ECLI:NL:RBOVE:2022:3861

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
10181451 CV EXPL 22-3972
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een huurwoning door overlast veroorzaakt door huurder in een appartementencomplex voor kwetsbare ouderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Driezorg, Wonen Welzijn & Zorg en twee gedaagden, waaronder een bewindvoerder. De eiser, Driezorg, vorderde ontruiming van een woning die door gedaagde 2 werd gehuurd in het appartementencomplex Arcadia, dat bestemd is voor kwetsbare ouderen. Sinds de aanvang van de huurovereenkomst op 20 mei 2020 ontving Driezorg veel klachten over overlast, waaronder geluids- en stankoverlast, en agressief gedrag van gedaagde 2 jegens omwonenden. De kantonrechter heeft de ontruimingsvordering toegewezen, maar het gevorderde locatieverbod afgewezen. De rechter oordeelde dat gedaagde 2 zich niet als een goed huurder gedroeg en dat de overlast ernstig genoeg was om ontruiming te rechtvaardigen. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op zes weken, zodat gedaagde 2 de tijd heeft om een alternatieve opvanglocatie te vinden. De vordering tot het opleggen van een gebiedsverbod werd afgewezen, omdat Driezorg onvoldoende aannemelijk maakte dat gedaagde 2 na de ontruiming terug zou keren naar het complex. De bewindvoerder werd veroordeeld in de proceskosten van Driezorg, die op € 911,43 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer : 10181451 CV EXPL 22-3972
Vonnis in kort geding van 12 december 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING DRIEZORG, WONEN WELZIJN & ZORG,
te Zwolle,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.R. Brendel,
tegen

1.[gedaagde 1] , handelend onder de naam [X] ,in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 2] ,

2. [gedaagde 2]beiden te Zwolle,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C. Sneper.
Partijen worden hierna respectievelijk Driezorg, de bewindvoerder en [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Driezorg is dit kort geding begonnen met een dagvaarding met producties van 18 november 2022. Gedaagde partij heeft een verweerschrift met producties ingediend. De zaak is op 28 november 2022 mondeling behandeld. De griffier heeft hiervan aantekeningen bijgehouden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, Driezorg mede aan de hand van haar overgelegde spreekaantekeningen, en zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is de uitspraak bepaald op 12 december 2022.

2.Samenvatting

2.1.
[gedaagde 2] huurt een woning van Driezorg. De woning bevindt zich in het appartementencomplex Arcadia, dat bestemd is voor kwetsbare ouderen. Driezorg ontvangt sinds het moment dat [gedaagde 2] in het gehuurde woont veel klachten over overlast vanuit en rondom het gehuurde. Het gaat dan voornamelijk om geluids- en stankoverlast en om het agressieve en intimiderende gedrag van [gedaagde 2] jegens de omwonenden. In dit kort geding vordert Driezorg ontruiming van het gehuurde en een locatieverbod voor [gedaagde 2] . De kantonrechter wijst de ontruimingsvordering toe en wijst het gevorderde locatieverbod af. De motivering van haar beslissing volgt hieronder.

3.De feiten

3.1.
De kantonrechter van deze rechtbank heeft op 19 september 2019 een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [gedaagde 2] wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [gedaagde 1] tot bewindvoerder.
3.2.
Driezorg is een organisatie die zich richt op ouderenzorg. Zij biedt onder meer zorg en woonruimte aan op diverse locaties, waaronder in het appartementencomplex Arcadia aan de Hogekampsweg in Zwolle. Dit appartementencomplex telt 159 woningen die bewoond worden door huurders van Driezorg.
3.3.
[gedaagde 2] huurt sinds 20 mei 2020 van Driezorg de woning in het appartementencomplex Arcadia aan de Hogekampsweg [huisnummer] in Zwolle (hierna: het gehuurde).
3.4.
Sinds de aanvang van de huurovereenkomst heeft Driezorg van omwonenden veel klachten ontvangen over overlast veroorzaakt door [gedaagde 2] , zijn familielieden en/of derden vanuit en rondom het gehuurde.

