedrijf] opgevoerde schade, acht de rechtbank de vordering op dit moment onvoldoende onderbouwd om deze te kunnen toewijzen. Het in de gelegenheid stellen van [bedrijf] om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal [bedrijf] die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal [bedrijf] daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen: [aangeefster] en [bedrijf] in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen, en dat zij de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.B. Soppe, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, districtrecherche IJsselland, Onderzoek HOEFBLAD met onderzoeksnummer ON1R022054. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , pagina 19, proces-verbaal van bevindingen, pagina 51.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 51, proces verbaal van bevindingen met fotobladen, pagina’s 54 tot en met 57, proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 61 en 62.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 51, proces-verbaal van bevindingen, pagina 137.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 138.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 147, proces-verbaal van bevindingen, pagina 139.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 52, proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , pagina 19.
8.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , pagina’s 28 en 29.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 60 tot en met 62.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 99, 101 en 106 en proces-verbaal biologisch vooronderzoek, pagina 120.
11.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in Deventer op 26 juli 2022, op 29 juli 2022 opgemaakt door rapporteur ing. M.J.W. Pouwels, pagina’s 38 tot en met 41.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte met proces-verbaalnummer 24, pagina 2, proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 3 november 2022.
13.Proces-verbaal bevindingen extra onderzoek in iPhone [verdachte] , proces-verbaalnummer 30, pagina’s 2 tot en met 4.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 138 tot en met 146.