ECLI:NL:RBOVE:2022:3406

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
10139950 \ CV EXPL 22-3603
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en belangenafweging in kort geding over gebruik gezamenlijke huurwoning

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van huurrecht, heeft de kantonrechter op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man die samen een huurwoning bewonen. De vrouw, eiseres in conventie, vorderde dat de man de woning zou verlaten en haar de beschikking zou geven over de woning en de inboedel. De man, gedaagde in conventie, voerde aan dat de vrouw niet-ontvankelijk moest worden verklaard en betwistte de vordering. De vrouw had de relatie met de man beëindigd en was met de kinderen de woning verlaten, terwijl de man in de woning bleef wonen.

De kantonrechter oordeelde dat de vrouw onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat haar belang bij het gebruik van de woning groter was dan dat van de man. De rechter wees op de noodzaak van een belangenafweging, waarbij het belang van de man zwaarder woog. De vrouw had weliswaar de huur betaald, maar de man had geen andere verblijfplaats en zou anders in de daklozenopvang terechtkomen. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van de vrouw moesten worden afgewezen, waardoor de man in de woning mocht blijven, zij het tijdelijk totdat de bodemrechter een definitieve uitspraak zou doen over het huurrecht.

In reconventie vorderde de man een zorgregeling voor de kinderen, maar de kantonrechter oordeelde dat deze vorderingen door de kamer voor familie- en jeugdzaken behandeld moesten worden. De zaak werd daarom in reconventie verwezen naar die kamer. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10139950 \ CV EXPL 22-3603
Vonnis in kort geding van 15 november 2022
in de zaak van
[X],
wonende in [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J. de Ruiter te Kampen,
tegen
[Y],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. R.H. Broeksema te Zwolle.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 oktober 2022 met 1 productie;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met 7 producties;
- de e-mail van de vrouw van 28 oktober 2022 met productie 2;
- de mondelinge behandeling van 1 november 2022 waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Kort gezegd draait het in dit kort geding om de vraag wie van partijen de gezamenlijke huurwoning mag gebruiken totdat de bodemrechter uitspraak heeft gedaan. De kantonrechter vindt dat de man de woning niet ten gunste van de vrouw hoeft te verlaten en zal dit hierna toelichten. In dat kader zijn de volgende feiten relevant.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad waaruit twee kinderen zijn geboren: [minderjarige 1] ( [geboortedatum 1] ) en [minderjarige 2] ( [geboortedatum 2] ).
3.2.
Vanaf 10 april 2019 huren partijen van Stichting deltaWonen voor onbepaalde tijd een woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning).
3.3.
Begin september 2022 heeft de vrouw de relatie met de man beëindigd, waarna zij met de kinderen de woning heeft verlaten en elders verblijft.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
De vrouw vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(I) de man zal veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en deze, alsmede de zich daarin bevindende inboedel, ter vrije beschikking aan de vrouw te stellen en de woning zonder toestemming van de vrouw niet meer te betreden;
(II) primair zo nodig door middel van de sterke arm van politie en justitie;
(III) subsidiair op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag met een maximum van
€ 20.000,00;
(IV) de man zal veroordelen in de proceskosten.
4.2.
De man vindt dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat de zaak samen met de vordering in reconventie door de kamer voor familie- en jeugdzaken van deze rechtbank moet worden behandeld. Verder betwist hij de vordering van de vrouw en voert aan dat deze moet worden afgewezen.
in reconventie
4.3.
De man vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
( a) een zorgregeling zal vaststellen, waarbij de kinderen in een periode van vier weken drie weekenden van vrijdag 17:00 uur tot zondag 18:00 uur, alsmede iedere woensdagmiddag van 13:00 uur tot 18:30 uur en de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de man verblijven;
( b) een informatieregeling zal vaststellen, waarbij de vrouw de man wekelijks dient te informeren over de situatie van de kinderen.
4.4.
De vrouw vindt dat de zaak in reconventie moet worden verwezen naar de kamer voor familie- en jeugdzaken van deze rechtbank.
4.5.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de kantonrechter hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, nader ingaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Anders dan de man betoogt, acht de kantonrechter zich op grond van artikel 7:267 lid 7 BW bevoegd om van de vorderingen van de vrouw kennis te nemen. De man heeft gewezen op artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, namelijk dat bij elke beslissing die betrekking heeft op een kind het belang van het kind voorop moet staan. De kantonrechter oordeelt dat het juist in het belang van de kinderen is dat er snel een tijdelijke beslissing komt op de vraag wie in de woning mag blijven.
