ECLI:NL:RBOVE:2022:3613

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
C/08/281502 / HA RK 22-46
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg testament en legaten bij verkoop woning na vruchtgebruik

In deze zaak gaat het om de uitleg van een testament en de legaten die daarin zijn opgenomen. De erflaatster, die in 2018 is overleden, had in haar testament legaten opgenomen voor haar partner en een stichting. De verzoekers, waaronder de partner van de erflaatster, stellen dat de legaten moeten worden uitgekeerd na de verkoop van de woning, die na een periode van vruchtgebruik van maximaal drie jaar zou moeten plaatsvinden. De verweerders, de kinderen van de erflaatster, betwisten deze uitleg en stellen dat de legaten pas na de verkoop van de woning moeten worden uitgekeerd, maar dat zij niet verplicht zijn om de woning te verkopen.

De rechtbank heeft de procedure op 26 september 2022 mondeling behandeld. De rechtbank oordeelt dat de bedoeling van de erflaatster was dat de legaten na de verkoop van de woning zouden worden uitgekeerd. De rechtbank legt het testament zo uit dat de legaten van respectievelijk € 125.000 aan de partner en € 50.000 aan de stichting moeten worden betaald na de beëindiging van het vruchtgebruik. De rechtbank wijst het verzoek van de verzoekers toe en veroordeelt de verweerders tot betaling van de legaten binnen drie maanden na de uitspraak, vermeerderd met wettelijke rente indien betaling uitblijft.

De rechtbank overweegt dat de erflaatster een verzorgingsgedachte had ten aanzien van haar partner en dat het niet in de bedoeling van de erflaatster lag dat de partner onbepaalde tijd zou moeten wachten op de uitkering van de legaten. De rechtbank wijst ook de proceskosten toe aan de verzoekers, aangezien de verweerders in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : C/08/281502 / HA RK 22-46
Beschikking van 28 november 2022
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

wonende in [woonplaats] ,
2. stichting
STICHTING BEHOUD BOVENKERK,
gevestigd en kantoorhoudende in Kampen,
verzoekende partijen, hierna tezamen te noemen [verzoeker 1] c.s.,
advocaat: mr. J. de Ruiter te Kampen.
tegen

1.[verweerder 1] ,

wonende in [woonplaats] ,
2.
[verweerder 2],
wonende in [woonplaats] ,
verwerende partijen, hierna tezamen te noemen [verweerder 1] c.s.,
advocaat: mr. N.C. Bouman – de Vos te Amersfoort

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ontvangen op 23 mei 2022
  • het verweerschrift met producties, ontvangen op 19 september 2022
  • een aanvullende productie van verzoekers (brief [notaris] van 20 maart 2015 met handgeschreven aantekeningen)
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld op 26 september 2022. Beide partijen zijn op de zitting verschenen. Namens verzoekers heeft mr. de Ruiter een pleitnota overgelegd en voorgedragen. Voor het overige heeft de griffier aantekeningen bijgehouden van hetgeen is besproken.
1.3.
Ten slotte is de dag bepaald waarop uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar het verzoek over gaat (samenvatting)

2.1.
[2018] is [erflaatster] overleden. Zij was moeder van [verweerder 1] c.s. en partner van [verzoeker 1] . In haar testament heeft zij legaten opgenomen ten behoeve van onder andere de beide verzoekers in deze procedure. Partijen verschillen van mening over de bedoeling van die legaten. Volgens [verzoeker 1] c.s. heeft [erflaatster] bij het opmaken van het testament voor ogen gehad dat haar woning na een periode van vruchtgebruik van maximaal 3 jaar verkocht zou worden en dat uit die verkoopopbrengst de legaten, ter hoogte van € 125.000 aan [verzoeker 1] en € 50.000 aan de Stichting, zouden worden uitgekeerd.
2.2.
In hun verweer stellen [verweerder 1] c.s. ter discussie of wel van legaten kan worden gesproken. Voor zover dat het geval is, voeren verweerders aan dat [verzoeker 1] c.s. geen aanspraak kunnen maken op betaling, omdat uitkering pas na verkoop van de woning moet plaatsvinden en zij niet gehouden zijn om de woning nu te verkopen.
2.3.
De rechtbank legt het testament zo uit, dat het de bedoeling van [erflaatster] is geweest dat de aan verzoekers gelegateerde geldbedragen na de periode van vruchtgebruik moeten worden uitgekeerd. [verweerder 1] c.s. worden daarom veroordeeld tot betaling.
2.4.
De rechtbank legt hierna onder nummer 5 van deze beschikking uit hoe zij tot dat oordeel komt. Dat begint met een vaststelling van de feiten die op de zaak betrekking hebben (onder 3), gevolgd door een beschrijving van het verzoek (4) en daarna de beoordeling (5).

