In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiseres], een besloten vennootschap, en [gedaagde] over een overeenkomst van aanneming van werk. [eiseres] was in opdracht van [gedaagde] begonnen met de ombouw van een Porsche 964 naar een Porsche 964 Singer. De overeenkomst werd voortijdig door [gedaagde] opgezegd, waarna [eiseres] vorderingen indiende voor de misgelopen winst. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis op 28 juni 2022 geoordeeld dat [eiseres] zijn vorderingen onvoldoende had onderbouwd en hem de gelegenheid gegeven om dit te rectificeren. In een akte van 23 augustus 2022 heeft [eiseres] een wijziging van eis ingediend, waarbij hij een bedrag van € 10.573,20 vorderde, gebaseerd op een brief van zijn accountant die de misgelopen winst berekende.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de onderbouwing van de misgelopen winst nog steeds onvoldoende was. De accountant had fouten gemaakt in zijn berekeningen, en de kantonrechter kon niet vaststellen wat de werkelijke winstderving was. Daarom heeft de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. De tegeneis van [gedaagde] werd deels toegewezen, waarbij [eiseres] een schadevergoeding van € 1.200,00 moest betalen voor niet-teruggegeven Porsche-onderdelen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing werd op 18 oktober 2022 openbaar uitgesproken door mr. M.A.M. Essed.