ECLI:NL:RBOVE:2022:386

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
9468973 CV EXPL 21-3836
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst met toewijzing van achterstallige huur

In deze zaak heeft de huurder, aangeduid als [opposant], verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van de kantonrechter, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde was uitgesproken. De huurder had een huurachterstand opgebouwd, maar stelde dat hij actief bezig was deze achterstand in te lopen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder sinds 1 juli 2021 weer een stabiel inkomen heeft en dat hij zijn huurbetalingen heeft voldaan, inclusief de achterstanden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van huurachterstanden, de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming niet gerechtvaardigd waren, gezien de inspanningen van de huurder om zijn financiële situatie te verbeteren en de gevolgen van een ontruiming voor hem. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur voor januari 2022, met een maandelijkse huurverplichting vanaf februari 2022. De proceskosten werden voor een deel toegewezen aan de Woonplaats, de verhuurder, maar de huurder blijft verantwoordelijk voor de kosten die al zijn betaald. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter op 8 februari 2022 in Enschede.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9468973 CV EXPL 21-3836
Vonnis van 8 februari 2022 na verzet
in de zaak van
[opposant] ,
wonende te [woonplaats] ,
opposant, hierna te noemen [opposant] ,
gemachtigde: mr. J. Verheij, Den Haag,
tegen
stichting Woningstichting De Woonplaats,
gevestigd en kantoorhoudend te Enschede,
geopposeerde, hierna te noemen De Woonplaats,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door de kantonrechter op 24 augustus 2021 tussen De Woonplaats en [opposant] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 9392416 CV EXPL 21-3224
- de verzetdagvaarding;
- het tussenvonnis van 2 november 2021;
- de mondelinge behandeling per skype op 25 januari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De vordering
De Woonplaats heeft in de verstekprocedure gevorderd om de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden, en om [opposant] te veroordelen het gehuurde te ontruimen, alsmede om [opposant] te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van € 3.260,46, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.649,04 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van betaling, en te vermeerderen met € 530,51 (of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten) per maand voor huur dan wel voortgezet gebruik vanaf september 2021 zolang [opposant] het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt, waarbij een gedeelte van een maand als een hele maand wordt gerekend. Tevens vordert De Woonplaats dat [opposant] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
Daartoe voert De Woonplaats het volgende aan. Op basis van de huurovereenkomst voor de woning aan [het adres] [woonplaats] dient [opposant] maandelijks de huur van € 530,51 bij vooruitbetaling te voldoen.
[opposant] heeft een huurachterstand laten ontstaan die tot en met augustus 2021 € 2.649,04 bedraagt. [opposant] was in 2020 ook al veroordeeld tot betaling van de destijds bestaande huurachterstand. Het ondanks aanmaningen niet betalen van de huur is een toerekenbare tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
2.2.
Het verstekvonnis
Bij verstekvonnis van 24 augustus 2021 met zaaknummer 9392416 CV EXPL 21-3224 zijn de vorderingen van De Woonplaats toegewezen. Tevens is [opposant] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van De Woonplaats tot de dag van de uitspraak begroot op
€ 846,39 inclusief eventuele nakosten.
2.3.
Het verweer
[opposant] vordert in verzet dat het verstekvonnis van 24 augustus 2021 wordt vernietigd en dat de vorderingen worden afgewezen, met veroordeling van De Woonplaats in de kosten van de procedure.
Hij voert daartoe aan dat er inderdaad sprake is geweest van huurachterstand, maar dat hij bezig is om de achterstand in te lopen. [opposant] had werk, maar nadat zijn contract niet verlengd werd kreeg hij een veel lagere uitkering. Tijdens die periode zijn meerdere schulden ontstaan en lukte het [opposant] niet om een goede financiële administratie te voeren. Sinds 1 juli 2021 heeft hij weer een stabiel inkomen en is de lopende huur weer voldaan; ook zijn de achterstanden afbetaald. De korte periode van betalingsproblemen rechtvaardigt niet de ontbinding van de huurovereenkomst. Er is geen reden om aan te nemen dat de situatie zich zal herhalen. Bovendien zou ontbinding en ontruiming grote gevolgen hebben omdat [opposant] met lege handen op straat zou komen te staan.
