ECLI:NL:RBOVE:2022:3568

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9782358 \ CV EXPL 22-749
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verbouwingskosten en vergoeding voor steiger door Wanno B.V. aan gedaagde

In deze zaak vordert Wanno B.V. betaling voor verbouwingswerkzaamheden die zij heeft uitgevoerd aan de woning van de gedaagde, alsook een vergoeding voor een steiger die nog niet is teruggegeven. De kantonrechter oordeelt dat Wanno voldoende heeft aangetoond dat de overeenkomst met de gedaagde is gesloten en dat de gevorderde kosten voor arbeid, inkoop en uitbesteed werk voldoende zijn onderbouwd. De gedaagde heeft deze kosten onvoldoende gemotiveerd betwist, waardoor zij verplicht is deze te betalen, minus het al betaalde bedrag. De vordering voor de steiger wordt afgewezen, omdat Wanno onvoldoende inspanningen heeft geleverd om de steiger terug te krijgen. Het beroep van de gedaagde op verrekening wordt niet gehonoreerd, omdat de gegrondheid hiervan niet eenvoudig vast te stellen is. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde nog een bedrag van € 17.553,87 aan Wanno moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 september 2021. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van beslagkosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9782358 \ CV EXPL 22-749
Vonnis van 18 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WANNO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo (O),
eisende partij, hierna te noemen Wanno,
gemachtigde: mr. F.M. Aarts,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: Weersink Incasso, Juridische Zaken & Debiteurenbeheer.

1.Samenvatting

1.1.
Wanno stelt dat zij verbouwingswerkzaamheden heeft uitgevoerd aan de woning van [gedaagde] en vordert betaling van de kosten voor arbeid, inkoop en uitbesteed werk en een vergoeding voor de steiger die zij nog niet heeft teruggekregen. [gedaagde] stelt dat zij de overeenkomst niet met Wanno heeft gesloten, maar met [A] , bestuurder van Wanno, als privépersoon, en dat zij al heeft betaald wat zij verschuldigd is. Indien zij nog geld moet betalen, beroept zij zich op verrekening met de schade van de lekkage die volgens haar is ontstaan doordat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd.
1.2.
De kantonrechter oordeelt dat Wanno voldoende heeft onderbouwd dat de overeenkomst door haar is gesloten. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat Wanno de gevorderde kosten voor arbeid, inkoop en uitbesteed werk voldoende heeft onderbouwd en dat [gedaagde] deze kosten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De kosten moeten daarom door [gedaagde] worden betaald (minus het al door [gedaagde] betaalde bedrag). De gevorderde vergoeding voor de steiger wordt afgewezen, omdat Wanno zich zelf meer had moeten inspannen om de steiger terug te krijgen. Aan het beroep op verrekening wordt voorbij gegaan, omdat niet eenvoudig is vast te stellen dat dit beroep gegrond is.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 juni 2022,
- de akte vermeerdering eis tevens akte overlegging producties van 9 september 2022,
- de mondelinge behandeling op 21 september 2022, waarbij de heer [A] is verschenen namens Wanno, bijgestaan door mr. Aarts, en waarbij [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. L.M. Winkelhorst. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken,
- de spreekaantekeningen namens Wanno.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Wanno is een bedrijf dat zich onder meer bezighoudt met verbouwingen van woningen van particulieren. De heer [A] (hierna: [A] ) is directeur van Wanno.
3.2.
[gedaagde] is eigenaresse van de woning aan [het adres] in [woonplaats] . Op 11 juni 2021 heeft zij aan Wanno (dan wel [A] ) opdracht gegeven om verbouwingswerkzaamheden aan haar woning uit te voeren. De werkzaamheden zouden op regiebasis worden verricht.
3.3.
Op 12 juli 2021 heeft Wanno (dan wel [A] ) via WhatsApp onder meer de volgende berichten naar [gedaagde] gestuurd:
“Ik neem dan 2 personen mee.
1 is mijn broer die jij al zag 25 euro per uur
1 is mijn zoon 15 euro per uur.
Als ik bezig ben voor jou ook thuis en onderweg dat reken ik wel door.
