ECLI:NL:RBOVE:2022:3455

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
C/08/284117 / KG ZA 22-160
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het opzeggingsbesluit van het verenigingslidmaatschap en de dienstverleningsovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Oude Buitenhaven (SOB) en Watersportvereniging De Buitenhaven (WSV). De eisers, bestaande uit SOB en de bestuursleden [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4], hebben de opzegging van hun verenigingslidmaatschap door WSV aangevochten. WSV had het lidmaatschap van de eisers opgezegd en ook de met SOB gesloten dienstverleningsovereenkomst beëindigd. De eisers vorderden schorsing van deze besluiten.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eisers afgewezen. Hij oordeelde dat WSV niet onrechtmatig heeft gehandeld door het lidmaatschap op te zeggen, aangezien er sprake was van een conflict tussen de bestuursleden van SOB en WSV, wat de sfeer binnen de vereniging negatief beïnvloedde. De voorzieningenrechter concludeerde dat het voor WSV redelijkerwijs niet mogelijk was om het lidmaatschap van de eisers te laten voortduren. Daarnaast werd vastgesteld dat SOB op dat moment geen belang had bij een voorlopige voorziening, omdat het onduidelijk was of zij na 14 maart 2023 nog de passantenhaven zou mogen beheren.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de toezegging van WSV om de boten van de eisers in de haven te dulden tot 1 oktober 2023, tegen betaling van liggeld, voldoende was om het belang van de eisers bij schorsing van het opzeggingsbesluit te ondervangen. De vordering tot schorsing van de dienstverleningsovereenkomst werd eveneens afgewezen, omdat SOB onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij na de opzegging nog een belang had bij de overeenkomst. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer : C/08/284117 / KG ZA 22-160
Vonnis in kort geding van 22 november 2022
in de zaak van

1.stichting STICHTING OUDE BUITENHAVEN,

gevestigd en kantoorhoudende te Kampen,
2.
[eiser 2] ,
3.
[eiser 3] ,
4.
[eiser 4] ,
allen wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. D.C.J. Bogerd te Kampen,
tegen
vereniging
WATERSPORTVERENIGING DE BUITENHAVEN,
gevestigd te Kampen,
gedaagde partij,
advocaat: mr. D. Warnink te Kampen.
Eisende partijen wordt hierna afzonderlijk SOB, [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] genoemd. Gedaagde partij wordt hierna WSV genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juli 2022, met producties (1 t/m 23);
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 en 29 juli 2022;
- de producties 24 t/m 30 van eisers;
- de akte overlegging producties (genummerd 1 tot en met 8) van WSV;
- de brief van 4 november 2022 van WSV, met producties (genummerd 1 tot en met 7);
- de akte overlegging producties (31 t/m 36) en eiswijziging van eisers;
- de nagezonden producties 37 t/m 39 van eisers;
- de mondelinge behandeling van 8 november 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden.
1.2.
Op de mondelinge behandeling van 8 november 2022 heeft WSV bezwaar gemaakt tegen toelating van de eiswijziging en de producties 37 t/m 39 van eisers tot het procesdossier. Hiertoe stelt WSV dat zij nauwelijks tijd heeft gehad om daarop te reageren. De rechtbank verwerpt het bezwaar. Eisers hebben de eiswijziging van te voren aangekondigd en een eiswijziging kan ook ter zitting nog gedaan worden. Gezien de gebeurtenissen na de eerste zitting op 27 juli 2022 kon WSV deze eiswijziging ook verwachten. De voorzieningenrechter wijst hierbij in het bijzonder op de hierna te noemen opzeggingsbrief van 27 oktober 2022. WSV is bovendien in haar pleitnota uitgebreid ingegaan op de eiswijziging. Van een onredelijke bemoeilijking van de verdediging is dan ook niet gebleken. Dat geldt ook ten aanzien van de nagezonden producties van eisers. Die producties zijn weliswaar laat, maar wel tijdig toegestuurd. WSV heeft die producties, die slechts een drietal verklaringen bevatten, kunnen bespreken en zich daarover kunnen uitlaten. De eiswijziging en de nagezonden producties zijn daarom toegelaten als onderdeel van het procesdossier.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald op 22 november 2022.

2.Samenvatting

2.1.
WSV heeft het verenigingslidmaatschap van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] opgezegd. Laatstgenoemden vechten de opzegging aan en vorderen schorsing van het opzeggingsbesluit. De voorzieningenrechter wijst deze vordering af. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan redelijkerwijs van WSV niet worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren. Het besluit is niet onrechtmatig. WSV heeft ook de met SOB gesloten dienstverleningsovereenkomst opgezegd. De vordering van SOB tot schorsing van dat besluit is evenmin toewijsbaar. SOB heeft namelijk op dit moment geen belang bij een voorlopige voorziening, omdat vooralsnog niet zeker is of SOB de passantenhaven na 14 maart 2023 nog mag beheren en exploiteren.

