ECLI:NL:RBOVE:2022:3666

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
10184848 CV EXPL 22-3976
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoning wegens langdurige overlast

In deze zaak vordert de stichting Woningstichting SWZ, gevestigd te Zwolle, in kort geding de ontruiming van een huurwoning die door de gedaagde wordt bewoond. SWZ heeft meerdere klachten ontvangen van buurtbewoners over overlast veroorzaakt door de gedaagde, die zich niet als een goed huurder heeft gedragen. De voorzieningenrechter heeft op 7 december 2022 geoordeeld dat de vordering van SWZ toewijsbaar is, omdat er voldoende bewijs is van de overlast die door de gedaagde wordt veroorzaakt. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde sinds 7 oktober 2020 de woning huurt en dat er sinds begin 2022 een constant patroon van overlastmeldingen is. Ondanks herhaalde waarschuwingen en pogingen tot hulpverlening, heeft de gedaagde haar gedrag niet aangepast. De rechter concludeert dat de situatie onhoudbaar is en dat de ontruiming gerechtvaardigd is, met het oog op de belangen van de omwonenden. De gedaagde is veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rolnummer: 10184848 CV EXPL 22-3976
Vonnis in kort geding van 7 december 2022
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING SWZ,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
eisende partij, hierna te noemen SWZ,
gemachtigde: mr. B.J. van den Berg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.M. Koppert.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 22,
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 23 november 2022,
- de spreekaantekeningen van mr. Van den Berg,
- de spreekaantekeningen van mr. Koppert.
1.2.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt een woning van SWZ. Omdat SWZ meerdere klachten heeft ontvangen van buurtbewoners over overlast veroorzaakt door [gedaagde] , vordert SWZ in deze kortgedingprocedure dat [gedaagde] haar woning ontruimt.
2.2.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van SWZ toe. Hij zal bij de beoordeling uitleggen hoe hij tot die beslissing is gekomen.

3.De feiten

3.1.
SWZ verhuurt sinds 7 oktober 2020 de woning aan de [adres] in [plaats] aan [gedaagde] .
3.2.
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte van 1 april 2018 (hierna: de algemene voorwaarden). Artikel 6 van de algemene voorwaarden gaat over de algemene verplichtingen van de huurder. Hierin staat, voor zover relevant, het volgende:
“6.3. Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.”
“6.7. Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.”
3.3.
In de periode van 25 januari 2022 tot en met 7 november 2022 heeft SWZ klachten ontvangen van buurtbewoners, een aantal van wie ook huurder is van SWZ. De inhoud van de klachten is dat zij overlast ervaren van het gedrag van [gedaagde] . Er wordt onder andere geklaagd over dat [gedaagde] bonkt, schreeuwt, gilt en harde muziek draait. Volgens de klagers vinden deze gedragingen ook ’s nachts plaats.
3.4.
SWZ heeft [gedaagde] op verschillende momenten aangesproken op haar gedrag. Zij heeft huisbezoeken afgelegd, een aantal keer in de aanwezigheid van [gedaagdes] ouder(s). Ook heeft SWZ de wijkagent op de hoogte gebracht van de situatie en het Sociaal Wijkteam ingeschakeld. Het Sociaal Wijkteam heeft op haar beurt de hulpverleners van Team Via benaderd. Verder heeft de huisarts [gedaagde] uitgenodigd voor een gesprek, maar daar is zij niet komen opdagen.
3.5.
Omdat een hulpverleningstraject niet van de grond is gekomen, heeft SWZ aan [gedaagde] gevraagd of zij de huurovereenkomst vrijwillig wil opzeggen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarom, en ook omdat [gedaagde] overlast blijft veroorzaken, vordert SWZ in kort geding ontruiming van het gehuurde.