Wil daar geen misverstanden over.
T’s dat ik vandaag en morgen 12 tot 14 uur kan inzetten per dag.
Dus wil daar zoveel mogelijk doen”
[gedaagde] heeft daarop gereageerd met:
“Oke”
3.4.
Tot 31 juli 2021 heeft Wanno (dan wel [A] ) werkzaamheden voor [gedaagde] verricht.
3.5.
Op 31 juli 2021 heeft Wanno (dan wel [A] ) via WhatsApp onder meer het volgende bericht naar [gedaagde] gestuurd:
“Ik hou jou wel aansprakelijk voor mijn steiger en stel pilaren zolang je ze wilt gebruiken”
[gedaagde] heeft daarop gereageerd met:
“Haal maar op”
3.6.
Op 3 september 2021 heeft Wanno een sommatiebrief naar [gedaagde] gestuurd en haar gesommeerd om binnen veertien dagen een bedrag van € 17.553,87 te betalen.
3.7.
Op 22 maart 2022 heeft Wanno conservatoir beslag gelegd op de woning van [gedaagde] .

4.Het geschil

4.1.
Wanno vordert – na vermeerdering van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van:
I. een bedrag van € 19.325,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van volledige betaling,
II. een bedrag van € 3.288,00, te vermeerderen met € 12,00 voor iedere dag vanaf 1 september 2022 tot aan de dag dat [gedaagde] de steiger aan Wanno heeft teruggegeven, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van volledige betaling,
III. de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.001,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van volledige betaling,
IV. de proceskosten en beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van volledige betaling.
4.2.
Wanno stelt dat [gedaagde] haar opdracht heeft gegeven om verbouwingswerkzaamheden inclusief technisch tekenwerk uit te voeren. Volgens haar hebben partijen een uurtarief van € 45,00 exclusief btw voor [A] afgesproken en zou er voor andere medewerkers een aangepast (lager) tarief gelden. Wanno stelt dat partijen wekelijks overleg hadden en dat [gedaagde] wekelijks contant afrekende. Vanaf begin juli 2021 heeft [gedaagde] echter niet meer (volledig) aan haar betalingsverplichtingen voldaan. Wanno stelt dat zij drie facturen heeft gestuurd met een totale waarde van € 46.325,31 inclusief btw (bestaande uit een bedrag van € 32.996,70 aan arbeidskosten, € 11.557,17 aan kosten voor inkoop en uitbesteed werk en € 1.771,44 aan kosten voor de steiger vanaf 1 augustus 2021 tot en met november 2021). Wanno stelt dat [gedaagde] € 27.000,00 heeft betaald en dat dus nog een bedrag van € 19.325,31 openstaat. Daarnaast stelt zij dat zij haar steiger nog steeds niet heeft teruggekregen van [gedaagde] . Zij vordert hiervoor betaling van een bedrag van € 3.288,00 voor de periode van 1 december 2021 tot en met 31 augustus 2022 en € 12,00 per dag vanaf 1 september 2022 tot aan de dag dat zij de steiger terugkrijgt.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Allereerst stelt zij dat zij geen overeenkomst heeft gesloten met Wanno, maar met [A] . Daarnaast stelt zij dat zij al heeft betaald wat zij verschuldigd is. Volgens [gedaagde] heeft zij medegedeeld dat haar budget € 19.000,00 was en heeft zij met het betaalde bedrag van € 27.000,00 ruimschoots de gemaakte uren en inkoop van [A] gedekt. De facturen zijn volgens haar onjuist. Volgens [gedaagde] zijn partijen een uurloon van € 27,50 voor [A] en € 15,00 voor hulpkrachten overeengekomen, en zouden de werkzaamheden ‘zwart’ worden verricht. [gedaagde] betwist dat de door Wanno gestelde uren allemaal zijn gemaakt. Nergens blijkt uit welke uren door wie zijn gemaakt, wanneer pauze is gehouden en welke materialen zijn gebruikt. Voor tekenwerk is volgens [gedaagde] geen opdracht verstrekt. De inkoopbonnen komen niet overeen met het gevorderde bedrag en [gedaagde] betwist dat de bonnen producten ten behoeve van haar betreffen. Ook betwist zij dat zij geld moet betalen voor de steiger. Zij heeft de steiger niet gehuurd en heeft via WhatsApp medegedeeld dat [A] de steiger op kan halen. Voor zover de kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] nog betaling verschuldigd is, doet zij een beroep op verrekening met de schade die [A] aan haar woning heeft veroorzaakt. Volgens haar heeft [A] zijn werkzaamheden namelijk niet naar behoren uitgevoerd en zijn er daardoor lekkages ontstaan.