3.De feiten

3.1.
[2018] is [erflaatster] overleden. Zij was de moeder van de beide verweerders. Na het overlijden van haar echtgenoot (de vader van verweerders) heeft zij een affectieve relatie gehad met [verzoeker 1] . [verzoeker 1] en [erflaatster] woonden tot haar overlijden samen in de woning van [erflaatster] (hierna te noemen: de woning).
3.2.
[erflaatster] heeft op 24 juli 2015 een levenstestament laten opmaken, waarin zij een algemene volmacht aan [verzoeker 1] heeft verleend om in alle opzichten haar belangen te mogen behartigen wanneer zij daartoe zelf niet in staat zou zijn. Omgekeerd heeft [verzoeker 1] op 4 september 2015 een levenstestament laten opmaken waarin hij aan [erflaatster] een zelfde algemene volmacht heeft verleend.
3.3.
In 2015 heeft [erflaatster] haar testament laten opmaken. In aanloop daarnaartoe heeft [de notaris] op 20 maart 2015 een brief geschreven aan [erflaatster] . De getypte tekst van de brief luidt (voor zover van belang):
“(…).
Bijgaand ontvangt u van mij het concept van uw testament.
Nu er geen geregistreerd partnerschap wordt aangegaan, heb ik het testament zo ingericht dat de woning met inboedel aan [verzoeker 1] wordt gelegateerd onder de voorwaarde dat hij u dertig dagen overleeft. Oftewel komt [verzoeker 1] binnen dertig dagen te overlijden, dan vervalt het legaat en komt alles toe aan uw kinderen.
Aanvaardt [verzoeker 1] het legaat, dan zijn daarop een paar bepalingen van toepassing ingeval van verkoop door hem.
Uw kinderen worden vervolgens tot uw erfgenamen benoemd onder bezwaar van het legaat.
Ik [verzoeker 1] tot executeur benoemd. Hierdoor kan hij het legaat ook aan zichzelf afgeven. Mocht u dit te ver vinden gaan, dan verneem ik dat graag van u. (…)”
3.4.
[erflaatster] heeft zelf handgeschreven aantekeningen gemaakt op deze brief. Zij heeft onder meer de woorden ‘gelegateerd’ en ‘bezwaar van het legaat’ onderstreept, en erbij geschreven: ‘testamentaire beschikking, graag voor het gebruik vd woning’, en ‘het gebruik van de woning’.
3.5.
[erflaatster] heeft bij testament van 12 mei 2015 beschikt over haar nalatenschap. [erflaatster] heeft haar kinderen als erfgenaam benoemd. Daarnaast is in het testament onder meer het volgende bepaald:
“LEGAAT
C. Ik legateer aan [verzoeker 1] , (…) onder de voorwaarde dat hij mij dertig dagen overleeft, het vruchtgebruik van mijn woning aan de [adres] te [plaats] en de te openen en/of -rekening in verband met de te maken kosten tijdens het vruchtgebruik, alsmede de volle eigendom van de gehele inboedel en alle roerende zaken in de ruimste zin in en bij de woning. Ten aanzien van dit legaat bepaal ik nog het volgende:
1. Op het vruchtgebruik zijn van toepassing de volgende bepalingen:
het vruchtgebruik vangt aan direct na mij overlijden en eindigt uiterlijk drie jaar na mijn overlijden, dan wel bij het eerder overlijden van de legataris.
De vruchtgebruiker mag de woning niet door een ander laten bewonen.
De vruchtgebruiker heeft ten aanzien van de en/of-rekening de bevoegdheid om op het saldo in te teren, zodat de hoofdgerechtigden het overblijvend saldo toekomt;
De vruchtgebruiker is verplicht om de woning op zijn kosten te verzekeren en verzekerd te houden tegen alle risico’s waartegen deze gebruikelijk verzekerd wordt. Desverlangd zal de beperkt gerechtigde de premie kwitanties aan de hoofdgerechtigde moeten tonen.
(…)
2. Wanneer de erfgenamen de woning verkopen, dient een bedrag van eenhonderdvijfen-twintigduizend euro (€ 125.000,00) van het verkoopbedrag op een aparte rekening te worden gezet. Deze rekening dient op naam van de legataris te worden gesteld. Dit bedrag dient op deze manier buiten zijn nalatenschap ten aanzien van zijn Fins-Duitse schoonfamilie te blijven. Verder bepaal ik nog dat mijn partner beslist over de eventuele verkoop van de inboedel.
3. De resterende verkoopopbrengst wordt als volgt verdeeld:
- vijftigduizend euro (€ 50.000,00) is bestemd voor de Nederlandse Gereformeerde Kerk te Kampen, (…);
- vijftigduizend euro (€ 50.000,00) is bestemd voor de Stichting Behoud Bovenkerk, (…)
- van het resterend bedrag komt toe:
a. de helft aan mijn zoon [verweerder 1] , (…)
b. de andere helft aan mijn dochter [verweerder 2] , (…)
ERFSTELLING
D. Onder bezwaar van gemeld legaat benoem ik mijn genoemde kinderen tot mijn enige erfgenamen van mijn gehele nalatenschap, tezamen en voor gelijke delen. (…)
EXECUTEURBENOEMING
Ik benoem tot executeur genoemde [verzoeker 1] (…)
3.6.
Na het overlijden van [erflaatster] heeft [verzoeker 1] zijn benoeming tot executeur niet aanvaard. [verzoeker 1] heeft wel voor een periode van 3 jaar (tot augustus 2021) gewoond in de woning.
3.7.
De erfgenamen, [verweerder 1] c.s., hebben de woning tot op heden niet verkocht.

