ECLI:NL:RBOVE:2022:3576

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
ak_22_358
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen omgevingsvergunning voor fietstunnel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaren tegen de omgevingsvergunning voor een fietstunnel. De rechtbank concludeert dat eisers geen belanghebbenden zijn bij het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning, omdat zij geen gevolgen van enige betekenis ondervinden van de fietstunnel. De rechtbank wijst erop dat de woningen van eisers op ten minste 200 meter afstand van de fietstunnel liggen en dat zij geen zicht hebben op de tunnel. De rechtbank stelt vast dat de eisers zich als bewoners van Olst betrokken voelen bij de verkeersveiligheid en leefbaarheid, maar dat dit niet betekent dat zij een persoonlijk belang hebben bij het besluit. De rechtbank oordeelt dat verweerder de bezwaren van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat er geen inhoudelijke beoordeling van de bezwaren nodig was. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in de Algemene wet bestuursrecht, waarbij alleen diegenen die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van een besluit als belanghebbende worden beschouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/358

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , [naam 2] en anderen, uit [woonplaats] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe, verweerder

(gemachtigden: mr. M.H. Blokvoort en G. van den Blink).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het door verweerder niet-ontvankelijk verklaren van hun bezwaren tegen verweerders besluit van 2 september 2021.
Met het besluit van 2 september 2021 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een fietstunnel. Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 22 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] [naam 2] en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Samenvatting
1. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 2 september 2021 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
De rechtbank is van oordeel dat eisers geen belanghebbenden zijn bij het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor de fietstunnel. Daarom heeft verweerder het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk verklaard en hoefde verweerder niet in te gaan op de inhoudelijke argumenten van eisers
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Relevante feiten en omstandigheden
2. De gemeente Olst-Wijhe wil een fiets- en voetgangersverbinding realiseren onder het spoortracé Zwolle-Deventer ter hoogte van de straten Ter Stegestraat en Avebergen in Olst (hierna: de fietstunnel).
Bij besluit van 7 september 2020 heeft de raad van de gemeente Olst-Wijhe ten behoeve van dit project het bestemmingsplan “Olst, Fietstunnel Ter Stegestraat” (het bestemmingsplan) vastgesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 27 juli 2022 het beroep van eisers tegen de vaststelling van het bestemmingsplan ongegrond verklaard. Daardoor is het bestemmingsplan onherroepelijk en staat het in rechte vast.
Met het besluit van 2 september 2021 heeft verweerder aan [naam vennootschap] B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van de fietstunnel. In het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
De fietstunnel is inmiddels gerealiseerd.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers geen persoonlijk belang hebben bij de omgevingsvergunning, omdat zij geen gevolgen van enige betekenis ondervinden van de fietstunnel. De woningen van eisers liggen ten minste op 200 meter van (de aanloop naar) de fietstunnel. Ook hebben eisers vanuit hun woningen door tussenliggende groenafscheiding, bomenrijen en bebouwing geen dan wel beperkt zicht op de fietstunnel. Verder heeft het realiseren van de fietstunnel volgens verweerder een geringe planologische uitstraling en beperkte milieugevolgen. Daarom zijn de bezwaren van eisers volgens verweerder niet-ontvankelijk.
Standpunt van eisers
4. Eisers zijn van mening dat verweerder hun bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij voeren aan dat het alle burgers – en niet alleen burgers die op korte afstand van de fietstunnel wonen – aangaat dat de fietstunnel de verkeersveiligheid en leefbaarheid binnen de gemeente op geen enkele wijze zal verbeteren. Verder voeren zij aan dat de bezwaaradviescommissie niet beschikt over kennis op het gebied van verkeerskunde, verkeersveiligheid en projectmanagement. Volgens eisers gaat verweerder ten onrechte niet in op de door hen aangevoerde argumenten over het verbeteren van de leefbaarheid en de verkeersveiligheid. Zij wijzen erop dat de Afdeling de gemeente in het kader van de beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan heeft opgedragen een nadere inhoudelijke onderbouwing en argumentering te geven. Volgens eisers geeft de Afdeling daarmee uitdrukkelijk aan dat niet uitsluitend naar de ontvankelijkheid moet worden gekeken, maar ook naar de inhoudelijke argumenten.
