ECLI:NL:RBOVE:2022:4000

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
C/08/279641 / HA ZA 22-119
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over erfgrens, overkapping en afwateringspijpjes

In deze zaak gaat het om een geschil tussen directe buren, [A] c.s. en [C] c.s., over de erfgrens en de plaatsing van een overkapping en afwateringspijpjes. [A] c.s. vorderen in conventie een verklaring voor recht dat hun overkapping geheel op eigen grond staat, de verwijdering van de afwateringspijpjes van [C] c.s. en het rechtzetten van de schutting van [C] c.s. In reconventie vorderen [C] c.s. dat de overkapping van [A] c.s. wordt verplaatst of verwijderd. Tijdens de plaatsopneming blijkt dat de daktrim van de overkapping van [A] c.s. ruim één centimeter over de erfgrens steekt. De rechtbank oordeelt dat [A] c.s. misbruik van recht maken door de verwijdering van de afwateringspijpjes te vorderen, aangezien deze al sinds 2009 aanwezig zijn en [A] c.s. geen hinder ondervinden. De vorderingen van [A] c.s. worden afgewezen, evenals de vordering van [C] c.s. tot verplaatsing van de overkapping, omdat niet is aangetoond dat zij een gerechtvaardigd belang hebben bij deze vordering. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan de zijde van [C] c.s. in conventie en aan de zijde van [A] c.s. in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/279641 / HA ZA 22-119
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van

1.[A] ,

te [woonplaats] ,
2.
[B],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [A] c.s.,
advocaat: mr. K. Dijks-Bouwknegt te Zwolle,
tegen

1.[C] ,

te [woonplaats] ,
2.
[D],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [C] c.s.,
advocaat: mr. M.C.G. Voogt te Breda.

