ECLI:NL:RBOVE:2022:3543

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
9876580 \ CV EXPL 22-1764
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling schadevergoeding wegens teveel uitbetaald salaris en aansprakelijkheid van de gedaagde partij

In deze zaak vorderde de Tandartspraktijk, vertegenwoordigd door [eiseres], schadevergoeding van [gedaagde] wegens teveel uitbetaald salaris aan twee werknemers. De gedaagde partij, [gedaagde], had de loonstroken voor de werknemers van de Tandartspraktijk opgemaakt, maar stelde dat hij geen contractuele relatie had met de Tandartspraktijk, maar met [A], de echtgenoot van de tandarts. De kantonrechter oordeelde dat er geen overeenkomst was tussen de Tandartspraktijk en [gedaagde], omdat niet was komen vast te staan dat [A] handelde als gevolmachtigde van de Tandartspraktijk. De vordering werd afgewezen, omdat de Tandartspraktijk geen eigen vordering op [gedaagde] had. Bovendien werd overwogen dat de fout die leidde tot de verkeerde loonbetaling niet voor rekening van [gedaagde] kwam, aangezien hij zijn werkzaamheden volgens afspraak had uitgevoerd en de eindverantwoordelijkheid voor de juistheid van de loonstroken bij [A] lag. De Tandartspraktijk werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9876580 \ CV EXPL 22-1764
Vonnis van 15 november 2022
in de zaak van
[eiseres],
handelend onder de naam Tandartspraktijk [X] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen: de
Tandartspraktijk,
gemachtigde: J.A.M. Drinkenburg,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [Z] Administratie & Belasting,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen:
[gedaagde],
gemachtigde: mr. M. Hamidy.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2022;
- de brief van 12 oktober 2022 namens de Tandartspraktijk, met productie 5;
- de mondelinge behandeling van 18 oktober 2022. De gemachtigden hebben daar gesproken aan de hand van hun spreekaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

De achtergrond.
2.1.
De Tandartspraktijk is een eenmanszaak, opgezet door de eisende partij, [eiseres] , die daar ook werkzaam is als tandarts. Haar echtgenoot, meneer [A] (hierna:
[A]), draagt bij de Tandartspraktijk onder meer zorg voor allerhande werkzaamheden in het kader van de bedrijfsvoering. Hij heeft daartoe een volledige volmacht om de Tandartspraktijk te vertegenwoordigen. Op enig moment heeft [A] [gedaagde] benaderd om ten behoeve van de loonadministratie van de Tandartspraktijk loonstroken uit te draaien. [A] en [gedaagde] zijn mondeling een overeenkomst aangegaan (waarbij de Tandartspraktijk stelt dat [A] hierbij namens de Tandartspraktijk handelde).
2.2.
Volgens de Tandartspraktijk kwam [A] er op enig moment achter dat er een fout in de uitbetaalde loonbedragen van twee medewerkers was geslopen en dat hij dit aan [gedaagde] heeft meegedeeld. [gedaagde] heeft vervolgens uiteen gezet hoe de werknemers dit teveel betaalde bedrag over een bepaalde periode konden terugbetalen. De Tandartspraktijk is hierover in gesprek gegaan met de werknemers, maar de werknemers stemden niet in met dit terugbetalingsvoorstel. De Tandartspraktijk heeft zich vervolgens gewend tot [gedaagde] , die zij verantwoordelijk hield voor de fout, maar ook [gedaagde] wilde niet betalen.
Wat wil de Tandartspraktijk?
2.3.
De Tandartspraktijk heeft gesteld dat zij door een fout, die [gedaagde] moet worden aangerekend, schade heeft geleden en dat zij wil dat [gedaagde] die schade zal vergoeden. De schade ziet op het teveel uitbetaalde loon aan twee werknemers van de Tandartspraktijk over een periode van ongeveer twee jaar. Het gaat in totaal om een bedrag van € 10.883,44. De Tandartspraktijk vraagt daarnaast vergoeding van een bedrag van € 883,83 aan buitengerechtelijke kosten.
Wat vindt [gedaagde] ?
