ECLI:NL:RBOVE:2022:4038

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
C/08/265845 / HA ZA 21-207
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van werkzaamheden met betrekking tot magneet- en whiteboardverf, inclusief weekendtoeslag en reiskostenvergoeding

In deze zaak vordert de eiseres, een vennootschap naar Duits recht, betaling voor werkzaamheden die zij heeft uitgevoerd voor de gedaagde, een besloten vennootschap. De eiseres heeft magneet- en whiteboardverf aangebracht en stelt recht te hebben op een vaste prijs, weekendtoeslag, reiskostenvergoeding en materialenvergoeding. De gedaagde betwist de gevorderde bedragen en stelt dat er geen vaste prijs is afgesproken. De rechtbank concludeert dat de eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat er een vaste prijs is afgesproken en gaat ervan uit dat de werkzaamheden op regiebasis zijn verricht. De rechtbank oordeelt dat een weekendtoeslag van 25%, een reiskostenvergoeding van €20,67 per gewerkte dag en een materialenvergoeding van €2.741,30 redelijk zijn. De rechtbank draagt de eiseres op om te bewijzen hoeveel uren zij heeft gewerkt en wat haar totale vergoeding had moeten zijn, rekening houdend met het uurtarief van €39,00, de weekendtoeslag, de reiskostenvergoeding en de materialenvergoeding. De zaak wordt aangehouden voor bewijslevering door de eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/265845 / HA ZA 21-207
Vonnis van 11 mei 2022
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] , Duitsland,
eiseres,
advocaat mr. E. Nijhoff te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.R. de Vries te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Samenvatting

1.1.
[eiseres] heeft werkzaamheden voor [gedaagde] uitgevoerd en vordert betaling daarvan. Zij vordert betaling van een vaste prijs voor de door haar aangebrachte magneet- en whiteboardverf, betaling van de door haar op regiebasis verrichte reguliere werkzaamheden inclusief een weekendtoeslag, een reiskostenvergoeding en vergoeding van een aantal materialen. [gedaagde] is het niet eens met de gevorderde bedragen.
1.2.
De rechtbank concludeert dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat partijen een vaste prijs hebben afgesproken voor het aanbrengen van de magneet- en whiteboardverf. De rechtbank zal ervan uitgaan dat deze werkzaamheden, net als de overige werkzaamheden, op regiebasis zijn verricht. De rechtbank acht een weekendtoeslag van 25%, een reiskostenvergoeding van € 20,67 per gewerkte dag en een materialenvergoeding van € 2.741,30 redelijk.
1.3.
De rechtbank draagt [eiseres] op om te bewijzen:
  • hoeveel uren zij heeft gewerkt aan het aanbrengen van de magneet- en whiteboardverf;
  • wat haar totale vergoeding had moeten zijn (rekening houdend met een uurtarief van € 39,00, een weekendtoeslag van 25%, een reiskostenvergoeding van € 20,67 per gewerkte dag en een materialenvergoeding van € 2.741,30).
1.4.
De rechtbank neemt verder nog geen beslissingen.
1.5.
De rechtbank zal hierna (in paragraaf 5) uitleggen hoe zij tot de genomen beslissingen is gekomen. In paragraaf 2 wordt eerst het procesverloop beschreven, in paragraaf 3 worden de relevante feiten opgesomd en in paragraaf 4 wordt de vordering van [eiseres] uitgewerkt. Ten slotte wordt in paragraaf 6 de beslissing van de rechtbank gegeven.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 augustus 2021,
  • de vervangende producties 7 en 13 van [gedaagde] van 17 augustus 2021,
  • de aanvullende productie 9 van [eiseres] van 30 november 2021,
  • de aanvullende producties 10 tot en met 19 van [eiseres] van 7 februari 2022,
  • de mondelinge behandeling via Teams op 17 februari 2022, waarbij de heer [naam] is verschenen namens [eiseres] , bijgestaan door mr. Nijhoff, en waarbij de heer [naam 2] is verschenen namens [gedaagde] , bijgestaan door mr. De Vries. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van [gedaagde] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft in opdracht van [bedrijf] B.V. werk aangenomen met betrekking tot het uitvoeren van verschillende onderhoudswerkzaamheden bij Drienerburght op het UT-terrein in Enschede. [gedaagde] heeft [eiseres] ingeschakeld om een deel van de werkzaamheden in onderaanneming uit te voeren.
3.2.
Partijen hebben mondeling afgesproken dat [eiseres] de reguliere werkzaamheden op regiebasis uitvoert voor een uurloon van € 39,00.
3.3.
[eiseres] heeft in totaal een bedrag van € 45.500,00 aan [gedaagde] betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert betaling van een bedrag van € 27.301,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, en een bedrag van € 1.048,01 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert zij dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij werkzaamheden heeft uitgevoerd voor [gedaagde] en dat zij daar nog niet volledig voor betaald heeft gekregen. [eiseres] stelt dat zij recht heeft op betaling van een vast bedrag van € 23.700,00 voor het aanbrengen van magneet- en whiteboardverf, een bedrag van € 43.777,50 voor de door haar gewerkte uren aan reguliere werkzaamheden inclusief weekendtoeslag, een bedrag van € 1.178,30 aan reiskostenvergoeding en bedragen van € 1.337,20 en € 2.808,00 aan materialen. Aangezien [gedaagde] al een bedrag van in totaal € 45.500,00 heeft betaald, resteert volgens [eiseres] nog een bedrag van (€ 23.700,00 + € 43.777,50 + € 1.178,30 + € 1.337,20 + € 2.808,00 – € 45.500,00 =) € 27.301,00.
4.3.
[gedaagde] voert verweer.