1.Samenvatting

1.1.
Partijen zijn directe buren van elkaar en hebben een geschil over drie punten: 1) volgens [C] c.s. steekt de overkapping van [A] c.s. over de erfgrens, 2) volgens [A] c.s. steken de afwateringspijpjes van de dakkapellen van [C] c.s. over de erfgrens, en 3) volgens [A] c.s. duwt de schutting van [C] c.s. tegen hun schutting aan. [A] c.s. vorderen in conventie een verklaring voor recht dat hun overkapping geheel op eigen grond staat, verwijdering van de afwateringspijpjes en dat [C] c.s. hun schutting rechtzetten. [C] c.s. voeren verweer en vorderen in reconventie dat de overkapping van [A] c.s. wordt verplaatst of verwijderd.
1.2.
Tijdens de plaatsopneming is geconstateerd dat de daktrim van de overkapping van [A] c.s. ruim één centimeter over de erfgrens steekt. De afwateringspijpjes steken weliswaar over de erfgrens, maar naar het oordeel van de kantonrechter maken [A] c.s. misbruik van recht door verwijdering daarvan te vorderen. De schutting van [C] c.s. staat weliswaar scheef, maar [A] c.s. stellen niet dat de schutting over hun perceel hangt en het is ook niet gebleken dat er schade is of zal ontstaan doordat de schutting tegen de schutting van [A] c.s. aanduwt. De rechtbank wijst de vorderingen van [A] c.s. daarom af. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [C] c.s. nu geen belang bij verplaatsing of verwijdering van de overkapping van [A] c.s. De rechtbank wijst hun vordering daarom ook af.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 juni 2022,
- de conclusie van antwoord in reconventie van 8 september 2022,
- de mondelinge behandeling van 8 september 2022, waarbij [A] c.s. zijn verschenen, bijgestaan door mr. Dijks-Bouwknegt, en waarbij [C] c.s. zijn verschenen, bijgestaan door mr. Voogt. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben besproken,
- de pleitaantekeningen namens [A] c.s.,
- het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 8 september 2022 waarin de rechtbank [A] c.s. de opdracht heeft gegeven om te bewijzen dat hun overkapping geheel op hun eigen terrein staat en dat er geen sprake is van overbouw,
- de plaatsopneming van 27 oktober 2022 aan [het adres] [nummer] en [nummer] in [woonplaats] , waarbij partijen en hun advocaten aanwezig waren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de plaatsopneming.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn directe buren van elkaar. [C] c.s. wonen sinds december 2000 aan [het adres] [nummer] in [woonplaats] en [A] c.s. wonen sinds april/mei 2001 naast [C] c.s. aan [het adres] [nummer] in [woonplaats] .
3.2.
In 2009 hebben [C] c.s. op het achterdakvlak van hun woning een dakkapel laten plaatsen met een afwateringspijpje. Aan de voorzijde van de woning hadden zij ook al een dakkapel met een afwateringspijpje.
3.3.
In 2018 heeft het Kadaster een gele streep getekend op de muur aan de achterkant van de woningen van partijen als aanduiding van de kadastrale erfgrens.
3.4.
Partijen hadden op de erfgrens tussen hun achtertuinen een mandelige schutting. In 2018 hebben [C] c.s. op hun eigen grond een nieuwe schutting geplaatst, naast de mandelige schutting. [A] c.s. hebben de mandelige schutting verwijderd en hebben ook een eigen schutting geplaatst.
3.5.
In december 2020 hebben [A] c.s. een overkapping in hun achtertuin laten plaatsen. Volgens [C] c.s. steekt de overkapping over de erfgrens.
3.6.
Tussen 8 en 16 maart 2021 hebben partijen per e-mail contact gehad en afgesproken om gezamenlijk het Kadaster in te schakelen om te bepalen of er sprake is van overbouw. Partijen hebben afgesproken dat [A] c.s. de kadasterkosten zullen voorschieten en dat deze kosten uiteindelijk worden betaald door de partij die ongelijk krijgt.
3.7.
Op 21 april 2021 heeft het Kadaster een grensconstructie uitgevoerd en medegedeeld dat de overkapping de erfgrens niet overschrijdt. De kosten van de grensconstructie bedragen € 485,00 en zijn door [A] c.s. betaald.
3.8.
Op 9 juni 2021 heeft het Kadaster op verzoek van [C] c.s. een controle van de grensconstructie uitgevoerd. Per brief van 10 juni 2021 heeft het Kadaster het volgende geschreven:
“De grensconstructies uit 2018 en 2021 zijn meettechnisch niet fout. De landmeter heeft bij het uitzetten van de grens in april 2021 daar een andere afweging gemaakt. De meetcijfers op de relazen van bevindingen van beide reconstructies wijzen op dezelfde oude grens. Uit het onderzoek ter plaatste blijkt dat de grens (het midden van de tussenmuur) de reconstructie uit 2018 bevestigt.”

