Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[X] ,
2.
[Y],
3.
[Z],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie;
- de akte van [A] ;
- de antwoordakte van [X] c.s.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
e-mail heeft [C] dat gesprek echter afgezegd.
4.Het geschil
5.De beoordeling
Voor zover [C] op 7 januari 2021 inderdaad een bod van € 950.000,00 exclusief btw heeft gedaan, hetgeen wordt betwist en dus niet vast staat, geldt echter dat dit bod blijkens de in r.o. 3.10 genoemde e-mail van 18 augustus 2021 slechts een indicatief bod is geweest en dat dit bod volgens de eigen stellingen van [A] destijds door zowel [X] als [B] is verworpen. Weliswaar volgt uit de e-mail van [C] in kwestie dat hij dit bod in augustus 2021 nog gestand wilde doen, maar gesteld noch gebleken is dat [C] na 7 januari en vóór 13 juli 2021 een concreet bod van € 950.000,00 exclusief btw of hoger heeft gedaan, laat staan dat hij of [A] [X] c.s. van een dergelijk bod in kennis heeft gesteld. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de in r.o. 3.21 genoemde e-mail van 29 december 2021, waarvan de inhoud eveneens door [X] c.s. wordt betwist. [C] herhaalt hierin zijn eerdere bericht en voegt daaraan toe dat hij in een later stadium heeft
gepolstof [B] en [X] met middeling van de vraag c.q. koopprijs genoegen wilden nemen. Een concreet bod blijkt hier niet uit. De rechtbank gaat er daarom van uit dat van een concrete hogere bieding van [C] geen sprake is geweest.
€ 6.227,50(2,50 punten × € 2.491,00)