5.2.
Van een spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen is in voldoende mate gebleken. Dit is door de man ook niet bestreden. De kantonrechter zal daarom overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
5.3.
Voorop moet worden gesteld dat het oordeel van de kantonrechter een voorlopig karakter heeft dat de bodemrechter niet bindt.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat het bepaalde in artikel 7:267 lid 7 BW een handvat biedt voor de vraag wie van de samenwoners het gehuurde moet verlaten, als daarover conflicten ontstaan. Er moet een belangenafweging plaatsvinden. Recent heeft de Hoge Raad – naar aanleiding van prejudiciële vragen – geoordeeld dat de 'scheidingsregeling' van artikel 7:267 lid 7 BW van overeenkomstige toepassing is bij gezamenlijke huur door twee of meer huurders en dat de daarop berustende toewijzing van het huurrecht door de rechter werking heeft jegens de verhuurder (zie HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1964).
5.5.
Uitgangspunt is dat beide partijen als gezamenlijke huurders van de woning evenveel recht hebben op het gebruik van de woning. Bij afweging van ieders belang bij het (tijdelijk) gebruik van de woning is de kantonrechter voorshands van oordeel dat aan het belang van de man een zwaarder gewicht toekomt. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
5.6.
Allereerst staat vast dat de vrouw op eigen initiatief met de kinderen de woning in september 2022 heeft verlaten en sindsdien alternatieve woonruimte bij haar ouders in [plaats] en vriendinnen heeft, zij het verre van ideaal, terwijl de man onweersproken heeft gesteld dat hij nergens anders kan verblijven dan in de woning. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft de vrouw haar ter zitting ingenomen stelling onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij op de woning is aangewezen omdat zij maar een of twee dagen per week bij haar ouders kan verblijven en zo nu en dan bij een vriendin. Dit houdt volgens de vrouw verband met de ziekte (MS) van haar vader waardoor hij onder andere drukte moeilijk kan verdragen. Dit blijkt in ieder geval niet uit de schriftelijke verklaring die de vrouw van haar ouders in het geding heeft gebracht. Deze verklaring ziet alleen op een incident dat op 14 oktober 2022 met de man heeft plaatsgevonden, nadat de man onaangekondigd de kinderen bij de gastouder had opgehaald. Bovendien heeft de vrouw ter zitting verklaard dat haar vader, ondanks zijn ziekte, fulltime werkt. De vrouw heeft ook schriftelijke verklaringen van [A] (vriendin), [B] (gastouder) en ene
[C] overgelegd. Daaruit blijkt echter evenmin dat de vrouw de woning (meer dan de man) nodig heeft. Voorts heeft de man toegelicht dat de vrouw weliswaar de huur betaalt maar dat hij degene is die daarvoor iedere maand geld stort op de gezamenlijke bankrekening en ook dat zijn werk als zzp-er/loodgieter in gevaar komt – en daarmee de huurbetaling – als hij de woning moet verlaten. Aangezien de man geen netwerk heeft waar hij (tijdelijk) zou kunnen verblijven, zou hij terechtkomen bij de daklozenopvang. De vrouw heeft dit onvoldoende weersproken. Tot slot is het feit dat de vrouw een eigen YouTube kanaal heeft en de wijze waarop zij hieraan invulling geeft voor de beoordeling van het geschil niet relevant.
5.7.
De kantonrechter komt tot de slotsom dat de vrouw voldoende feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken waaruit volgt dat haar belang bij het (tijdelijk) gebruik van de woning groter is dan die van de man, maar dat zij daarin niet is geslaagd. Hieruit volgt dat nu niet gezegd kan worden dat het huurrecht van de woning in een door de vrouw of de man te starten bodemprocedure met een grote mate van zekerheid aan de vrouw zal worden toegewezen. De vorderingen van de vrouw moeten daarom worden afgewezen. Dit betekent dat de man in de woning mag blijven met de kanttekening dat dit slechts tijdelijk is totdat de bodemrechter over het huurrecht van de woning heeft beslist.
5.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
5.9.
De man stelt dat de kantonrechter bevoegd is om de door hem gevorderde zorg- en informatieregeling te beoordelen en daarop te beslissen. De kantonrechter is het (net als de vrouw) daarmee niet eens. Gelet op de aard van deze vorderingen, is de kamer voor familie- en jeugdzaken van deze rechtbank exclusief bevoegd om daarvan kennis te nemen. De kantonrechter zal daarom de zaak in reconventie, op de in de beslissing te melden wijze, verwijzen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van de vrouw af,
6.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
verwijst de zaak naar de voorzieningenrechter van de afdeling Civiel, team Familie- en jeugdrecht, voor voortzetting van de procedure in reconventie op een datum en tijdstip te bepalen door de griffie van dit team,
6.4.
beveelt de man deze verwijzingsbeslissing bij deurwaardersexploot aan de vrouw te doen betekenen tegen een in overleg met genoemde griffie te bepalen nieuwe datum voor mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022. (PS)