5.De beoordeling

Contractspartij

5.1.
Wanno vordert betaling van [gedaagde] op grond van een overeenkomst van opdracht. [gedaagde] stelt echter dat zij de overeenkomst niet met Wanno heeft gesloten, maar met [A] . De eerste vraag die in deze zaak moet worden beantwoord, is dus wie de contractspartij is.
5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Wanno voldoende onderbouwd dat de overeenkomst met [gedaagde] door haar als besloten vennootschap is gesloten, en niet door [A] als privépersoon. Wanno heeft namelijk onbetwist gesteld dat zij op 19 juni 2021 via WhatsApp een foto naar [gedaagde] heeft gestuurd met daarop haar bedrijfsgegevens, dat alle materialen zijn ingekocht door Wanno, dat aan [gedaagde] afschriften van facturen van die inkoop op naam van Wanno verstrekt zijn en dat (de moeder van) [gedaagde] op 7 juli 2021 heeft betaald op het rekeningnummer van Wanno. Hieruit volgt [A] vanuit zijn bedrijf handelde en dat [gedaagde] dit ook wist.
5.3.
De stelling dat er nooit facturen zijn verzonden vanuit Wanno, maakt dit niet anders. Wanno heeft immers verklaard dat zij de facturen pas achteraf heeft opgesteld, omdat zij de betaling van de belasting wilde uitstellen. Ook het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst, waar [gedaagde] op wijst, betekent niet dat [gedaagde] geen overeenkomst met Wanno gesloten kan hebben. Ten slotte is juist dat [A] een schuldbekentenis opgesteld heeft, waarin staat dat [gedaagde] een schuld aan hem – en niet aan Wanno – heeft, maar dat enkele gegeven staat niet in de weg aan de conclusie dat [gedaagde] een overeenkomst met Wanno gesloten heeft, te minder nu die schuldbekentenis niet door partijen is getekend.
Arbeid
5.4.
Wanno stelt dat [gedaagde] een bedrag van € 32.996,70 inclusief btw (€ 27.270,00 exclusief btw) aan arbeidskosten verschuldigd is.
5.5.
Wanno heeft de volgende uren en uurtarieven in rekening gebracht:
Naam
Werkzaamheden
Uren
Uurtarief
Totaal
[A]
Teken- en regelwerk
84
€ 25,00
€ 2.100,00
[A]
Werkzaamheden
354
€ 45,00
€ 15.930,00
[B] (broer)
Werkzaamheden
312
€ 25,00
€ 7.800,00
[C] (zoon)
Werkzaamheden
81
€ 15,00
€ 1.215,00
[D] (neef)
Werkzaamheden
15
€ 15,00
€ 225,00
Totaal (exclusief btw)
€ 27.270,00
Uren
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat Wanno voldoende heeft onderbouwd dat de gestelde uren zijn gemaakt. Zij heeft namelijk een overzicht overgelegd van de dagen en tijdstippen waarop de uren volgens haar zijn gewerkt. [gedaagde] heeft weliswaar in het algemeen gesteld dat het ongeloofwaardig is dat er vaak 10 tot 16 uur per dag zou zijn gewerkt, maar zij heeft niet gespecificeerd welke uren volgens haar niet kloppen. Zo betwist zij niet dat Wanno regelmatig van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat (en dus lange dagen, buiten de reguliere werktijden) werkte. Bovendien heeft Wanno ook via WhatsApp gemeld dat zij “
vandaag en morgen 12 tot 14 uur kan inzetten per dag”. [gedaagde] stelt dat zij zelf dagelijks – vaak na haar eigen werk – bij de woning aanwezig was. Daarnaast heeft Wanno onbetwist gesteld dat partijen elke dag contact hadden en dat zij heel veel foto’s en filmpjes naar [gedaagde] stuurde om haar op de hoogte te houden van de werkzaamheden. Van [gedaagde] mag daarom worden verwacht dat zij weet welke uren wel of niet gemaakt zijn en dat zij nader specificeert welke uren volgens haar niet kloppen. Nu zij dit niet heeft gedaan, heeft zij haar verweer onvoldoende onderbouwd en zal de kantonrechter ervan uitgaan dat de gestelde uren zijn gemaakt.