2.4.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van de Tandartspraktijk. Hij heeft allereerst aangevoerd dat hij geen overeenkomst heeft met de Tandartspraktijk, maar met [A] (in privé). Verder is [gedaagde] van mening dat hij niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn overeenkomst met [A] . Tot slot heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij geen schadebedrag hoeft te betalen omdat de Tandartspraktijk geen schade heeft geleden, althans haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden door de schade niet te willen verhalen op haar werknemers.
2.5.
De kantonrechter overweegt als volgt.
[A] trad op in eigen naam.
2.6.
De vordering is gebaseerd op een tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde] heeft echter betwist dat hij een overeenkomst heeft gesloten met de Tandartspraktijk. Wel is duidelijk dat [A] en [gedaagde] feitelijk een overeenkomst hebben gesloten. Het is daarbij de vraag of [A] bij het sluiten van deze overeenkomst handelde als gevolmachtigde van de Tandartspraktijk of optrad in eigen naam.
2.7.
Voor het antwoord op deze vraag is de Kribbebijter-maatstaf [1] van belang.
Volgens deze maatstaf hangt het antwoord op de vraag of iemand een overeenkomst sluit namens zichzelf of juist (door vertegenwoordiging) namens een ander, af van wat de handelende personen over en weer mochten afleiden uit hetgeen wat is gezegd en hoe men zich heeft gedragen.
2.8.
[A] heeft gesteld dat hij de overeenkomst niet namens zichzelf maar als gevolmachtigde van de Tandartspraktijk heeft gesloten. Het is ook komen vast te staan dat hij een algemene volmacht heeft van de Tandartspraktijk. [A] heeft echter niet gesteld op grond van welke feiten en/of omstandigheden [gedaagde] heeft kunnen en moeten afleiden dat [A] handelde namens de Tandartspraktijk. De overeenkomst is mondeling gesloten en niet is komen vast te staan dat [A] op dat moment aan [gedaagde] kenbaar heeft gemaakt dat hij daarbij als gevolmachtigde van de Tandartspraktijk optrad.
Dat de werkzaamheden ten behoeve van de Tandartspraktijk zijn gedaan en de factuur op naam van de Tandartspraktijk is gezet, zijn geen omstandigheden waaruit [gedaagde] had moeten begrijpen dat [A] handelde als gevolmachtigde van de Tandartspraktijk en niet voor zichzelf. Het is namelijk mogelijk en ook niet ongebruikelijk om in eigen naam een overeenkomst aan te gaan om werkzaamheden te verrichten ten behoeve een ander.
2.9.
De conclusie is dan ook dat niet is komen vast te staan dat er een overeenkomst is gesloten tussen Tandartspraktijk en [gedaagde] . Dit brengt met zich dat er geen grondslag is voor de vordering, zodat deze zal worden afgewezen.
2.10.
[A] (die ook tijdens de mondelinge behandeling de Tandartspraktijk heeft vertegenwoordigd) heeft tijdens de mondelinge behandeling op vragen van de kantonrechter nadrukkelijk aangegeven dat de overeenkomst met [gedaagde] niet met hem in persoon maar enkel en alleen met de Tandartspraktijk is aangegaan. Dat betekent dus ook dat daarmee het oordeel dat de Tandartspraktijk als lasthebber ter incasso van een vorering van [A] in persoon is opgetreden moet worden uitgesloten. Dit brengt mee dat de enige conclusie moet zijn dat de vordering moet worden afgewezen, aangezien de Tandartspraktijk gezien het voorgaande geen eigen vordering op [gedaagde] heeft, en gelet op de opmerkingen van [A] dus ook niet optreedt in het kader van de incasso van een eventuele vordering
van [A].
2.11.
Ook al betekent het voorgaande dat de vorderingen zullen worden afgewezen, toch ziet de kantonrechter nog aanleiding om in te gaan op de vraag of [gedaagde] wel terecht voor een fout wordt aangesproken. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dus nog het volgende.
De fout komt niet voor rekening van [gedaagde] .
2.12.