3.De feiten3.1. De gemeente Kampen is eigenaar van de Buitenhaven, die uit twee delen bestaat: een verenigingshaven (de Nieuwe Buitenhaven) en een passantenhaven (de Oude Buitenhaven). De voorzieningen in de gehele Buitenhaven zijn van WSV. WSV heeft een clubgebouw en biedt haar leden de mogelijkheid om in de (Nieuwe) Buitenhaven een boot te leggen.

3.2.
SOB beheert en exploiteert sinds 1 april 2002 in opdracht van de gemeente Kampen de (Oude) Buitenhaven in Kampen. SOB en de gemeente Kampen hebben daartoe een beheerovereenkomst gesloten. De (Oude) Buitenhavenhaven biedt gelegenheid voor passanten om hun boten aan te leggen en gebruik te maken van sanitaire voorzieningen, water en elektriciteit. SOB kan passanten deze voorzieningen aanbieden met behulp van de voorzieningen van WSV. Hiertoe hebben SOB en WSV met elkaar een huurovereenkomst gesloten die sinds 1 januari 2016 is omgezet in een dienstverleningsovereenkomst.
3.3.
[eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] vormen het bestuur van SOB. Zij vormden tot 7 januari 2022 ook het bestuur van WSV.
3.4.
Bij brief van 29 juni 2022 heeft WSV de met SOB gesloten dienstverleningsovereenkomst opgezegd tegen 1 augustus 2022.
3.5.
Op 4 juli 2022 heeft WSV een algemene ledenvergadering gehouden. Daarbij is gestemd over het voorgenomen royement van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] als leden van WSV. Van de aanwezige leden hebben 24 leden voor royement gestemd, één tegen royement en één neutraal.
3.6.
Bij brief van 11 juli 2022 heeft WSV aan [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] laten weten dat zij gelet op de stemming zijn geroyeerd als leden van WSV. Daarbij heeft WSV aangekondigd dat de boten van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] uiterlijk op 15 augustus 2022 verwijderd moeten zijn uit de Buitenhaven en is hen de toegang tot het havengebouw ontzegd.
3.7.
Op 27 juli 2022 heeft in deze procedure een zitting plaatsgevonden. Ter zitting hebben partijen gepoogd een minnelijke regeling te treffen, maar daarvoor was meer tijd nodig. De voorzieningenrechter heeft daarop beslist dat de behandeling van het kort geding pro forma voortgezet zal worden op 29 juli 2022. Partijen hebben op de pro forma zitting verzocht een tussen partijen getroffen en op schrift gestelde regeling ten behoeve van het uitstel van de behandeling tot een tijdstip na 29 juli 2022 in het proces-verbaal op te nemen. In de tijdelijke regeling is onder andere opgenomen dat WSV de dienstverlening aan SOB tot 1 oktober 2022, maar in ieder geval tot de uitspraak in dit kort geding, zal continueren, en dat WSV geen uitvoering zal geven aan het royement van de heren [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] .
3.8.
Bij brief van 14 september 2022 heeft de gemeente Kampen de op 11 juni 2004 met SOB gesloten beheerovereenkomst opgezegd tegen 14 maart 2023.
3.9.
Bij brief van 27 oktober 2022 heeft WSV de dienstverleningsovereenkomst met SOB en het verenigingslidmaatschap van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] opgezegd tegen 1 januari 2023. Dat laatste om reden dat van WSV redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat zij hun lidmaatschap laat voortduren. WSV schrijft verder dat het royementsbesluit als geschorst kan worden beschouwd en dat de boten van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] in de haven worden geduld tot het einde van hun lidmaatschap.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] vorderen, samengevat en na wijziging van eis, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, schorsing van het royementsbesluit en schorsing van het besluit tot opzegging van het lidmaatschap. Verder vorderen zij een veroordeling van WSV om hun boten in de haven te dulden en deze niet te (laten) verwijderen, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van WSV in de proceskosten.
4.2.
SOB vordert, samengevat en na wijziging van eis, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, schorsing van het besluit van WSV tot opzegging van de dienstverleningsovereenkomst en een veroordeling van WSV tot nakoming daarvan, een en ander kosten rechtens.
4.3.
Ten slotte vorderen eisers gezamenlijk een veroordeling van WSV tot betaling van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 3,286,66.
4.4.
WSV voert verweer en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.5. De beoordeling