5.7.
De stelling van [gedaagde] dat er geen pauzes zijn genoteerd, maakt dit niet anders. Wanno heeft namelijk onbetwist gesteld dat partijen hebben afgesproken dat Wanno alle uren die zij voor [gedaagde] bezig was in rekening zou brengen (dus ook als er tussendoor koffie wordt gedronken), omdat Wanno al heel veel korting op het uurtarief had gegeven en lange dagen moest maken. Dat alle uren in rekening zouden worden gebracht, blijkt ook uit de overgelegde WhatsApp-correspondentie, waarin Wanno mededeelt: “
Als ik bezig ben voor jou ook thuis en onderweg dat reken ik wel door. Wil daar geen misverstanden over”, waarop [gedaagde] antwoordt: “
Oke”.
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet [gedaagde] ook voor de uren aan technisch tekenwerk betalen. Partijen zijn het er namelijk over eens dat Wanno op regiebasis uiteenlopende verbouwingswerkzaamheden zou verrichten en bepaalde werkzaamheden kunnen niet zonder enig tekenwerk plaatsvinden. Wanno heeft bovendien onbetwist gesteld dat zij een plan van aanpak naar [gedaagde] heeft gestuurd waaruit blijkt dat er tekenwerk zou worden verricht. Nergens blijkt uit dat tekenwerk buiten de opdracht is gehouden. Daarnaast heeft Wanno via WhatsApp medegedeeld dat als zij thuis werkzaamheden zou verrichten, deze ook zouden worden doorberekend.
5.9.
De kantonrechter concludeert dan ook dat [gedaagde] voor de gestelde uren moet betalen.
Uurtarief
5.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Wanno voldoende gemotiveerd dat partijen voor de werkzaamheden van [A] een uurtarief van € 45,00 exclusief btw zijn overeengekomen. Hij overweegt daartoe het volgende.
5.11.
[gedaagde] stelt weliswaar dat haar boekhouder – via wie zij met Wanno in contact is gekomen – een uurtarief van € 27,50 met Wanno heeft afgesproken, maar Wanno ontkent dit. De boekhouder is een bekende van de broer van [A] , maar Wanno betwist dat zij of [A] zelf ooit contact met de boekhouder heeft gehad. Wanno heeft een transcript van een telefoongesprek overgelegd waarin [gedaagde] zegt:
“Jij vraag 40 euro per uur he”. Hierop antwoordt Wanno
“Nee 45”, waarna [gedaagde]
“45”herhaalt. [gedaagde] heeft de juistheid van dit transcript/geluidsfragment niet betwist. Hoewel partijen het erover eens zijn dat dit telefoongesprek is gevoerd ná het sluiten van de overeenkomst, blijkt hieruit dat [gedaagde] wist dat het uurtarief niet € 27,50 was. Nu [gedaagde] haar verweer tegen het uurtarief niet nader heeft onderbouwd, zal daaraan voorbij worden gegaan en zal de kantonrechter uitgaan van het door Wanno gestelde uurtarief van € 45,00 exclusief btw voor [A] .
5.12.
Uit de door Wanno overgelegde WhatsApp-correspondentie blijkt dat partijen voor de broer van [A] een uurtarief van € 25,00 en voor de zoon van [A] een uurtarief van € 15,00 zijn overeengekomen. Daarnaast heeft Wanno onbetwist gesteld dat voor de neef van [A] een uurtarief van € 15,00 gold en dat voor tekenwerk een uurtarief van € 25,00 gold.
5.13.
