ECLI:NL:RBOVE:2022:3612
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak wegens onvoldoende bewijs
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 november 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de verkrachting van de aangeefster. De zaak kwam aan het licht na een incident op 15 december 2019, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd de aangeefster seksueel te dwingen. Tijdens de zitting op 8 november 2022 heeft de officier van justitie, mr. A.J.R. Buisman, betoogd dat de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals een e-mail aan haar psycholoog en een audio-opname van een gesprek tussen de verdachte en de aangeefster. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. F.H. Batavier, betwistte echter de betrouwbaarheid van deze verklaringen en stelde dat er geen wettig bewijs was voor de beschuldigingen.
De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De e-mail en de audio-opname werden als onvoldoende bewijs beschouwd, omdat ze afkomstig waren van dezelfde bron en niet konden worden bevestigd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd, en sprak hem vrij. Tevens verklaarde de rechtbank de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit dat tot schade had geleid. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.T. Bos, en de rechters mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper, in aanwezigheid van griffier mr. H.R. Lageveen.