4.Het verzoek

4.1.
[verzoeker 1] c.s. verzoeken bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
(I) de verbintenissen uit de legaten te wijzigen (op grond van artikel 4:123 lid 1 BW) en te verklaren voor recht dat de erfgenamen binnen twee maanden na beschikking aan legatarissen de legaten van respectievelijk € 125.000,00 en € 50.000,00 dienen te betalen,
en (II) verweerders hoofdelijk te veroordelen om binnen twee weken na de te wijzen beschikking over te gaan tot betaling van € 125.000,00 aan [verzoeker 1] en € 50.000,00 aan Stichting tot Behoud Bovenkerk, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
[verweerder 1] c.s. hebben verweer gevoerd. Zij concluderen tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van verzoekers in de kosten van de procedure.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag wat [erflaatster] in haar testament bedoeld heeft aan [verzoeker 1] c.s. na te laten. Tussen partijen is niet in geschil dat aan [verzoeker 1] is gelegateerd een recht van vruchtgebruik van de woning voor de duur van drie jaar. Tussen partijen is wel in geschil of [verzoeker 1] c.s. aanspraak kunnen maken op betaling van geldbedragen, en op welk moment. Het meest verstrekkende verweer van [verweerder 1] c.s. is dat in dat kader geen sprake is van een legaat.
Is er een legaat? Ja
5.2.
Als eerste ligt de vraag voor of de afgifte van een geldbedrag van € 125.000,= aan [verzoeker 1] is aan te merken als een legaat. Volgens verweerders kan uit het testament niet worden afgeleid dat dit geldbedrag aan [verzoeker 1] persoonlijk ten goede zou moeten komen en dat het in die zin geen legaat ten behoeve van hem betreft. Zij menen dat het bedrag zou zijn bestemd om te worden besteed aan goede doelen.
5.3.
De rechtbank passeert het verweer dat het geldbedrag van € 125.000,=, over te maken op een rekening op naam van [verzoeker 1] , geen deel zou uitmaken van het legaat.
Dat oordeel is gebaseerd op de opbouw en inhoud van het testament van [erflaatster] . In het testament is immers expliciet het kopje “LEGAAT” opgenomen en daaronder staat “C. Ik legateer ..”. Daarna volgt er een opsomming van drie genummerde onderdelen die hebben te gelden als een uitwerking van het legaat en onderdeel 2 daarvan gaat over het geldbedrag van € 125.000,=. Naast deze concrete aanduiding en opbouw van het testament is naar het oordeel van de rechtbank ook wat inhoud betreft, sprake van een legaat. Van een legaat is namelijk sprake bij een uiterste wilsbeschikking waarin de erflater aan een of meer personen een vorderingsrecht toekent (artikel 4:117 BW). De rechtbank is van oordeel dat er geen andere uitleg mogelijk is dan dat bedoeld is om aan [verzoeker 1] een vorderingsrecht ter hoogte van het genoemde geldbedrag toe te kennen. Het bedrag moet immers worden gestort op een rekeningnummer op naam van [verzoeker 1] .
Verweerders hebben aantekeningen van [erflaatster] overgelegd die zijn gemaakt in 2008. Daaruit zou volgens hen blijken dat [erflaatster] wilde dat gelden uit haar nalatenschap aan goede doelen zou worden besteed. Deze aantekeningen leiden echter niet tot een ander oordeel. De aantekeningen uit 2008 maken immers geen onderdeel uit van het testament dat in 2015 is opgemaakt. Bovendien kan het idee om gelden te besteden aan goede doelen ook navolging krijgen als het gelegateerde geldbedrag bij [verzoeker 1] terecht komt. [verzoeker 1] heeft namelijk verklaard dat het ook zijn bedoeling is om het bedrag dat na zijn overlijden resteert aan goede doelen te doen toekomen.
Kernvraag: wanneer verkoop woning en uitkering geldbedragen
5.4.
Vervolgens is aan de orde op welk moment [verzoeker 1] c.s. aanspraak kunnen maken op betaling van de gelegateerde geldbedragen.