4.Het geschil

4.1.
Driezorg vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ontruiming van het gehuurde, binnen één week na betekening van dit vonnis. Verder vordert Driezorg [gedaagde 2] te verbieden om binnen één jaar na betekening van dit vonnis zich, zonder voorafgaande toestemming van Driezorg, te begeven binnen een straal van 25 meter van het wooncomplex Arcadia, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van de bewindvoerder en [gedaagde 2] in de proceskosten.
4.2.
Driezorg legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde 2] zich niet als een goed huurder gedraagt en dat [gedaagde 2] aldus tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Driezorg heeft hiertoe gesteld dat er sinds de aanvang van de huurovereenkomst sprake is van aanhoudende extreme overlast vanuit en rondom het gehuurde, door gedragingen van [gedaagde 2] en van andere mensen, waaronder familieleden van [gedaagde 2] , die bij hem op bezoek komen en/of wisselend in de woning verblijven. De inschakeling van hulpverlenende instanties en de onderbewindstelling en het mentorschap hebben niet geleid tot beëindiging van de overlastsituatie. De omwonenden in het appartementencomplex, die kwetsbaar zijn en een (zeer) hoge leeftijd hebben bereikt en net als [gedaagde 2] huurders zijn van Driezorg, zijn ten einde raad, durven nauwelijks hun deur uit en maken zich grote zorgen om hun eigen veiligheid. Spoedige ontruiming van het gehuurde is nog de enige manier om de extreme woonoverlast te stoppen, aldus Driezorg.
4.3.
De bewindvoerder heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. Ter zitting was daarnaast ook [gedaagde 2] ’ mentor aanwezig en ook zij heeft afwijzing van het gevorderde bepleit.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang aanwezig
5.1.
Driezorg dient als verhuurder het rustig woongenot van haar huurders te waarborgen en heeft dus belang bij haar vordering. Gelet op de gestelde overlast is het belang bovendien voldoende spoedeisend.
Ontruiming5.2. Op grond van artikel 7:213 BW is [gedaagde 2] verplicht om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen, terwijl hij op grond van artikel 7:219 BW bovendien jegens Driezorg op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van degenen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken. Dit houdt onder meer in dat [gedaagde 2] ervoor dient te zorgen dat er voor omwonenden geen overlast ontstaat ten gevolge van zijn eigen gedragingen of van die van derden die zich met zijn goedvinden in het gehuurde bevinden.
5.3.
Driezorg verwijst ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde 2] overlast veroorzaakt naar verschillende schriftelijke rapportages die zij in het geding heeft gebracht. Volgens Driezorg hebben de incidenten betrekking op geluids- en stankoverlast vanuit het gehuurde en op agressief en intimiderend gedrag van [gedaagde 2] jegens de omwonenden en jegens medewerkers van Driezorg. [gedaagde 2] zou bedelen bij omwonenden en hen bedreigen als zij [gedaagde 2] geen geld geven. Driezorg heeft in dit verband verwezen naar een gedetailleerd overzicht van incidenten over de periode van 5 juni 2020 tot en met 22 februari 2021. Driezorg heeft gesteld dat het aandeel van de familieleden van [gedaagde 2] in de overlast en de betrokkenheid van de politie de omwonenden nog meer angst heeft ingeboezemd. De politie heeft bijvoorbeeld op 19 februari 2022 een inval in het gehuurde gedaan. Dit hield verband met de opsporing van een neef van [gedaagde 2] , die strafrechtelijk is veroordeeld voor het stelen van accu’s van elektrische fietsen van de omwonenden uit de fietsenstalling van het appartementencomplex Arcadia en die toen voortvluchtig was. Driezorg heeft toegelicht dat de omwonenden ook nu nog wekelijks mondeling hun beklag doen over de overlast veroorzaakt door [gedaagde 2] . Driezorg heeft ten slotte brieven van (familieleden van) omwonenden in het geding gebracht waarin zij schrijven dat zij in angst leven omdat ze bang zijn om [gedaagde 2] in het appartementencomplex tegen te komen.
