ECLI:NL:RBOVE:2022:395

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
C/08/276575 / KG ZA 22-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen inzake niet ondertekende koopovereenkomst van huurwoning in faillissement

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel in een kort geding uitspraak gedaan over een geschil tussen huurders en de curator van een gefailleerde eigenaar van een huurwoning. De huurders hadden een bod uitgebracht op hun huurwoning, dat door de curator was geaccepteerd, maar de koopovereenkomst was niet ondertekend door alle betrokken partijen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een volmaakte koopovereenkomst die in rechte kon worden afgedwongen. De curator had de overeenkomst niet ondertekend en ook de mede-eigenaar had pas maanden later getekend, waardoor niet voldaan was aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 van het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank stelde vast dat de persoonlijke omstandigheden van de eisers en de gevolgen van de afwijzing van hun vorderingen niet meegewogen konden worden in deze zaak. De voorzieningenrechter merkte op dat de eerdere beslissing van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat ABN Amro een terecht beroep deed op het huurbeding, ook van belang was. De koopovereenkomst was volgens de eisers mondeling gesloten op 28 oktober 2021, maar de ondertekening door de curator ontbrak, evenals de handtekening van de mede-eigenaar tot 27 januari 2022. Hierdoor was er geen rechtsgeldige koopovereenkomst.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van de eisers, die gebaseerd waren op de veronderstelling dat er een afdwingbare koopovereenkomst bestond, moesten worden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat ABN Amro het recht had om de executieverkoop voort te zetten, gebaseerd op een eerdere beschikking van de rechtbank. De eisers werden in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. Deze mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. R.F. van Aalst en openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : C/08/276575 / KG ZA 22-22
PROCES-VERBAALvan de mondelinge uitspraak van 10 februari 2022 in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen eisers,
advocaat: mr. J. Schutrups te Enschede,
tegen
1.
MR. F. KOLKMAN Q.Q., in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [X] ,
kantoorhoudende te Almelo,
advocaat: mr. F. Kolkman,
en

2.de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
advocaat: mr. A.J.H. Peters te Rosmalen,
hierna te noemen gedaagden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022 in het gerechtsgebouw in Zwolle.
Tegenwoordig:
- mr. R.F. van Aalst, voorzieningenrechter
- mr. C.J.H. Terwal, griffier
Na uitroeping van de zaak verschenen:
- [eiser 1] en [eiser 2] , bijgestaan door mr. Schutrups en
mr. A.W. Tieman;
- mr. Kolkman;
- [A] , recovery-specialist hypotheken namens ABN Amro, bijgestaan door mr. Peters.
De rechtbank stelt vast dat alle partijen zijn verschenen.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1.De beslissing

De voorzieningenrechter:
1.1.
wijst de vorderingen af;
1.2.
veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, die als volgt worden begroot:
aan de zijde van gedaagde sub 1
1.2.1. € 314,00
voor het griffierecht dat de curator heeft betaald aan de rechtbank;
1.2.2. € 1.016,00
voor het salaris gemachtigde;
1.2.3. € 163,00
voor nakosten;
en aan de zijde van gedaagde sub 2
1.2.4. € 676,00
voor het griffierecht dat ABN Amro heeft betaald aan de rechtbank;
1.2.5. € 1.016,00 voor het salaris gemachtigde.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
De vorderingen nemen alle tot uitgangspunt dat sprake is van een volmaakte koopovereenkomst, die ziet op de koop van de woning in [plaats] aan de [adres] . In dit kort geding is de vraag of naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de bodemrechter – als het tot een uitgebreidere procedure zou komen – tot het oordeel komt dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen waarvan nakoming kan worden gevorderd. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de persoonlijke omstandigheden die eisers naar voren hebben gebracht, en de vervelende gevolgen van de afwijzing van hun vorderingen in deze zaak, niet kunnen worden meegewogen. Die ruimte was er wel toen de rechtbank (zittingsplaats Almelo) in haar beslissing van 9 juli 2021 heeft bepaald dat ABN Amro een terecht beroep doet op het huurbeding.
2.2.
De koopovereenkomst met betrekking tot de woning is volgens eisers op 28 oktober 2021 eerst mondeling gesloten met de curator en daarna door de curator op papier gezet. Echter, die overeenkomst is niet door alle partijen ondertekend en dus ook niet schriftelijk aangegaan zoals artikel 7:2 van het Burgerlijk Wetboek dat eist. In geschil is of de ondertekening door de curator al dan niet vereist was. De voorzieningenrechter laat die vraag in dit kort geding in het midden, omdat ook de handtekening van mede-eigenaar [B] ontbrak tot 27 januari 2022. Daarmee is niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste en dus is er geen sprake van een koopovereenkomst waarvan nakoming kan worden gevorderd.
2.3.
Bovendien geldt dat de schriftelijke concept-overeenkomst die de curator heeft opgesteld twee opschortende voorwaarden bevat waaraan volgens die schriftelijke overeenkomst uiterlijk november 2021 moet zijn voldaan en dat is hier niet het geval. [B] heeft pas immers op 27 januari 2022 de overeenkomst ondertekend, in de wetenschap dat op moment dat niet langer een overwaarde op de woning was maar een onderwaarde, waarvoor hij persoonlijk aansprakelijk was. Dat ABN Amro dus eerder verklaarde afstand te zullen doen van haar zekerheidsrechten na ontvangst van wat haar toekwam, is door die situatie ook gewijzigd. Pas op 27 januari 2022 was de overeenkomst ondertekend, behalve door de curator. Op dat moment waren naar het oordeel van de voorzieningenrechter alle uit de overeenkomst voortkomende verbintenissen al vervallen, gelet op artikel 14 van de koopovereenkomst.
2.4.
Gelet op de voorgaande overwegingen worden de vorderingen I en II afgewezen.
2.5.
Bij de beoordeling van vorderingen III en IV gaat het er eveneens om eisers in de gelegenheid te stellen de koopovereenkomst uit te voeren. Omdat hiervoor is geoordeeld dat er geen sprake is van een in rechte afdwingbare koopovereenkomst, zullen deze vorderingen worden afgewezen. ABN Amro ontleent haar recht de executieverkoop voort te zetten aan de beschikking van deze rechtbank van 9 juli 2021.
2.6.
Eisers worden in het ongelijk gesteld en worden daarom veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. R.F. van Aalst, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2022 (CT).
Waarvan proces-verbaal,
de rechter