5.5.
In dat kader is van belang dat uit het testament volgt dat de gelegateerde geldbedragen voortkomen uit de verkoopopbrengst ‘wanneer de erfgenamen de woning verkopen’. Beide partijen zijn er dan ook van uitgegaan dat de genoemde geldbedragen pas aan [verzoeker 1] c.s. moeten worden betaald als de woning door de erfgenamen (dus door verweerders) is verkocht. In het testament is evenwel niet omschreven wanneer verkoop van de woning moet plaatsvinden. Partijen zijn het erover eens dat [verzoeker 1] de woning had kunnen verkopen als hij zijn benoeming tot executeur had aanvaard. [verzoeker 1] heeft dat echter om hem moverende redenen, niet gedaan. [verweerder 1] c.s. hebben de woning als erfgenaam niet verkocht, maar inmiddels voor een periode van 5 jaar verhuurd. Zij willen de tijd hebben om te bedenken wat zij met de woning (en de grond waarop de woning staat) willen doen.
5.6.
De kernvraag die partijen verdeeld houdt is dan ook of met het testament van [erflaatster] is bedoeld dat haar woning na afloop van een periode van 3 jaar na overlijden (en dus bij beëindiging van het vruchtgebruik) moet worden verkocht, zodat de opbrengst daarvan vrijkomt ten behoeve van de onder “C. 2” en “C.3” van het testament genoemde personen en instellingen, of niet.
Uitleg van het testament
5.7.
Bij de beantwoording van deze vraag komt het naar het oordeel van de rechtbank aan op uitleg van het testament op basis van artikel 4:46 BW. Op grond van artikel 4:46 BW dient bij de uitlegging van een uiterste wilsbeschikking te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil mogen slechts dan voor uitlegging van een beschikking worden gebruikt, indien deze zonder die daden of verklaring geen duidelijke zin heeft.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een onduidelijkheid in het testament. Er is namelijk onduidelijkheid over de vraag wanneer uitvoering moet worden gegeven aan het legaat (onder C.2 en C.3) omdat het testament wel een tijdsbepaling kent ten aanzien van het vruchtgebruik (namelijk tot drie jaar na overlijden) en er geen tijdsbepaling is opgenomen over het tijdstip van verkoop van de woning door de erfgenamen en de daarmee samenhangende verplichting om de beschreven geldbedragen over te maken op de rekening van [verzoeker 1] c.s.
5.9.
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden van belang bij de uitleg van het testament. Het gaat om feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de periode waarin het testament is opgemaakt (a t/m f) en op de periode na het overlijden van [erflaatster] (g t/m j):
[verzoeker 1] en [erflaatster] waren partner, in ieder geval vanaf 2006 en woonden samen in de woning.
[erflaatster] heeft bij leven financieel voor [verzoeker 1] gezorgd, in de zin dat zijn hypotheeklasten zijn betaald.
[verzoeker 1] heeft onbetwist gesteld dat het de bedoeling was van [erflaatster] om, indien zij kwam te overlijden, hem in goeden doen achter te laten.
[verzoeker 1] en [erflaatster] zijn samen naar de notaris gegaan om over en weer een levenstestament op te maken en een testament bij overlijden.
In het concept testament dat de notaris op 20 maart 2015 aan [erflaatster] zond, was beoogd om de woning aan [verzoeker 1] na te laten.
In de definitieve versie van 12 mei 2016 heeft [verzoeker 1] een recht van vruchtgebruik op de woning gekregen, alsmede een geldbedrag na verkoop van de woning.
Beide partijen gaan ervan uit dat [verzoeker 1] gerechtigd was om de woning te verkopen, indien hij zijn benoeming tot executeur had aanvaard.
[verzoeker 1] stelt dat hij de benoeming tot executeur niet aanvaardde vanwege gevoeligheden met de erfgenamen