De kantonrechter concludeert dan ook dat [gedaagde] de gestelde uurtarieven verschuldigd is.
Conclusie
5.14.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] een bedrag van € 32.996,70 inclusief btw aan arbeidskosten verschuldigd is aan Wanno.
Inkoop en uitbesteed werk
5.15.
Wanno stelt dat [gedaagde] een bedrag van € 11.557,17 (inclusief btw) aan kosten voor inkoop en uitbesteed werk verschuldigd is.
5.16.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Wanno voldoende onderbouwd dat [gedaagde] dit bedrag verschuldigd is. Zij heeft namelijk een overzicht overgelegd waaruit blijkt uit welke deelbedragen dit totaalbedrag bestaat, op welke data de deelbedragen zijn uitgegeven en bij welke winkel dan wel waaraan de bedragen zijn besteed. Daarnaast heeft zij een aantal bonnen en screenshots van betalingen overgelegd ter onderbouwing van de in het overzicht genoemde deelbedragen. [gedaagde] merkt op dat niet overal bonnen van zijn overgelegd en betwist dat de producten op de bonnen die zijn overgelegd producten ten behoeve van haar betreffen. Zij heeft echter op geen enkele wijze gespecificeerd welke bonnen of bedragen volgens haar niet kloppen en heeft ook niet onderbouwd waarom het volgens haar geen producten of uitgaven voor haar woning betreffen. Aangezien het aannemelijk is dat Wanno bij haar werkzaamheden gebruik heeft moeten maken van bepaalde materialen en Wanno haar vordering met stukken heeft onderbouwd, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] haar verweer daartegen onvoldoende heeft gemotiveerd. De kantonrechter zal er daarom van uitgaan dat de gevorderde deelbedragen kloppen.
5.17.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] een bedrag van € 11.557,17 aan inkoop en uitbesteed werk verschuldigd is aan Wanno.
Steiger
5.18.
Wanno stelt dat [gedaagde] een vergoeding van € 12,00 per dag (exclusief btw) verschuldigd is voor het niet teruggeven van haar steiger. Zij stelt dat [gedaagde] een bedrag van € 1.771,44 (inclusief btw) verschuldigd is voor de periode vanaf 1 augustus 2021 tot en met november 2021, een bedrag van € 3.288,00 (exclusief btw) voor de periode van 1 december 2021 tot en met 31 augustus 2022 en een bedrag van € 12,00 per dag vanaf 1 september 2022 tot aan de dag dat zij de steiger terugkrijgt.
5.19.
De kantonrechter zal deze bedragen afwijzen. Wanno heeft haar steiger bij [gedaagde] achtergelaten en [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat zij de steiger niet heeft gehuurd en ook niet heeft gebruikt. Toen Wanno via WhatsApp heeft medegedeeld dat zij [gedaagde] aansprakelijk houdt zolang zij de steiger wil gebruiken, heeft [gedaagde] medegedeeld dat Wanno de steiger mocht ophalen. Wanno stelt dat de broer van [A] contact heeft opgenomen met [gedaagde] om de steiger op te halen, maar dat zij heeft gezegd dat hij via haar boekhouder moest communiceren. Volgens Wanno heeft de broer van [A] dit niet gedaan, omdat zijn relatie met de boekhouder inmiddels is bekoeld. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht Wanno hieruit echter niet afleiden dat zij de steiger niet kon ophalen en had zij zich meer kunnen en moeten inspannen om de steiger terug te krijgen. Nu zij dat niet heeft gedaan, is het aan haar te wijten dat zij de steiger nog niet heeft teruggekregen en kan zij geen aanspraak maken op een vergoeding daarvoor.
Verrekening
5.20.
[gedaagde] doet een beroep op verrekening van het door haar aan Wanno te betalen bedrag met de schade die Wanno aan haar woning heeft veroorzaakt. Volgens haar heeft Wanno haar werkzaamheden namelijk niet naar behoren uitgevoerd en zijn er daardoor lekkages ontstaan. [gedaagde] heeft een factuur overgelegd van de kosten voor het herstel van de waterschade.
5.21.
