Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De beslissing samengevat
Waarover gaat deze zaak?
3.Het geschil
4.De beoordeling
Spoedeisend belang
498,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], gedaagde, wonende te [woonplaats], gedagvaard in kort geding om de ontruiming van een woning te vorderen. De huurovereenkomst tussen partijen was voor bepaalde tijd aangegaan en eindigde op 31 oktober 2022. Eiser heeft gesteld dat gedaagde een betalingsachterstand heeft in de servicekosten en dat hij de woning wil verkopen. Gedaagde beroept zich op huurbescherming en heeft aangegeven de woning pas in januari 2023 te willen verlaten, omdat zij dan een andere woning heeft. De kantonrechter heeft op 14 november 2022 geoordeeld dat de huurovereenkomst op 31 oktober 2022 is geëindigd en dat gedaagde de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstand in servicekosten van € 1.022,10, te vermeerderen met wettelijke rente. De kantonrechter heeft de persoonlijke omstandigheden van gedaagde wel overwogen, maar deze niet voldoende geacht om de ontruiming te weigeren. De kosten van de procedure zijn voor gedaagde.