In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, gaat het om een geschil tussen Woningstichting SWZ en een huurder over de vraag of er sprake is van een gebrek aan het gehuurde appartement. De huurder, sinds 2010 in het appartement woonachtig, heeft herhaaldelijk geklaagd over onvoldoende verwarming. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat er sinds een verhoging van de aanvoertemperatuur in februari 2021 nog steeds sprake is van een gebrek. De Huurcommissie had eerder geoordeeld dat er een ernstig gebrek was, maar de kantonrechter oordeelt dat de uitspraak van de Huurcommissie vervalt omdat SWZ tijdig een vordering heeft ingesteld. De kantonrechter concludeert dat er geen ernstig gebrek aan het appartement is en wijst de vorderingen van SWZ toe, inclusief de proceskosten aan de zijde van SWZ.