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[A] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat de overkapping van [A] c.s. in zijn geheel op het perceel [gemeente] , sectie G, [nummer] staat en geen sprake is van overbouw;
II. [C] c.s. veroordeelt tot betaling van € 485,00 aan kadasterkosten aan [A] c.s., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
III. [C] c.s. veroordeelt om binnen een maand na dit vonnis de overstekende afwateringspijpjes van de dakkapellen te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [C] c.s. hiermee in gebreke blijven, tot een maximum van € 50.000,00;
IV. [C] c.s. veroordeelt tot het herstel (rechtzetten) van de schutting op het perceel [gemeente] , sectie G, [nummer] , dan wel zodanige maatregelen te nemen dat deze geen schade toebrengt aan het eigendom van [A] c.s., op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [C] c.s. hiermee in gebreke blijven, tot een maximum van € 50.000,00;
V. [C] c.s. veroordeelt in de proceskosten, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten van € 925,00 en € 72,75 en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
4.2.
[A] c.s. stellen dat zij bij het plaatsen van hun overkapping de gele streep hebben aangehouden die door het Kadaster is gezet in 2018. Volgens hen is de daktrim van de overkapping tegen de erfgrens geplaatst en is dit niet onrechtmatig. [A] c.s. stellen dat [C] c.s. de kadasterkosten voor de grensconstructie moeten betalen. Partijen hebben namelijk afgesproken dat de partij die ongelijk krijgt over of er sprake is van overbouw deze kosten moet betalen. Volgens [A] c.s. is er geen sprake van overbouw, hebben [C] c.s. dus ongelijk en moeten zij daarom de kadasterkosten betalen. Daarnaast stellen [A] c.s. dat de afwateringspijpjes van de dakkapellen aan de voor- en achterkant van de woning van [C] c.s. over de erfgrens steken en dat dit onrechtmatig is. Ten slotte stellen [A] c.s. dat twee schuttingpalen van de schutting van [C] c.s. scheef staan en tegen hun schutting aanduwen, waardoor schade zou kunnen ontstaan.
4.3.
[C] c.s. voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [A] c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [A] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [A] c.s. in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
[C] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [A] c.s. veroordeelt om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de overkapping te verplaatsen, opdat deze volledig op eigen grond van [A] c.s. komt te staan, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [A] c.s. hiermee in gebreke blijft.
4.6.
[C] c.s. stellen dat de daktrim van de overkapping van [A] c.s. enkele centimeters over de erfgrens steekt en dat er dus sprake is van overbouw. Volgens hen is dit onrechtmatig en hebben zij belang bij terugplaatsing dan wel verwijdering van de overkapping. [C] c.s. hebben namelijk vergevorderde plannen voor het plaatsen van een uitbouw en stellen dat dit door de overbouw van de overkapping constructief moeilijk is en dat er een knik in de uitbouw zou komen te zitten.
4.7.
[A] c.s. voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vordering van [C] c.s.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Verklaring voor recht overkapping op eigen perceel
5.1.
[A] c.s. vorderen een verklaring voor recht dat hun overkapping geheel op hun eigen perceel staat. Tijdens de plaatsopneming is echter geconstateerd dat de daktrim van de overkapping van [A] c.s. ruim één centimeter over de erfgrens steekt. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen. De overkapping staat immers niet geheel op het perceel van [A] c.s.
Betalen kadasterkosten
5.2.
[A] c.s. vorderen betaling door [C] c.s. van de kadasterkosten voor de grensconstructie van 21 april 2021. Partijen hebben afgesproken dat de kadasterkosten worden betaald door de partij die ongelijk krijgt over of er sprake is van overbouw. Aangezien is vast komen te staan dat er sprake is van overbouw, hebben [A] c.s. ongelijk gekregen en moeten zij de kadasterkosten dus betalen. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Verwijderen afwateringspijpjes
5.3.
[A] c.s. vorderen dat [C] c.s. de afwateringspijpjes van hun dakkapellen verwijderen, omdat deze over de erfgrens steken. [C] c.s. ontkennen niet dat de afwateringspijpjes over de erfgrens steken, maar stellen dat deze er al sinds 2009 zitten en dat [A] c.s. op geen enkele wijze last of hinder van de afwateringspijpjes hebben. Volgens hen hebben [A] c.s. geen rechtens te respecteren belang bij de vordering tot verwijdering van de afwateringspijpjes en is er sprake van misbruik van recht.
5.4.
Een bevoegdheid kan niet worden inroepen als die bevoegdheid wordt misbruikt. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door uitoefening daarvan 1) met geen ander doel dan een ander te schaden of, 2) met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend of 3) indien men, gelet op de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Dit staat in artikel 3:13 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.5.