De Tandartspraktijk heeft gesteld dat er een fout is gemaakt in de berekening van de loonbedragen van twee werknemers. Zij heeft gesteld dat zij niet heeft kunnen achterhalen waar de fout is gemaakt, wanneer deze fout is gemaakt en door wie. Volgens haar gaat het om een beroepsfout en is zij van mening dat deze voor rekening en risico van [gedaagde] komt, omdat hij de professional is.
2.13.
[gedaagde] heeft echter betwist dat is komen vast te staan dat er een fout is gemaakt. Verder heeft hij aangevoerd dat als er wel een fout is gemaakt, die fout niet voor zijn rekening moet komen. Hij heeft namelijk zijn werkzaamheden volgens afspraak uitgevoerd. Hij heeft de door [A] aangeleverde gegevens in zijn systeem verwerkt, daarvan loonstroken gemaakt en die weer aan [A] doorgestuurd. Hiervoor kreeg hij € 5,00 per loonstrook uitbetaald. Daarbij lag volgens hem de eindverantwoordelijkheid voor de juistheid van de loonstroken bij [A] .
2.14.
De kantonrechter is van oordeel dat de Tandartspraktijk voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat er kennelijk een fout is gemaakt bij de berekening en daaropvolgende uitbetaling van het loon van twee werknemers. De vraag is echter of
[gedaagde]daarvoor kan worden aangesproken. De kantonrechter is van oordeel dat dat niet zo is. Allereerst is de Tandartspraktijk er niet in geslaagd enige duidelijkheid te scheppen over de vraag waar precies de fout in is gelegen. Daarmee heeft zij onvoldoende duidelijk gemaakt of, en zo ja in welk opzicht, [gedaagde] onzorgvuldig of incorrect handelen kan worden verweten.
Op zichzelf zou er dan nog ruimte kunnen zijn om [gedaagde] voor ontstane fouten aansprakelijk te houden, maar dan zou nodig zijn vast te stellen dat partijen impliciet of expliciet zouden hebben afgesproken dat bij [gedaagde] de eindverantwoordelijkheid lag voor de juistheid van de salarisstroken. Nu is het zo dat partijen twisten over de inhoud van de overeenkomst en de taken van [gedaagde] . De kantonrechter is echter van oordeel dat niet vast is komen te staan dat [gedaagde] de eindverantwoordelijkheid over de juistheid van de salarisstroken droeg. Om te beginnen biedt het feit dat de overeenkomst mondeling is gesloten en partijen verder niets op papier hebben gezet, geen aanwijzing dat [gedaagde] die eindverantwoordelijk heeft aanvaard. Verder pleit de vergoeding die [gedaagde] voor zijn werkzaamheden ontving daar ook tegen. De kantonrechter acht het namelijk niet aannemelijk dat [gedaagde] voor € 5,00 per loonstrook de volledige verantwoordelijkheid op zich heeft willen nemen voor eventuele (aanzienlijke) schade door een gemaakte fout. Ook de werkwijze die partijen hanteerden pleit er niet voor dat [gedaagde] de eindverantwoordelijkheid droeg. [gedaagde] maakte de loonstroken namelijk enkel op basis van de door [A] verstrekte gegevens, stuurde de gemaakte loonstroken vervolgens altijd alleen door naar [A] , waarna [A] deze loonstroken controleerde en eventueel correcties daarin doorvoerde. [A] stuurde de loonstroken vervolgens namens de Tandartspraktijk naar de werknemers.
2.15.
[gedaagde] is kortom niet aansprakelijk voor het eventuele nadeel dat de Tandartspraktijk heeft ondervonden doordat een te hoog bedrag aan lonen is uitbetaald.
Wat betekent dit alles?
2.16.
De vordering wordt afgewezen.
2.17.
De Tandartspraktijk is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 746,00 (2 punten x € 373,00). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
2.18.
De nakosten, waarvan [gedaagde] betaling vordert en de wettelijke rente daarover zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt de Tandartspraktijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 746,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige voldoening,
3.3.
veroordeelt de Tandartspraktijk tot betaling van de nakosten van € 124,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige voldoening,
3.4.
verklaart onderdelen 3.2. en 3.3. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Hoge Raad van 11 maart 1977, te raadplegen via www.rechtspraak.nl, met aanduiding ECLI:NL:HR:1977:AC1877 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:1977:AC1877).