4.Het geschil

4.1.
SWZ vordert dat de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordeelt om het gehuurde aan de [adres] in [plaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en verlaten en haar veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
SWZ legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen een huurovereenkomst hebben gesloten en dat [gedaagde] in strijd daarmee heeft gehandeld door zich niet als goed huurder te gedragen en overlast te veroorzaken.
4.3.
[gedaagde] verzoekt de voorzieningenrechter de vordering van SWZ af te wijzen en haar te veroordelen in de proceskosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat SWZ een voorlopige voorziening in kort geding vordert. Daarvoor is vereist dat zij een spoedeisend belang heeft. Volgens [gedaagde] ontbreekt het spoedeisend belang in deze zaak. De voorzieningenrechter deelt die opvatting niet. Naar zijn oordeel volgt het spoedeisend belang uit het feit dat er sinds begin 2022 een constant patroon van overlastmeldingen is en de laatste klacht van een omwonende dateert van 7 november 2022. De voorzieningenrechter zal daarom verder gaan met de inhoudelijke beoordeling van de vordering.
Ontruiming
5.2.
In een kort geding kan een vordering tot ontruiming alleen worden toegewezen als het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering ook zal toewijzen en als van de eisende partij niet kan worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van de door SWZ in het geding gebrachte stukken, waaronder met name de schriftelijk ingediende klachten van de buurtbewoners, voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] overlast veroorzaakt. In totaal hebben zes omwonenden melding gemaakt van overlast. Uit de verklaringen van deze buurtbewoners volgt dat zij last hebben van bonken, schreeuwen, gillen en harde muziek. Dit vindt ook ’s nachts plaats, waardoor buren uit hun slaap worden gehouden. Eén buurtbewoner schrijft dat zij heeft geprobeerd om te slapen met oordoppen in en een koptelefoon op, maar dat het kabaal niet werd gedempt. Van een andere omwonende is bekend dat zij bij de huuropzegging aan SWZ heeft doorgegeven dat ze veel overlast heeft gehad van [gedaagde] . Een derde omwonende heeft zich als gevolg van een structureel slaaptekort ziek moeten melden op haar werk en vreest voor het verlies van haar baan. In het licht van deze verklaringen, gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de enkele (niet gemotiveerde) betwisting namens [gedaagde] dat de vermeende overlast niet is komen vast te staan. Daarvoor zijn er te veel verklaringen, van te veel verschillende omwonenden. Met de vaststelling van de voorzieningenrechter dat [gedaagde] overlast heeft veroorzaakt, is komen vast te staan dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de algemene voorwaarden.
5.4.
De vraag is of te verwachten is dat de overlast binnen afzienbare tijd zal verminderen, omdat in dat geval een bodemprocedure kan worden gestart. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Nadat [gedaagde] meerdere keren is gewaarschuwd en aangesproken door SWZ, is zij met haar overlastgevende gedrag doorgegaan. Daar komt bij dat er aanwijzingen lijken te zijn dat het gedrag van [gedaagde] voortkomt uit een psychiatrisch ziektebeeld, waarvoor mogelijk een behandeling nodig is. Er wordt op dit moment een aanvraag voor een zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz voorbereid, maar de uitkomst daarvan, en dus ook of dat leidt tot een klinische opname, is nog onzeker. Wel is, gelet op het voorgaande, niet te verwachten dat het gedrag van [gedaagde] zonder professionele hulp op een positieve manier zal veranderen.
5.5.
Kortom, een belangenafweging kan niet in het voordeel van [gedaagde] uitvallen. [gedaagde] heeft meerdere waarschuwingen gehad, maar heeft haar gedrag er niet op aangepast. Er is geen zicht op vermindering van de overlast die zij veroorzaakt, terwijl de omwonenden hun geduld beginnen te verliezen. De situatie is daarom onhoudbaar en moet op korte termijn veranderen. Er is geen concreet belang gesteld van [gedaagde] bij het gebruik van deze specifieke woning, terwijl het voor de omwonenden niet zoveel uitmaakt of sprake is van onwil of onmacht van [gedaagde] om haar gedrag te veranderen; haar buren wordt structureel nachtrust onthouden.
5.6.
Al met al is voldoende aannemelijk dat de door [gedaagde] veroorzaakte overlast dusdanig ernstig is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. Dat betekent dat daarop vooruitlopend de ontruiming gerechtvaardigd is. De vordering van SWZ zal daarom worden toegewezen.
5.7.
De voorzieningenrechter is zich ervan bewust dat het probleem van [gedaagde] met een ontruiming niet wordt opgelost, maar deze beslissing biedt mogelijk wel een ingang om een eventuele behandeling te realiseren. Daarnaast heeft SWZ tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij het vonnis niet ten uitvoer zal leggen als de periode tussen de ontruimingsdatum en de aanvang van een eventuele behandeling overbrugd moet worden.
Proceskosten
5.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SWZ worden begroot op:
- griffierecht € 128,00
- kosten dagvaarding € 127,43
- salaris gemachtigde €
498,00
Totaal € 753,43
5.9.
Daarnaast is de vordering tot betaling van de wettelijke rente toewijsbaar, omdat deze door [gedaagde] niet is betwist en op de wet is gegrond.
5.10.
Verder worden de nakosten toegewezen. De voorzieningenrechter begroot deze op € 124,00.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde te [plaats] aan de [adres] binnen veertien dagen na betekenis van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met medeneming van al het hare en de haren, onder afgifte van de sleutels aan SWZ,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de in de kosten van deze procedure en begroot deze aan de zijde van SWZ tot op heden op € 753,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na vandaag tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten en begroot deze op € 124,00,
6.4.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op
7 december 2022. (ED)