ECLI:NL:RBOVE:2022:3786

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
ak_22 _ 2041
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergunning voor de verkoop van consumentenvuurwerk na vuurwerkcontrole

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 december 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van [naam VOF] V.O.F. tegen het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten. De zaak betreft de intrekking van een vergunning voor de verkoop van consumentenvuurwerk, die was verleend op 4 november 2015. Na een controle op 9 december 2021 door toezichthouders van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de politie, werd geconstateerd dat er illegaal professioneel vuurwerk was opgeslagen in een bunker die alleen geschikt was voor consumentenvuurwerk. Dit leidde tot de intrekking van de vergunning op 28 september 2022, omdat de opslag van illegaal vuurwerk een ernstige aantasting van de rechtsorde en een risico voor de volksgezondheid met zich meebracht.

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het intrekkingsbesluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij op de verkoopdata consumentenvuurwerk kan verkopen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster, behoudens een financieel belang, geen spoedeisend belang heeft aangetoond. Het financiële belang van gederfde omzet is niet voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen, aangezien dit geen acute financiële noodsituatie betreft. Bovendien is het besluit tot intrekking van de vergunning niet evident onrechtmatig, gezien de ernstige situatie die tijdens de controle is aangetroffen.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster afgewogen tegen de belangen van de openbare orde en de volksgezondheid. Gezien de omstandigheden en de risico's die gepaard gaan met de opslag van illegaal vuurwerk, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, in aanwezigheid van griffier R.K. Witteveen, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/2041

uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening

in de zaak tussen

[naam VOF] V.O.F., te [vestigingsplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. R.S. Wertheim,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten, verweerder,

gemachtigde: J.L. Scheper.

Procesverloop

Besluitvorming
Op 4 november 2015 heeft verweerder aan verzoekster onder voorwaarden een vergunning verleend voor het tijdens de verkoopdagen verkopen van consumentenvuurwerk (verder:
de verkoopvergunning) in haar inrichting aan de [adres] te Holten. Op basis van deze vergunning mocht verzoekster op deze locatie consumentenvuurwerk opslaan.
Op 9 december 2021 hebben toezichthouders van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), in samenwerking met de Omgevingsdienst Twente en de Politie Oost-Nederland,
bij verzoekster een vuurwerkcontrole uitgevoerd. Daarbij is door hen geconstateerd dat
een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk waarvoor verzoekster geen vergunning is verleend, lag opgeslagen in een bunker die uitsluitend geschikt is voor consumenten-vuurwerk en waarvan dozen waren omgelabeld (naar consumentenvuurwerk). Eén van
de eigenaren van verzoekster is ter plaatse aangehouden en meermalen gehoord op verdenking van overtreding van:
  • de artikelen artikel 1.2.2 tweede en vierde lid, artikel 1.2.7, artikel 1.3.2 eerste lid en artikel 1A.2.1 derde lid van het Vuurwerkbesluit, en
  • artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Bij de controle is het volgende vuurwerk overeenkomstig de richtlijn voor Strafvordering Vuurwerkdelicten (…) in beslag genomen:
  • Lijst I: In Nederland toegestaan consumentenvuurwerk á 566,95 kg;
  • Lijst IIA: Vuurwerk ingedeeld in categorie F2 á 345.67 kg;
  • Lijst IIB: Vuurwerk ingedeeld in categorie F3 á 406,84 kg;
  • Lijst III: 55 stuks Shells en 369 stuks overig professioneel vuurwerk.
Uit het bedrijfsprocessensysteem van het ILT is hen verder op 10 december 2021 gebleken dat geïmporteerd vuurwerk onder een andere categorie is aangemeld door verzoekster.
Van de resultaten van de controle is door de politie op ambtseed op 12 januari 2022 een proces-verbaal opgemaakt. Begin 2022 is ook de andere eigenaar van verzoekster door medewerkers van het ILT hierover gehoord.
Verweerder heeft van het proces-verbaal kennis genomen en hierin aanleiding gezien
om verzoeksters verkoopvergunning op grond van artikel 1:6, aanhef en onder c van de Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen-Holten 2021 (verder: de Apv) per direct geheel in te gaan trekken.
Bij brief van 23 juni 2022 heeft verweerder zijn voornemen daartoe aan verzoekster meegedeeld en haar in de gelegenheid gesteld om daarover haar zienswijze te geven. Verzoekster heeft op 7 juli 2022 en 19 september 2022 van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Op 17 augustus 2022 is ten behoeve van verweerder door de Politie Eenheid Oost-Nederland met het oog op de handhaving van de openbare orde en veiligheid een bestuurlijke rapportage opgesteld die aan verzoekster ter kennis is gesteld.
Verweerder heeft in de zienswijzen geen aanleiding gezien om van de intrekking van
de verkoopvergunning af te zien. Wel ziet verweerder aanleiding om de grondslag van
de intrekking te wijzigen in artikel 1:6, aanhef en onder b van de Apv.
Bij besluit van 28 september 2022 (verder: het intrekkingsbesluit) heeft verweerder verzoeksters verkoopvergunning per de datum van verzending (op 2 november 2022) ingetrokken.
Lopende procedure
Verzoekster heeft op 29 november 2022 tegen het intrekkingsbesluit bezwaar gemaakt.
Zij heeft de voorzieningenrechter gelijktijdig verzocht om een zodanige voorlopige voorziening te treffen, dat zij op de verkoopdata consumentenvuurwerk kan verkopen.
Verzoekster heeft verweerder in bezwaar verzocht om haar bezwaarschrift op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als beroepschrift door te sturen naar de rechtbank (het zogenoemde rechtstreeks beroep).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2022. Verzoekster heeft
zich laten vertegenwoordigen door haar vennoten [naam 1] en [naam 2] bijgestaan door haar gemachtigde. Voor verweerder waren aanwezig J.L. Scheper en C. van Bart vergezeld van J. van der Lee de onderzoeker van het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk.