De termijn van vruchtgebruik van drie jaar na overlijden is inmiddels afgelopen. [verzoeker 1] woont niet meer in de woning. De erfgenamen hebben de woning niet verkocht, maar verhuurd voor de duur van 5 jaar. De erfgenamen verklaren nog niet te weten wanneer zij de woning willen verkopen, omdat het pand mogelijk samen met een ander perceel eerst nog ontwikkeld zal worden.
[verzoeker 1] is inmiddels 74 jaar oud.
5.10.
Om tot een uitleg van het testament te komen is allereerst van belang om vast te stellen welke verhoudingen erflaatster met het testament wilde regelen. Uit de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden onder a t/m f leidt de rechtbank af dat er bij [erflaatster] sprake is geweest van een verzorgingsgedachte ten behoeve van [verzoeker 1] . Tegelijkertijd wilde zij haar kinderen de positie van erfgenaam geven.
5.11.
Ten aanzien van de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt, is de brief van de notaris van 20 maart 2015 van belang. Het gaat dan om de getypte tekst van de notaris in samenhang met de handgeschreven aantekeningen daarop van [erflaatster] .
5.12.
Uit de brief van de notaris (zie hiervoor onder 3.4) volgt dat de notaris voorstelt dat de woning aan [verzoeker 1] wordt gelegateerd en dat [verzoeker 1] als executeur gerechtigd zal zijn om de woning te verkopen en het legaat aan zichzelf uit te keren. [erflaatster] heeft op de brief aangetekend “
testamentaire beschikking graag voor het gebruik vd. woning”. En bij de zin dat [verzoeker 1] tot executeur zal worden benoemd, staat geschreven “
is goed”. Dat heeft er kennelijk toe geleid dat in het uiteindelijke testament is opgenomen dat [verzoeker 1] alleen een recht van vruchtgebruik heeft op de woning (voor de duur van drie jaar) en dat de eigendom van de woning naar de erfgenamen gaat. Verder staat in het testament dat wanneer de erfgenamen de woning verkopen het onder C2 genoemde bedrag aan [verzoeker 1] moet worden overgemaakt en dat [verzoeker 1] is benoemd tot executeur.
5.13.
Gelet op deze omstandigheden tezamen legt de rechtbank het testament zo uit dat het vanuit de hiervoor genoemde verzorgingsgedachte van [erflaatster] de bedoeling is geweest dat de woning bij het einde van het vruchtgebruik door de verkoop door [verzoeker 1] als executeur of uiterlijk na drie jaar zou worden verkocht en dat daarmee samenhangend de gelegateerde geldbedragen uit de verkoopopbrengst zouden worden voldaan aan de legatarissen. [verzoeker 1] zou dan voor de duur van maximaal 3 jaar gebruik kunnen maken van de woning en vervolgens recht hebben op de genoemde som van € 125.000,-. Met die verzorgingsgedachte valt niet te verenigen dat [verzoeker 1] , die inmiddels 74 jaar is, nog voor onbepaalde tijd zou moeten wachten op de uitkering van het legaat.
[verweerder 1] c.s. hebben geen mogelijke andere bedoeling van het testament naar voren hebben gebracht. Zij hebben vooral aangevoerd dat zij graag rustig de tijd willen nemen om te beslissen wat zij met de woning willen gaan doen. Het staat echter wel vast dat zij niet zelf in de woning willen gaan wonen en dat de woning op termijn verkocht gaat worden.