5.4.
Op 9 maart 2021 heeft Driezorg in samenspraak met de toenmalige mentor van [gedaagde 2] , zorginstelling FRION en het Sociaal Wijkteam besloten een locatieverbod op te leggen aan een neef en twee zussen van [gedaagde 2] . Ondanks het locatieverbod zijn de familieleden van [gedaagde 2] meerdere malen gesignaleerd in het gehuurde, waarna Driezorg de politie heeft ingeschakeld en de zus van [gedaagde 2] is aangehouden. Tijdens de gesprekken op 3 juni 2021 en 14 oktober 2021, waarbij ook de wijkagent aanwezig was, is geconcludeerd dat [gedaagde 2] niet zelfstandig kan wonen en dat hij eigenlijk thuis hoort in een ander soort woonvorm, met meer begeleiding en een ambulant team. Uit de brieven van 21 maart 2022 en 17 mei 2022 van de advocaat van Driezorg blijkt dat Driezorg wekelijks van omwonenden veel klachten ontvangt over overlast veroorzaakt door [gedaagde 2] , zijn familie en schuldeisers die regelmatig bij [gedaagde 2] op bezoek komen. Uit een door Driezorg op 23 augustus 2022 opgesteld verslag blijkt dat [gedaagde 2] en zijn familie een medewerker van Driezorg hebben opgewacht om verhaal te halen. Op 17 oktober 2022 heeft er een laatste multidisciplinair overleg plaatsgevonden. Partijen hebben toen andermaal geconcludeerd dat [gedaagde 2] niet op de juiste plek zit en dat hij meer begeleiding nodig heeft. Driezorg heeft toen ook laten weten dat de overlast voortduurt, ondanks het gegeven dat de familie van [gedaagde 2] al een tijd uit beeld is. Op 26 oktober 2022 heeft Driezorg nog een brandbrief ontvangen van 49 omwonenden, waarin zij een noodkreet uiten met betrekking tot de overlastsituatie.
5.5.
De advocaat van (de bewindvoerder en mentor van) [gedaagde 2] heeft in algemene termen betwist dat [gedaagde 2] sinds het laatste multidisciplinaire overleg op 17 oktober 2022 nog overlast veroorzaakt. Deze kale betwisting kan echter, gelet op de uitgebreide onderbouwing door Driezorg van het tot op de dag van vandaag voortduren van de overlast, geen stand houden. In het bijzonder is niet voldoende gemotiveerd weersproken dat de omwonenden ook nu nog wekelijks mondeling bij Driezorg hun nood klagen over recente overlast. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat [gedaagde 2] zelf een bron van de overlast vormt. De overlast was weliswaar ernstiger toen zijn familie nog in beeld was, maar dat doet er niet aan af dat ook de huidige situatie, zeker bezien tegen de achtergrond van hetgeen reeds eerder voorviel, voldoende ernstig is om een ontruiming te rechtvaardigen. Daarnaast is onduidelijk hoe lang de familie nog uit beeld zal blijven en bestaat de gerede kans dat de overlast onmiddellijk verder zal oplaaien zodra de familie zich weer meldt. De voorzieningenrechter wijst er in dat verband nogmaals op dat [gedaagde 2] als huurder ook verantwoordelijk is voor overlast ontstaan ten gevolge van gedragingen van derden die zich met zijn goedvinden in het gehuurde bevinden. De mentor van [gedaagde 2] heeft nog betoogd dat het hier slechts gaat om “sociaal ongepast gedrag”. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. Los van de niet heel zinvolle woordenstrijd die dit oplevert is het duidelijk dat [gedaagde 2] grote moeilijkheden voor de medebewoners van het complex veroorzaakt waardoor zij structureel en ernstig in hun huurgenot worden gestoord.
5.6.