WSV heeft het royementsbesluit ingetrokken
5.1.
[eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] hebben allereerst schorsing van het royementsbesluit gevorderd. WSV heeft in haar brief van 27 oktober 2022 (zie 3.9.) laten weten dat het royement als geschorst kan worden beschouwd. WSV heeft dat in haar verweerschrift en desgevraagd ter zitting nogmaals bevestigd en zij heeft het royement ingetrokken. In dit kort geding wordt daarom ervan uitgegaan dat WSV, los van vraag naar de rechtmatigheid van dat besluit, niet meer aan het royementsbesluit vasthoudt. In zoverre hebben [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] geen belang bij een voorlopige voorziening tot schorsing van het royementsbesluit. Dit betekent dat de vordering op dit punt wordt afgewezen.
De opzegging van het verenigingslidmaatschap blijft in stand
5.2.
De voorzieningenrechter moet de vraag beantwoorden of [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] voldoende aannemelijk gemaakt hebben dat de bodemrechter, later oordelend, zal beslissen dat het besluit van het bestuur van WSV tot opzegging van hun lidmaatschap van de vereniging rechtsgeldig is genomen en in stand kan blijven. Het besluit is nietig als het in strijd is met de wet of met de statuten (artikel 2:14, eerste lid, BW). Het besluit is vernietigbaar wegens strijd met wettelijke bepalingen of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen, wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW of wegens strijd met een reglement (artikel 2:15, eerste lid, BW). Artikel 2:35, eerste lid, BW bepaalt dat de vereniging het lidmaatschap mag opzeggen in de gevallen in de statuten genoemd, wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten voor het lidmaatschap door de statuten gesteld te voldoen en wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. De statuten van WSV (productie 6 bij dagvaarding) vermelden dat opzegging kan geschieden indien redelijkerwijs niet van de vereniging gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren of indien het lid niet meer voldoet aan het vereiste genoemd in artikel 4, tweede lid, derde volzin van de statuten (inwoner zijn van de gemeente Kampen). Het bezwaar van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] is dat het opzeggingsbesluit niet, althans niet voldoende gemotiveerd is. De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de bodemrechter zal moeten onderzoeken of het bestuur het opzeggingsbesluit gemeten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid heeft kunnen nemen omdat redelijkerwijs niet van WSV gevergd kon worden het lidmaatschap van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] te laten voortduren. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter doorstaat het besluit die toets.
5.3.
Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen en het verloop van de zittingen in deze procedure komt de door de door WSV in haar opzeggingsbrief van 27 oktober 2022 genoemde tweespalt en persoonlijke animositeit tussen enerzijds [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] en anderzijds (het bestuur van) WSV duidelijk naar voren. De voorzieningenrechter constateert dat [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] tot 7 januari 2022 het bestuur van zowel WSV als SOB vormden en nadien alleen van SOB. Er bestaat een conflict tussen de beide entiteiten en dat kan niet los gezien worden van de tweespalt tussen de bestuursleden van SOB en de huidige bestuursleden van WSV. De tweespalt is met dit kort geding, waarbij naast SOB ook de individuele bestuursleden partij zijn, op de spits gedreven. De mediation die na de zitting van 27 juli 2022 is ingezet heeft die tweespalt niet weten te doorbreken.
5.4. WSV heeft ook toegelicht dat er frictie is ontstaan tussen enerzijds [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] en anderzijds (andere) leden van WSV, dat daardoor vele vrijwilligers zijn afgehaakt en dat sprake is van achterstallig onderhoud bij de haven. De sfeer in de haven is volgens WSV nog nooit zo slecht geweest. Ter illustratie wijst WSV op de geannuleerde barbecue ter afsluiting van het jaar, omdat er onder verenigingsleden weinig animo was, terwijl in voorgaande jaren de opkomst enorm was. [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] hebben niet betwist dat de sfeer in de haven is aangetast en dat zij ook hun aandeel daarin hebben. Dit is ook wel te verklaren, want de oorzaak van de verslechterde sfeer ligt ook voor een deel aan het conflict tussen WSV en SOB.
5.5.
Een afweging van belangen kan [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] niet baten. Hun belang bij schorsing van het opzeggingsbesluit is hoofdzakelijk gelegen in het kunnen laten aanleggen van hun boten in de haven. Maar hiervoor is het lidmaatschap bij WSV niet vereist. Bovendien heeft WSV toegezegd dat de boten van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] in de haven mogen blijven liggen tot 1 oktober 2023 tegen betaling van liggeld ter hoogte van het lidmaatschapsgeld. Hierdoor wordt het belang van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] bij schorsing van het opzeggingsbesluit ondervangen. Verder hebben [eiser 3] en [eiser 2] ter zitting weliswaar verklaard dat zij emotionele redenen hebben om lid te willen blijven van WSV, maar zij hebben desgevraagd niet, althans onvoldoende weten uit te leggen waarom zij zo graag lid willen blijven van WSV.
