ECLI:NL:RBOVE:2022:3403

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
10156524 \ CV EXPL 22-2390
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na afloop van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd met betalingsachterstand in servicekosten

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], gedaagde, wonende te [woonplaats], gedagvaard in kort geding om de ontruiming van een woning te vorderen. De huurovereenkomst tussen partijen was voor bepaalde tijd aangegaan en eindigde op 31 oktober 2022. Eiser heeft gesteld dat gedaagde een betalingsachterstand heeft in de servicekosten en dat hij de woning wil verkopen. Gedaagde beroept zich op huurbescherming en heeft aangegeven de woning pas in januari 2023 te willen verlaten, omdat zij dan een andere woning heeft. De kantonrechter heeft op 14 november 2022 geoordeeld dat de huurovereenkomst op 31 oktober 2022 is geëindigd en dat gedaagde de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstand in servicekosten van € 1.022,10, te vermeerderen met wettelijke rente. De kantonrechter heeft de persoonlijke omstandigheden van gedaagde wel overwogen, maar deze niet voldoende geacht om de ontruiming te weigeren. De kosten van de procedure zijn voor gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10156524 \ CV EXPL 22-2390
Vonnis in kort geding van 14 november 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 21 oktober 2022 in kort geding gedagvaard om bij deze rechtbank, kamer voor kantonzaken, locatie Almelo, te verschijnen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2022, waar [eiser] is verschenen bijgestaan door mr. E. Asbroek van Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar. [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat besproken is op de mondelinge behandeling.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De beslissing samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiser] de woning aan [het adres] . Partijen een huurovereenkomst voor bepaalde tijd van twee jaar afgesproken, eindigend per 31 oktober 2022.
[eiser] wil dat [gedaagde] de woning ontruimt. De huurperiode is verstreken en hij wil de woning verkopen. Verder heeft [eiser] naar voren gebracht dat [gedaagde] een betalingsachterstand in de servicekosten heeft laten ontstaan.
[gedaagde] beroept zich op huurbescherming. Daarnaast heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat zij de woning wel wil verlaten, maar pas in januari 2023 omdat zij dan een andere woning heeft. Overde servicekosten heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat dat [eiser] moet laten zien dat hij dit bedrag heeft betaald aan de energieleverancier.
De beslissing van de kantonrechter
2.2.
De kantonrechter wijst de gevorderde ontruiming toe met als ontruimingstermijn
14 dagen na betekening van dit vonnis. Verder wijst de kantonrechter ook de veroordeling tot betaling van de betalingsachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente, toe. De kantonrechter legt hieronder uit waarom hij tot deze beslissing is gekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning aan [het adres] (hierna: de woning) te ontruimen. Daarnaast vordert hij dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.022,10, te vermeerderen met de wettelijke rente en van de proces-en nakosten.
3.2.
[eiser] heeft naar voren gebracht dat partijen een huurovereenkomst voor bepaalde tijd zijn overeengekomen. De huurovereenkomst voor de duur van twee jaar is ingegaan op 1 november 2020 en daarom eindigt deze op 31 oktober 2022, aldus [eiser] . [eiser] dat bij brief van 5 augustus 2022 aan [gedaagde] laten weten. [eiser] wil de woning verkopen. [gedaagde] heeft aangegeven de woning niet te willen verlaten en daarom vordert [eiser] nu ontruiming van de woning door [gedaagde] . Daarnaast vordert [eiser] betaling door [gedaagde] van een bedrag van € 1.022,10. Dit bedrag is een achterstand in de betaling van de servicekosten door [gedaagde] , bestaande uit de eindafrekening voor energiekosten over 2021 en het voorschot voor de maand juni 2022, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] beroept zich op huurbescherming. Daarnaast heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat zij de woning wel wil verlaten in verband met de gebreken die de woning heeft, maar dat zij nog geen andere woning heeft. Hierdoor komt [gedaagde] , samen met haar minderjarige kinderen op straat te staan, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft van alles geprobeerd om een andere woning te vinden. Een verzoek tot urgentieverlening is afgewezen, aldus [gedaagde] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat zij inmiddels een toezegging heeft gekregen dat er in januari 2023 een woning voor haar beschikbaar komt en daarom wil zij graag tot die tijd in de woning blijven.
Over de eindafrekening van 2021 heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat ze de factuur van € 872,10 heeft ontvangen, maar dat zij wil zien dat [eiser] dit bedrag daadwerkelijk aan de energieleverancier heeft betaald zodat ze zeker weet dat ze dat bedrag aan [eiser] verschuldigd is