Hoewel onderkend wordt dat [gedaagde 2] belang heeft bij behoud van zijn woning, weegt het belang van Driezorg hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder. Er is al meer dan twee jaren sprake van een zeer problematische situatie en Driezorg heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich tot het uiterste heeft ingespannen om in overleg met alle partijen tot verbetering te komen. Dat is niet gelukt en hoewel partijen het er al sinds 2020 over eens zijn dat [gedaagde 2] gelet op zijn problematiek niet in de door Driezorg geboden setting thuishoort omdat dat teveel problemen veroorzaakt, is er tot op de dag van vandaag geen enkel concreet uitzicht op een vrijwillig vertrek. Sterker nog, de mentor heeft verklaard dat het ook bij de meest gunstige CIZ-indicatie nog één tot twee jaar kan duren voordat een alternatieve geschikte woonlocatie voor [gedaagde 2] is gevonden. Het afwachten daarvan kan nu niet langer van Driezorg worden gevergd. De kantonrechter laat dan nog daar dat [gedaagde 2] in het verleden niet steeds bereid is gebleken om het voor zo’n indicatie vereiste onderzoek te ondergaan.
5.7.
Op grond van het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om op de beëindiging van de huurovereenkomst vooruit te lopen en de gevorderde ontruiming in deze procedure toe te wijzen.
5.8.
In de beperkingen van [gedaagde 2] en hetgeen de mentor daarover heeft verklaard vindt de voorzieningenrechter echter grond om [gedaagde 2] c.q. zijn bewindvoerder en mentor een langere ontruimingstermijn dan de gebruikelijke te gunnen. Rekening houdend met alle belangen zal die termijn op zes weken worden bepaald zodat Driezorg de woning niet mag ontruimen vóór 23 januari 2023. Op die manier is er aan de zijde van [gedaagde 2] nog enige ruimte om een vervangende opvanglocatie te vinden, terwijl Driezorg het door haar verlangde zicht op een concrete vertrekdatum verkrijgt.
5.9. De ontruiming zal jegens de bewindvoerder worden uitgesproken (1:441 lid 1 BW) en niet jegens de mentor. Hoewel de voorzieningenrechter het op prijs stelt dat de mentor ter zitting is verschenen is zij geen partij in deze procedure.
De kantonrechter zal [gedaagde 2] geen gebiedsverbod opleggen5.10. Driezorg heeft verder gevorderd een gebiedsverbod op te leggen aan [gedaagde 2] . Driezorg stelt hiertoe dat dit noodzakelijk is om de rust binnen het wooncomplex Arcadia weer terug te laten keren en de omwonenden een prettig woon-/werkklimaat te kunnen garanderen. Volgens Driezorg bestaat bij haar en andere huurders binnen het wooncomplex de vrees dat [gedaagde 2] ook na ontruiming zal blijven terugkeren naar het wooncomplex en daaraan schade zal toebrengen of dat hij zijn gedrag naar de bewoners toe zal blijven voortzetten. De kantonrechter zal deze vordering echter afwijzen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Driezorg onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar vrees werkelijkheid zal worden, zodat een dusdanig vergaande beperking van de bewegingsvrijheid van [gedaagde 2] momenteel niet is gerechtvaardigd.
Proceskosten
5.11.
De bewindvoerder zal als de in het overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskostenkosten aan de zijde van Driezorg worden begroot op € 911,43,-. Dit bedrag bestaat uit € 127,43,- aan explootkosten, € 128,- aan griffierecht en € 656,- aan salaris voor de advocaat van Driezorg.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt de bewindvoerder om na betekening van dit vonnis uiterlijk op 23 januari 2023 het gehuurde aan de Hogekampsweg [huisnummer] te Zwolle te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, onder afgifte van alle sleutels aan Driezorg;
6.2.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Driezorg tot en met vandaag vaststelt op € 911,43;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022.
(GD(O)