5.6.
De conclusie van het voorgaande is dat [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] niet aannemelijk hebben gemaakt dat het opzeggingsbesluit niet rechtsgeldig is. De gevorderde schorsing daarvan wordt daarom afgewezen.
WSV zal de boten van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] dulden in de haven en niet (laten) verwijderen
5.7.
[eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] hebben verder gevorderd dat WSV hun boten in de haven zal dulden en deze niet te (laten) verwijderen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft WSV toegezegd dat zij de boten van [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] in de haven zal dulden tot het einde van het vaarseizoen 2023, te weten tot 1 oktober 2023, dit tegen betaling van liggeld ter hoogte van het lidmaatschapsgeld. Dit betekent dat [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] op dit moment geen belang hebben bij een voorlopige voorziening op dit punt, zodat deze wordt afgewezen.
De dienstverleningsovereenkomst tussen SOB en WSV
5.8.
SOB vordert schorsing van het besluit van WSV tot opzegging van de dienstverleningsovereenkomst per 1 januari 2023 en een veroordeling van WSV tot nakoming daarvan. Van belang hierbij is dat de gemeente Kampen de beheerovereenkomst met SOB heeft opgezegd tegen 14 maart 2023. Het is vooralsnog onduidelijk of de gemeente per die datum een nieuwe beheerovereenkomst met SOB zal sluiten. SOB heeft in dit verband onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dat het geval zal zijn. In de adviesnota van de gemeente, die WSV in het geding gebracht heeft, staat dat op basis van de uitgangspuntennotitie een nieuwe beheerovereenkomst opgesteld wordt met een nieuw op te richten stichting. Kortom, het is onduidelijk of SOB na 14 maart 2023 nog de beheerder van de haven zal zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat SOB, indien en voor zover de gemeente met een andere partij een beheerovereenkomst zal sluiten, geen belang meer heeft bij voortzetting van de dienstverleningsovereenkomst met WSV. WSV heeft op haar beurt te kennen gegeven dat zij, rekening houdend met de belangen van SOB, de beëindiging van de dienstverleningsovereenkomst op zijn vroegst zal effectueren op 14 maart 2023, en dus niet al op 1 januari 2023. Het komt de voorzieningenrechter voor dat daarmee hetzelfde resultaat bereikt wordt als het resultaat dat met een opzegging van de dienstverleningsovereenkomst per 14 maart 2023 bereikt zou worden. Dit betekent dat SOB op dit moment geen belang heeft bij de gevorderde schorsing van de dienstverleningsovereenkomst. De vordering wordt daarom afgewezen.
5.9.
De voorzieningenrechter overweegt nog dat SOB naar voren gebracht heeft dat het ongedaan maken van de opzegging haar positie kan versterken in het overleg met de gemeente Kampen over het aangaan van een nieuwe beheerovereenkomst. Afgezet tegen wat de voorzieningenrechter over de mogelijkheid van het aangaan van een nieuwe beheerovereenkomst overwogen heeft onder 5.8, acht hij dat belang onvoldoende om de gevraagde voorziening te geven. In de eerste plaats is niet gesteld of gebleken dat het bestaan van een overeenkomst tussen WSV en SBO de gemeente Kampen bindt. Daarnaast kan SOB wel met de gemeente Kampen overleggen terwijl zij, gezien de door WSV gegeven termijn, nog beheerder is van de (Oude) Buitenhaven. Daarmee is wel duidelijk dat in ieder geval de mogelijkheid bestaat dat de gemeente Kampen en SOB een nieuwe beheerovereenkomst sluiten zonder dat tussen SOB en WSV een afspraak bestaat over het gebruik van de faciliteiten. Immers is ook niet gesteld of gebleken dat het ontbreken van een dergelijke afspraak doorslaggevend is voor de gemeente Kampen. Integendeel, SOB stelt dat zij overleg voert met de gemeente Kampen na het opzeggen van dienstverleningsovereenkomst door WSV. Als de gemeente Kampen en SOB een nieuwe overeenkomst aangaan zullen WSV en SOB moeten bezien of en op welke wijze zij (weer) kunnen samenwerken.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.10.
De vordering tot veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten betreft een vordering tot veroordeling van betaling van een geldsom. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. De voorzieningenrechter zal in de afweging van de belangen van partijen mede moeten betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. De vordering tot veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten komt niet voor toewijzing in aanmerking, alleen al omdat geen spoedeisend belang is gesteld. Bovendien heeft WSV de redelijkheid en de hoogte van de gemaakte kosten gemotiveerd betwist, zodat het bestaan van de vordering niet voldoende aannemelijk is.
Proceskosten
5.11.
De vorderingen van SOB worden afgewezen en zij is in die zin aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij. De afwijzingen van de vorderingen vinden echter deels hun oorsprong in de toezeggingen die WSV in deze procedure heeft gedaan. Het resultaat van deze procedure heeft partijen de nodige duidelijkheid verschaft over hun rechtspositie. De voorzieningenrechter zal de proceskosten tussen partijen daarom compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier (DG).