Overwegingen

De voorlopige voorzieningenprocedure
1. In haar bezwaarschrift heeft verzoekster verweerder verzocht om haar bezwaarschrift op de voet van artikel 7:1a van de Awb als (rechtstreeks) beroepschrift door te sturen naar de rechtbank. Verweerder heeft ter zitting aangegeven het voornemen te hebben dit verzoek af te wijzen. Het geschil ligt dus nog in bezwaar.
2. De voorzieningenrechter gaat op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Awb
na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Hij let daarbij op de belangen van partijen, waarbij hij een afweging moet maken tussen aan de ene kant het belang van de verzoekende partij dat zo snel mogelijk een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant de belangen bij de onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit. Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend voor de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure.
Spoedeisend belang?
3. Een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er sprake is van een spoedeisend belang.
4. Verzoekster verzoekt schorsing van de intrekking van de verkoopvergunning om
op 29, 30 en 31 december 2022 consumentenvuurwerk te kunnen verkopen. Het besluit
op bezwaar is niet te verwachten voor deze verkoopdata.
5.
Verzoekster heeft een financieel belang bij schorsing van de intrekking van haar verkoop-vergunning bestaande uit (derving van) de omzet van de verkoop van consumentenvuurwerk op de verkoopdata.
6. Een financieel belang vormt volgens vaste rechtspraak alleen een spoedeisend belang als sprake is van een (acute) financiële noodsituatie dan wel van dreigende financiële nood. Dat is niet gesteld en daarvan is de voorzieningenrechter niet gebleken. Het financiële belang betreft in dit geval gederfde omzet over een afgebakende periode (de verkoopdata). Verzoekster kan die gederfde omzet in de verdere procedure als schadevergoeding bij gestelde onrechtmatigheid claimen.
7. Verzoekster heeft behoudens het financiële belang van gederfde omzet geen andere argumenten aangevoerd om een spoedeisend belang aan te nemen.
Is het intrekkingsbesluit evident onrechtmatig?
8. Bij ontbreken van een spoedeisend belang kan er toch aanleiding zijn een voorlopige voorziening te treffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
9. Verweerder heeft de intrekking van de verkoopvergunning gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van 17 augustus 2022 en het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de politie van 12 januari 2022. Daaraan ligt een deskundig onderzoek door de politie van
het op 9 december 2021 bij verzoekster in beslag genomen vuurwerk ten grondslag. Uit
dat onderzoek is de politie gebleken van illegaal professioneel vuurwerk. In de bestuurlijke rapportage wordt de op 9 december 2021 ter plaatse aangetroffen situatie zeer zorgwekkend genoemd. Het illegale professionele vuurwerk was opgeslagen midden in een woonwijk
in een bunker die alleen bestand is tegen consumentenvuurwerk en niet voor professioneel vuurwerk. Gesteld wordt dat er grote risico’s waren voor omwonenden, hulpverleners en voorbijgangers.
10. Verweerder acht de opslag van dit illegale en zware vuurwerk een ernstige aantasting van de rechtsorde. Er bestaat daarbij een groot risico voor de volksgezondheid door verkoop van dit illegale vuurwerk en de mogelijke ongevallen door juist of onjuist gebruik. Daarom acht verweerder intrekking van verkoopvergunning nodig.
11. Verzoekster heeft uitgebreid en beargumenteerd betoogt dat (in hoofdzaak) geen sprake was van illegaal en professioneel vuurwerk, noch van een gevaarlijke situatie ter plaatse. Wat er zij van die argumenten, in de voorlopige beschouwing van de voorzieningen-rechter is niet aannemelijk geworden dat de onderzoeksresultaten van de politie evident onjuist zijn.
12. Daarmee is niet vast komen te staan dat de intrekking van de verkoopvergunning vanwege het ontbreken van een voldoende feitelijke grondslag voor de intrekking evident onrechtmatig is.
13. De bestuurlijke rapportage spreekt van een zeer zorgwekkende situatie ter plaatse
op 9 december 2021. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de aan het intrekkingsbesluit ten grondslag liggende belangenafweging niet evident onjuist en het intrekkingsbesluit niet evident onevenredig.
Belangenafweging.
14. In de belangenafweging door de voorzieningenrechter staat het financiële belang
van verzoekster tegenover het belang van de openbare orde en de volksgezondheid. Ook in die belangenafweging ziet de voorzieningenrechter geen grond om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen vanwege de op 9 december 2021 aangetroffen situatie.
Andere belangen.
15. Verzoekster stelt dat verweerder zich (mogelijk) heeft laten leiden door andere belangen. Die stelling is onvoldoende onderbouwd om daar gevolgen aan te kunnen verbinden.
Melding Activiteitenbesluit
16. Verzoekster stelt dat opslag van consumentenvuurwerk ter plaatste nog steeds
is toegestaan op basis van een melding ingevolge het Activiteitenbesluit Milieubeheer.
Dat leidt de voorzieningenrechter echter niet tot het oordeel dat de intrekking van de verkoopvergunning evident onrechtmatig zou zijn.
17. De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande geen grond voor schorsing
van de intrekking van de verkoopvergunning en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.