5.14.De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het de bedoeling van [erflaatster] is geweest dat [verzoeker 1] c.s. na het eindigen van de periode van vruchtgebruik de beschikking zou krijgen over de gelegateerde geldbedragen. Die periode is inmiddels geëindigd, omdat de maximale termijn van drie jaar is verstreken. Het verzoek van [verzoeker 1] c.s. is gericht op de betaling van de ten aanzien van hen gelegateerde bedragen. Dat verzoek zal daarom worden toegewezen. Daarbij is nog van belang dat ten aanzien van het verzoek van de Stichting Behoud Bovenkerk geen afzonderlijk verweer is gevoerd. De rechtbank is van oordeel dat die betaling binnen een redelijke termijn moet plaatsvinden. Een termijn van drie maanden na betekening van deze uitspraak wordt daarvoor redelijk geacht. De rechtbank zal in het midden laten of het voorgaande betekent dat de woning op korte termijn verkocht moet worden. Die verkoopbeslissing wordt aan [verweerder 1] c.s., als eigenaren van de woning, zelf overgelaten. Daarbij speelt een rol dat [verweerder 1] c.s. tijdens de mondelinge behandeling hebben toegelicht dat zij mogelijk andere plannen hebben met de woning dan verkoop, en dat betaling van de legaten mogelijk ook door middel van het aangaan van een (hypothecaire) geldlening kan geschieden.
5.15.
Omdat de rechtbank de verzoeken van [verzoeker 1] c.s. tot betaling toewijzen na uitleg van het testament, komt de rechtbank niet toe aan de door verzochte wijziging van de legaten. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij er rekenschap van heeft gegeven dat het verzoek van [verzoeker 1] c.s. gebaseerd is op artikel 4:123 BW waarin het gaat om wijziging van verbintenissen uit een legaat, en dat ook het verweerschrift dat kader tot uitgangspunt heeft genomen. Naar aanleiding van de stellingen van partijen en de nader overgelegde stukken – waaronder de hiervoor genoemde brief van de notaris – heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling evenwel ook met partijen besproken hoe de legaten volgens hen uitgelegd zouden moeten worden en wat volgens hen de bedoeling van [erflaatster] zou zijn geweest. Beide partijen hebben zich daarover uitgelaten. Omdat uitleg van de legaten minder ingrijpend is dan wijziging daarvan en aan de verzoeken van [verzoeker 1] c.s. tot uitbetaling kan worden toegekomen op basis van uitleg, heeft de rechtbank aanleiding gezien om daartoe over te gaan.
Slotconclusie
5.16.
De slotconclusie is dat het verzoek onder I en onder II worden toegewezen zoals hierna in het dictum is verwoord.
Proceskosten
5.17.
Verweerders zijn in deze procedure in het ongelijk gesteld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om [verweerder 1] c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de zijde van [verzoeker 1] c.s. begroot op € 676,= voor griffierecht en € 1.126,= voor salaris gemachtigde. Dat is opgeteld een bedrag van € 1.802,=.
Voor de vaststelling van het salaris gemachtigde is aansluiting gezocht bij het liquidatietarief dat geldt voor een vordering of verzoek van onbepaalde waarde. Daarvoor geldt een bedrag van € 563,= per punt. In dit geval zijn twee punten toegekend (verzoekschrift + mondelinge behandeling).

6.De beslissing

De rechtbank,
6.1.
verklaart voor recht dat de erfgenamen binnen drie maanden na vandaag aan legatarissen de legaten van respectievelijk € 125.000,- en € 50.000,- dienen te betalen;
6.2.
veroordeelt verweerders hoofdelijk, zodat wanneer de één betaalt de ander tot zover van de plicht tot betaling zal zijn bevrijd, om binnen drie maanden na vandaag te betalen aan [verzoeker 1] een bedrag van € 125.000,= en aan de Stichting Behoud Bovenkerk een bedrag van € 50.000,=, en wanneer betaling binnen de gestelde termijn uitblijft te vermeerderen met de wettelijke rente over die bedragen vanaf de dag waarop de termijn is verstreken tot aan de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt verweerders hoofdelijk, zodat wanneer de één betaalt de ander van de plicht tot betaling zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van verzoekers begroot op € 1.802,=;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2022 . (ap)