De rechter kan een vordering ondanks een beroep van de verweerder op verrekening toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering toewijsbaar is. Dit staat in artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.22.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet eenvoudig vast te stellen of het beroep van [gedaagde] op verrekening gegrond is. Dat de lekkage aan Wanno te wijten is en dat zij aansprakelijk is voor de waterschade, is namelijk (nog) niet vast komen te staan, nu [gedaagde] dit slechts heeft gesteld en Wanno dit betwist. De kantonrechter zal daarom aan het beroep op verrekening voorbijgaan.
Te betalen
5.23.
[gedaagde] is een bedrag van (€ 32.996,70 aan arbeidskosten + € 11.557,17 aan kosten voor inkoop en uitbesteed werk =) € 44.553,87 verschuldigd aan Wanno. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] al een bedrag van € 27.000,00 heeft betaald. Zij moet Wanno daarom nog een bedrag van (€ 44.553,87 – € 27.000,00 =) € 17.553,87 betalen. De kantonrechter zal dit bedrag toewijzen.
Wettelijke rente
5.24.
De door Wanno gevorderde rente is op de wet gegrond en niet weersproken en zal daarom worden toegewezen over het te betalen bedrag van € 17.553,87. Wanno vordert dat de rente wordt toegewezen vanaf de datum van verzuim. Zij heeft echter niet gespecificeerd welke datum dit volgens haar is. Aangezien [gedaagde] betwist dat zij de facturen voor de kosten van arbeid en inkoop en uitbesteed werk heeft ontvangen, kan niet worden vastgesteld dat zij in verzuim is met de betaling daarvan sinds het verstrijken van de in de facturen genoemde betalingstermijnen. Op 3 september 2021 heeft Wanno een sommatiebrief gestuurd waarin zij [gedaagde] heeft gesommeerd om het verschuldigde bedrag binnen veertien dagen te betalen. Aangezien [gedaagde] de ontvangst van deze sommatiebrief niet heeft betwist, is zij in verzuim met betaling van het verschuldigde bedrag vanaf het verlopen van de daarin gestelde termijn. De kantonrechter zal de rente dus toewijzen vanaf deze datum, namelijk 18 september 2021.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.25.
Wanno vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. [gedaagde] is een natuurlijk persoon en niet gesteld of gebleken is dat zij bij het sluiten van de overeenkomst met Wanno in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelde. Om aanspraak te kunnen maken op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten moet in dat geval een aanmaning zijn verzonden zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. De door Wanno verzonden sommatiebrief van 3 september 2021 voldoet niet aan de in dit artikel gestelde eisen. In deze sommatiebrief is namelijk niet vermeld dat aanspraak zal worden gemaakt op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten indien niet binnen de termijn wordt betaald en is ook niet vermeld wat het toepasselijke wettelijke tarief daarvoor is. Daarnaast is in de sommatiebrief geen juiste betalingstermijn gegeven van veertien dagen
vanaf de dag nádat de brief is ontvangen. Niet gesteld of gebleken is dat Wanno een andere aanmaning naar [gedaagde] heeft gestuurd die wel aan deze eisen voldoet. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden afgewezen.
Beslagkosten
5.26.
Wanno heeft conservatoir beslag laten leggen op de woning van [gedaagde] en vordert betaling van de beslagkosten. Deze vordering is op grond van artikel 706 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op:
  • beslagexploot 22 maart 2022 € 199,43
  • betekeningsexploot 24 maart 2022 € 74,66
  • salaris gemachtigde € 373,00(1 rekest x tarief € 373,00)
totaal € 647,09
5.27.
De gevorderde rente over de beslagkosten is op de wet gegrond en niet weersproken en zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
Proceskosten
5.28.
[gedaagde] wordt in deze procedure grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van Wanno worden begroot op:
  • dagvaarding € 107,22
  • griffierecht € 1.384,00
  • salaris gemachtigde € 746,00(2,0 punten x tarief € 373,00)
totaal € 2.237,22
5.29.
De gevorderde rente over de proceskosten is op de wet gegrond en niet weersproken en zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 17.553,87, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 september 2021 tot aan de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het conservatoir beslag, begroot op € 647,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Wanno begroot op € 2.237,22, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022.
(SL(O)