Heeft verweerder het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk verklaard?
5. De rechtbank is van oordeel dat eisers geen belanghebbenden zijn bij het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor de fietstunnel. Daarom heeft verweerder hun bezwaren tegen het besluit van 2 september 2021 terecht niet-ontvankelijk verklaard en hoefde verweerder niet in te gaan op hun inhoudelijke argumenten. De rechtbank zal dit hierna toelichten.
5.1
De hoofdregel is dat alleen een belanghebbende bezwaar kan maken tegen een besluit. Dit is bepaald in artikel 7:1, eerste lid, gelezen in combinatie met artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op deze hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen, maar die zijn in dit geval niet van toepassing.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
5.2
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het uitgangspunt dat wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Er zijn geen gevolgen van enige betekenis als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar deze voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van de betrokkene zo klein zijn dat hij geen persoonlijk belang heeft bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de rechter naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. De rechter bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [1]
5.3
De rechtbank is van oordeel dat eisers geen gevolgen van enige betekenis ondervinden van de omgevingsvergunning voor de fietstunnel. De gevolgen die eisers ondervinden zijn zo klein dat zij geen persoonlijk belang hebben bij het besluit van 3 september 2021. Eisers wonen allen op een afstand van ten minste 200 meter van (de aanloop naar) de fietstunnel en zij hebben daar geen van allen zicht op vanaf hun percelen. De omstandigheid dat eisers zich als bewoners van Olst sterk betrokken voelen bij de verkeersveiligheid en de leefbaarheid van het dorp, maakt niet dat zij een persoonlijk belang hebben bij het besluit. Zij onderscheiden zich daarmee onvoldoende van anderen.
5.4
Uit de omstandigheid dat de Afdeling verweerder in de beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan heeft opgedragen om een nadere inhoudelijke onderbouwing en argumentering te geven, kan niet worden afgeleid dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard of dat verweerder ook naar de inhoudelijke argumenten van eisers had moeten kijken. De procedure voor het vaststellen van het bestemmingsplan is anders dan de procedure voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor de fietstunnel. Het bestemmingsplan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb (de uitgebreide voorbereidingsprocedure). In het kader van die voorbereiding kon eenieder een zienswijze indienen. Vervolgens kon ook iedereen die een zienswijze had ingediend beroep instellen tegen het bestemmingsplan, ongeacht of diegene ook belanghebbende was. Dit geldt niet voor de omgevingsvergunning. Deze is niet voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure, maar met de reguliere voorbereidingsprocedure. Daarom konden in dat kader geen zienswijzen worden ingediend. Tegen het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning kon alleen bezwaar worden gemaakt door belanghebbenden. Daarom is bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de door eisers gemaakte bezwaren wel van belang of eisers belanghebbenden zijn bij dat besluit. Verder geldt dat de beoordeling van de ontvankelijkheid van de bezwaren voorafgaat aan een eventuele inhoudelijke beoordeling van die bezwaren. Daarom hoefde verweerder, nadat hij had geconcludeerd dat de bezwaren niet-ontvankelijk waren, niet in te gaan op de inhoud van die bezwaren.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en dat verweerder de bezwaren van eisers tegen de omgevingsvergunning voor de fietstunnel niet inhoudelijk hoeft te beoordelen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. F.F. van Emst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1.2, eerste lid

Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Artikel 7:1, eerste lid

Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
b. het besluit aan goedkeuring is onderworpen,
c. het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt,
d. het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,
e. het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,
f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.

Artikel 8:1

Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld rechtsoverweging (r.o.) 5.1 van de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2423.