2.4.
Wijziging van eis ter zitting
Naar aanleiding van het tussenvonnis heeft De Woonplaats een akte genomen waarin onder meer de actuele huurachterstand is gespecificeerd. Omdat deze akte ten tijde van de behandeling ter zitting nog niet bij de rechtbank en bij de gemachtigde van [opposant] is ontvangen, zal deze buiten beschouwing blijven bij de beoordeling. Tijdens de behandeling ter zitting heeft De Woonplaats de stand van zaken toegelicht: [opposant] heeft inmiddels alle bedragen betaald waarvoor hij is veroordeeld in zowel het vonnis van 25 augustus 2020 als het verstekvonnis van 24 augustus 2021. Hij heeft in beide zaken de hoofdsom betaald en alle proceskosten. Ten tijde van de behandeling ter zitting staat alleen open de lopende huur voor de maand januari 2022, die bij vooruitbetaling had moeten worden betaald. De Woonplaats heeft de vordering daarom gewijzigd en vordert de achterstallige huur voor januari 2022, alsmede € 530,51 per maand voor huur dan wel voortgezet gebruik vanaf februari 2022 zolang [opposant] het gehuurde na ontbinding in gebruik houdt. Omdat er zowel in 2020 als in 2021 sprake is geweest van betalingsachterstanden persisteert De Woonplaats ook bij de vordering tot ontbinding en ontruiming.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [opposant] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
3.2.
Tussen partijen staat vast dat er sprake was van huurachterstanden. Tegen de specificatie voor achterstand tot en met augustus 2021, die bij de dagvaarding was gevoegd, is geen verweer gevoerd zodat van de juistheid kan worden uitgegaan. Ook de gevorderde bedragen voor incassokosten en rente zijn niet betwist.
Omdat deze bedragen inmiddels zijn betaald hebben bovengenoemde vorderingen echter geen grondslag meer en deze kunnen dan ook niet worden toegewezen.
Ook de gevorderde ontbinding en ontruiming zullen niet worden toegewezen. Het niet tijdig betalen van de huur is een ernstige tekortkoming aan de zijde van [opposant] , maar gebleken is dat hij zich heeft ingespannen om de achterstanden en alle kosten af te betalen. Daarom oordeelt de kantonrechter in dit geval dat de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming niet rechtvaardigt, mede vanwege de zwaarwegende belangen van [opposant] om zijn woonruimte te behouden. Daarbij wordt wel aangetekend dat deze belangenafweging anders zou kunnen uitvallen als opnieuw achterstanden zouden ontstaan. Het is de verantwoordelijkheid van [opposant] om te zorgen voor tijdige betaling van de huur, bij vooruitbetaling te voldoen. Bij betalingsproblemen moet [opposant] zelf tijdig contact opnemen met De Woonplaats om te zien of partijen afspraken kunnen maken voor een oplossing.
Wel zal worden toegewezen het thans openstaande bedrag van € 530,51 voor januari 2022, te vermeerderen met € 530,51 (of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten) per maand vanaf februari 2022 tot het moment dat de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd.
3.4.
[opposant] is terecht gedagvaard wegens huurachterstanden en het uitgangspunt is daarom dat de proceskosten voor zijn rekening dienen te komen. Er is echter ook een gedeelte van de vorderingen afgewezen en de kantonrechter ziet daarin aanleiding om de na het verstekvonnis gemaakte proceskosten (salaris gemachtigde voor de behandeling ter zitting) voor rekening van De Woonplaats te laten.
[opposant] wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op € 846,39 inclusief eventuele nakosten. Aangezien deze kosten al door [opposant] zijn betaald zal een formele proceskostenveroordeling in het dictum achterwege blijven.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het verzet gegrond,
4.2.
vernietigt de uitspraak van de kantonrechter in deze rechtbank d.d. 24 augustus 2021 onder zaak nummer 9392416 CV EXPL 21-3224, en opnieuw rechtdoende:
4.3.
Veroordeelt [opposant] tot betaling aan De Woonplaats van € 530,51 voor huur januari 2022, te vermeerderen met € 530,51 (of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten) per maand vanaf februari 2022 tot het moment dat de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd.
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.3 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, op
8 februari 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.