[A] c.s. hebben niet gesteld op welke wijze zij last of hinder van de afwateringspijpjes hebben. Zij hebben weliswaar gesteld dat er lekkage zou kunnen ontstaan, maar dit is in de afgelopen 13 jaar niet gebeurd en [A] c.s. hebben niet uitgelegd waarom dit in de toekomst wel te verwachten valt. Daarnaast hebben [A] c.s. gesteld dat zij geen dakkapel naast de dakkapel van [C] c.s. zouden kunnen plaatsen, omdat de afwateringspijpjes dan in de weg zouden zitten, maar niet gesteld of gebleken is dat zij ook daadwerkelijk een dakkapel willen plaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet gebleken dat [A] c.s. op dit moment een rechtens te respecteren belang hebben bij de vordering tot verwijdering van de afwateringspijpjes. Dit terwijl verplaatsing van de afwateringspijpjes kosten voor [C] c.s. met zich mee zou brengen. [A] c.s. kunnen daarom niet in redelijkheid verwijdering van de afwateringspijpjes vorderen, oftewel er is sprake van misbruik van recht. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Rechtzetten schutting
5.6.
[A] c.s. vorderen dat [C] c.s. hun schutting rechtzetten, omdat deze tegen de schutting van [A] c.s. aanduwt. [C] c.s. ontkennen niet dat hun schutting scheef staat, maar stellen dat de schutting volledig op hun eigen grond staat en dat deze is verzakt doordat [A] c.s. de oude mandelige schutting op onprofessionele wijze hebben verwijderd.
5.7.
[A] c.s. erkennen dat de schutting van [C] c.s. op eigen grond staat en stellen ook niet dat de schutting over hun perceel hangt. Daarnaast is niet gebleken dat de schutting van [A] c.s. beschadigd is geraakt doordat de schutting van [C] c.s. daar tegenaan duwt en hebben [A] c.s. ook niet onderbouwd dat er gegronde vrees bestaat dat de schutting beschadigd zal raken. Nergens is immers uit gebleken dat de schutting van [A] c.s. is ontzet en dat dit proces doorgaat. De rechtbank ziet dan ook geen grondslag voor toewijzing van de vordering tot het rechtzetten van de schutting. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.8.
Aangezien de hoofdvorderingen van [A] c.s. worden afgewezen, zullen ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten in conventie
5.9.
[A] c.s. krijgen in deze procedure in conventie ongelijk en zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Dit betekent dat zij hun eigen proceskosten moeten dragen en de proceskosten van [C] c.s. moeten betalen. Voor de aanwezigheid van mr. Voogt bij de plaatsopneming op 27 oktober 2022 wordt geen punt toegekend, omdat zij op verzoek van [C] c.s. zelf aanwezig was. De proceskosten van [C] c.s. worden daarom tot aan dit vonnis vastgesteld op:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.126,00
(2,00 punten × € 563,00)
Totaal
2.427,00
5.10.
De door [C] c.s. gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar en zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.11.
De veroordeling in de proceskosten en nakosten wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen om het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
5.12.
De door [C] c.s. gevorderde rente over de proceskosten is op de wet gegrond (artikel 6:119 BW) en niet weersproken en zal daarom worden toegewezen
in reconventie
Verplaatsen of verwijderen overkapping
5.13.
[C] c.s. vorderen verplaatsing, dan wel verwijdering van de overkapping van [A] c.s. Het is vast komen te staan dat de overkapping van [A] c.s. over de erfgrens steekt. Het gaat echter alleen om de daktrim van de overkapping die bovendien slechts ruim één centimeter uitsteekt. [C] c.s. hebben onbetwist gesteld dat ze willen gaan uitbouwen, maar hebben geen bouwtekeningen overgelegd waaruit blijkt dat hun bouwplannen niet kunnen worden uitgevoerd met het bestaan van de huidige overkapping van [A] c.s. En [A] c.s. hebben dàt wel betwist. Het is de rechtbank, door het ontbreken van een dergelijk concreet bouwplan, niet gebleken dat de uitbouw niet evenwijdig aan de binnenmuur van de woning van [C] c.s. zou kunnen lopen vanwege deze minimale overschrijding van de erfgrens. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet gebleken dat [C] c.s. op dit moment een gerechtvaardigd belang hebben bij verplaatsing of verwijdering van de overkapping. Dit terwijl verplaatsing van de overkapping kosten voor [A] c.s. met zich mee zou brengen. [C] c.s. kunnen daarom nu niet in redelijkheid verplaatsing of verwijdering van de overkapping vorderen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten in reconventie
5.14.
[C] c.s. krijgen in deze procedure in reconventie ongelijk en zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Dit betekent dat zij hun eigen proceskosten moeten dragen en de proceskosten van [A] c.s. moeten betalen. De proceskosten van [A] c.s. worden tot aan dit vonnis vastgesteld op:
- salaris advocaat
1.126,00
(2,00 punten × € 563,00)
totaal
1.126,00
5.15.
De veroordeling in de proceskosten wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [A] c.s. af,
6.2.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [C] c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 2.427,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 163,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [A] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.5.
wijst de vordering van [C] c.s. af,
6.6.
veroordeelt [C] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 1.126,00,
6.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.