ECLI:NL:RBOVE:2022:3784

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
9935881 \ EJ VERZ 22-192
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de hoogte van de transitievergoeding na aanpassing van de arbeidsduur

In deze zaak heeft een werknemer, aangeduid als verzoeker, aanspraak gemaakt op uitbetaling van een transitievergoeding na een aanpassing van zijn arbeidsduur. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 14 juni 2022 door de rechtbank is ontvangen. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 oktober 2022, waar de pleitnota van de verwerende partij werd voorgedragen. De werknemer verzocht de rechtbank om een transitievergoeding van primair € 39.537,02, subsidiair € 38.116,52 en meer subsidiair € 26.951,13 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente en de kosten van de procedure. De verwerende partij, aangeduid als verweerster, voerde verweer en stelde dat de verzoeken van de werknemer afgewezen moesten worden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de verwerende partij een transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd is, maar er is onenigheid over de hoogte van deze vergoeding. De werknemer stelde dat de vergoeding berekend moest worden op basis van zijn gemiddelde arbeidsuren in de drie maanden voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid, terwijl de verwerende partij betwistte dat de werknemer recht had op een hogere vergoeding dan de meer subsidiair gevorderde € 26.951,13 bruto.

De kantonrechter heeft in een eerder vonnis in een andere procedure geoordeeld dat de werknemer geen recht heeft op uitbetaling van het gemiddelde aantal gewerkte overuren in de 12 weken voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid. Dit leidde tot de conclusie dat de werknemer slechts aanspraak kan maken op een transitievergoeding gebaseerd op een arbeidsduur van 32 uur per week, wat door beide partijen is erkend als € 26.951,13 bruto. De kantonrechter heeft de primaire en subsidiaire verzoeken van de werknemer afgewezen en de meer subsidiaire verzoeken toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf 2 juni 2022. De proceskosten zijn voor rekening van de verwerende partij, die niet uit zichzelf tot betaling is overgegaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9935881 \ EJ VERZ 22-192
Beschikking van de kantonrechter van 13 december 2022
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij, hierna te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. W.M. Reijenga-Dooper,
tegen
[verweerster],
te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij, hierna te noemen [verweerster] ,
gemachtigde: mr. J.C. Wesselo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, dat op 14 juni 2022 door de rechtbank is ontvangen;
- het verweerschrift;
- de aanvulling op het verzoekschrift;
- de mondelinge behandeling van 27 oktober 2022 en de op die zitting voorgedragen pleitnota van [verweerster] .
1.2.
Hierna is beschikking bepaald.

2.De zaak in het kort

In deze zaak maakt een werknemer aanspraak op uitbetaling van de transitievergoeding en ligt de vraag voor wat de hoogte van die vergoeding moet zijn.

3.De feiten

De kantonrechter verwijst voor de relevante feiten naar het vonnis van heden in de tussen partijen gevoerde dagvaardingsprocedure met zaaknummer 9951651 \ CV EXPL 22-2247 (hierna te noemen: de loonvorderingsprocedure).
4. Het verzoek
4.1.
Na aanvulling van zijn verzoek verzoekt [verzoeker] [verweerster] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van primair € 39.537,02, subsidiair € 38.116,52 en meer subsidiair € 26.951,13 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en tot betaling van de kosten van deze procedure.
4.2.
[verweerster] voert verweer en meent dat de primaire en subsidiaire verzoeken van [verzoeker] moeten worden afgewezen, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van deze procedure en in de nakosten.

5.5. De beoordeling

5.1.
Partijen zijn het er op zichzelf over eens dat [verweerster] een transitievergoeding aan [verzoeker] verschuldigd is, maar verschillen van mening over de hoogte daarvan.
5.2.
[verzoeker] stelt zich primair op het standpunt dat de transitievergoeding moet worden berekend aan de hand van zijn gemiddelde arbeidsurenomvang in de drie maanden voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid en subsidiair dat de transitievergoeding moet worden berekend op basis van een arbeidsomvang van 40 uur per week. Ter onderbouwing van deze standpunten verwijst [verzoeker] naar de loonvorderingsprocedure waarin hij heeft betoogd dat hij tijdens zijn ziekte ook recht had op uitbetaling van het gemiddelde aantal gewerkte overuren in de 12 weken voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid, althans op het salaris dat is gebaseerd op een arbeidsduur van 40 uur per week.
5.3.
[verweerster] betwist de juistheid van dit betoog van [verzoeker] en stelt zich op het standpunt dat zij slechts de meer subsidiair gevorderde transitievergoeding van € 26.951,13 bruto aan hem verschuldigd is.
5.4.
In de loonvorderingsprocedure heeft de kantonrechter bij vonnis van heden geoordeeld dat [verzoeker] niet alsnog aanspraak kan maken op uitbetaling van het gemiddelde aantal gewerkte overuren in de 12 weken voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid en dat hij evenmin recht heeft op uitbetaling van een salaris dat gebaseerd is op een arbeidsduur van 40 uur per week. Dit leidt in de onderhavige procedure tot de conclusie dat [verzoeker] slechts aanspraak kan maken op een transitievergoeding die gebaseerd is op een arbeidsduur van 32 uur per week. Partijen zijn het erover eens dat deze vergoeding € 26.951,13 bruto bedraagt.
5.5.
Voor zover [verzoeker] meent dat bij het berekenen van de transitievergoeding hoe dan ook, dus los van zijn stellingen in de loonvorderingsprocedure, acht moet worden geslagen op een overwerkvergoeding, geldt dat hij dit standpunt onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
5.6.
De primaire en subsidiaire verzoeken van [verzoeker] zullen dus worden afgewezen en zijn meer subsidiaire verzoeken zullen worden toegewezen. Daarbij zal de wettelijke rente gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW worden toegewezen vanaf 2 juni 2022.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster] , omdat zij niet uit zichzelf tot betaling van de transitievergoeding van € 26.951,13 bruto is overgegaan. Het feit dat de reden hiervan is gelegen in eventuele moeilijkheden bij het toepassen van de compensatieregeling van het UWV ligt in de risicosfeer van [verweerster] en kan niet aan [verzoeker] worden tegengeworpen. De proceskosten worden aan de zijde van [verzoeker] begroot op een bedrag van € 86,00 aan griffierecht en een bedrag van € 498,00 aan salaris gemachtigde. Dat is in totaal € 584,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van een bedrag van € 26.951,13 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 2 juni 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 584,00;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.
(DM(O)