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak. Niet alleen is de huurovereenkomst geëindigd per 31 oktober 2022, ook wil [eiser] de woning verkopen [eiser] is daarom ontvankelijk in zijn vorderingen.
Ontruiming
4.2.
Voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.3.
Daarvoor moet als eerste beoordeeld worden of de huurovereenkomst die partijen hebben gesloten, is te kwalificeren als een huurovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7:271 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), en of de huurovereenkomst van rechtswege op 31 oktober 2022 is geëindigd.
4.4.
Op basis van artikel 7:271 lid 1 BW is het mogelijk een huurovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van twee jaar of korter te sluiten voor zelfstandige woonruimte, zoals in dit geval. te sluiten. Bij deze kortdurende huurovereenkomsten voor bepaalde tijd is de huurbescherming van de huurder beperkt. Deze overeenkomsten eindigen conform artikel 7:228 lid 1 BW wanneer de overeengekomen tijd is verstreken zonder dat daartoe een opzegging en een wettelijke opzeggingsgrond is vereist. Wel is conform artikel 7:271 lid 5 onder a BW vereist dat de verhuurder de huurder op zijn vroegst drie maanden en op zijn laatst één maand voor het einde van de overeengekomen termijn schriftelijk informeert over de einddatum. Komt de verhuurder deze verplichting niet na, dan eindigt de huurovereenkomst niet, maar wordt deze na het verstrijken van de bepaalde tijd voor onbepaalde tijd verlengd.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat partijen een huurovereenkomst zijn aangegaan voor een periode van twee jaar, lopend van 1 november 2020 tot en met 31 oktober 2022. [gedaagde] heeft dat ook niet betwist. Het gaat hier dus om een huurovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van twee jaar of korter zoals bedoeld in artikel 7:271 BW. [eiser] heeft met de aanzegging van 5 augustus 2022 ook voldaan aan de hiervoor genoemde verplichting om [gedaagde] tijdig schriftelijk te informeren over de einddatum.. [gedaagde] heeft de ontvangst van deze brief niet betwist.
4.6.
Het gevolg hiervan is dat de huurovereenkomst op 31 oktober 2022 is geëindigd.
4.7.
[gedaagde] heeft diverse persoonlijke omstandigheden aangevoerd waardoor het haar niet is gelukt tijdig een andere woning te vinden en zij de woning niet heeft ontruimd. [gedaagde] voert aan dat zij graag langer in de woning wil verblijven omdat zij een toezegging heeft gekregen dat zij in januari 2023 een andere woning krijgt toegewezen. Verder heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat zij op straat komt te staan met haar minderjarige kinderen van zes en achtjaar oud, omdat crisisopvang bij Humanitas met haar kinderen geen reële optie is.
4.8.
Deze persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] hebben echter niet tot gevolg dat de vordering tot ontruiming van de woning zal worden afgewezen. Uit de door [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling getoonde papieren is wel gebleken dat zij waarschijnlijk in aanmerking komt voor een woning van de woningstichting, maar niet, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, dat dat met zekerheid in januari 2023 al het geval is. zeker Partijen hebben, zoals blijkt uit de huurovereenkomst, bewust gekozen voor een huurovereenkomst voor de duur van twee jaar. [gedaagde] wist dusdat de overeenkomst per 31 oktober 2022 zou eindigen. Dat zij nog geen alternatieve woonruimte heeft gevonden ondanks haar pogingen daartoe is, hoe vervelend dat ook voor [gedaagde] en haar kinderen is, een omstandigheid die niet voor risico van [eiser] komt.
4.9.
Gelet op bovenstaande acht de kantonrechter de kans groot dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat de huurovereenkomst per 31 oktober 2022 is geëindigd. Het toewijzen van de vordering tot ontruiming is dan ook gerechtvaardigd. De termijn voor ontruiming zal worden vastgesteld op de gebruikelijke 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
Servicekosten en wettelijke rente
4.10.
Met betrekking tot de betalingsachterstand van € 1.022,10 oordeelt de kantonrechter als volgt. [gedaagde] heeft een eindafrekening voor energiekosten van [eiser] voor een bedrag van € 872,10 ontvangen. Daarnaast heeft [gedaagde] niet weersproken dat zij het voorschot van 150,00 van juni 2022 nog niet heeft betaald. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid en de omvang van deze bedragen dus niet betwist en daarom moet zij deze betalen. Ook dit deel van de vordering wordt toegewezen.
Dat geldt ook voor de wettelijke rente daarover, omdat [gedaagde] deze bedragen niet op tijd heeft betaald. De kantonrechter merkt daarbij op dat [eiser] , mocht [gedaagde] dat willen, nogmaals de eindafrekening aan haar moettoesturen, waaruit blijkt dat dit bedrag van € 872,10 ziet op de energiekosten van de woning.
Proceskosten
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 127,43
- griffierecht 214,00
- salaris gemachtigde
498,00
Totaal € 839,43
4.12.
De nakosten, waarvan [eiser] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [het adres] te ontruimen en met afgifte van de sleutels te verlaten en dit ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en te laten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.022,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 oktober 2022 tot en met de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 839,43, waaronder € 498,00 wegens het salaris van de gemachtigde en de nakosten tot op vandaag aan de zijde van [eiser] begroot op € 124,00,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2022. (ak)