5.De beoordeling

5.1.
[eiseres] vordert betaling van:
een vast bedrag voor het aanbrengen van magneet- en whiteboardverf;
de door haar gewerkte uren aan reguliere werkzaamheden;
een weekendtoeslag;
een reiskostenvergoeding;
een materialenvergoeding.
5.2.
[gedaagde] is het niet eens met de gevorderde bedragen. De rechtbank zal hierna één voor één op de genoemde deelvorderingen ingaan. Daarbij neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden kwalificeren als aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW. Op grond van artikel 7:752 BW is, indien de prijs bij het sluiten van de overeenkomst niet is bepaald of slechts een richtprijs is bepaald, de opdrachtgever een redelijke prijs voor het werk verschuldigd. Bij de bepaling van de prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer op het moment van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk afgesproken prijzen en met de door hem over de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.
1.
Magneet- en whiteboardverf
5.3.
[eiseres] stelt dat zij alle werkzaamheden in eerste instantie heeft aangenomen op basis van vierkante meter prijzen. Volgens [eiseres] hebben partijen dit voor de reguliere werkzaamheden uiteindelijk omgezet in werken op regiebasis, maar hebben zij voor het aanbrengen van de magneet- en whiteboardverf de vierkante meter prijzen aangehouden. Dit komt volgens [eiseres] neer op een vaste prijs van € 23.700,00.
5.4.
[gedaagde] betwist dat partijen een vaste prijs hebben afgesproken. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij alleen een offerte heeft opgevraagd bij [eiseres] op basis van vierkante meter prijzen. Volgens [gedaagde] zijn partijen vervolgens op locatie geweest om te bepalen hoe zij het project daadwerkelijk gingen aanvliegen. [eiseres] heeft toen medegedeeld dat zij in Nederland niet aan de benodigde materialen kon komen. Volgens [gedaagde] hebben partijen daarom afgesproken dat [gedaagde] de materialen zou leveren dan wel betalen en dat [eiseres] op regiebasis zou werken. [eiseres] erkent dat [gedaagde] de materialen heeft betaald.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] voldoende gemotiveerd betwist dat partijen een vaste prijs hebben afgesproken voor het aanbrengen van de magneet- en whiteboardverf. Weliswaar is tussen partijen niet in geschil dat [eiseres] aanvankelijk had geoffreerd op basis van vierkante meter prijzen, maar [gedaagde] heeft hiertegenover gesteld dat bij het maken van de afspraken op locatie bleek dat [eiseres] zelf het benodigde materiaal niet had. Vervolgens heeft [gedaagde] – zo staat tussen partijen vast – de materialen zelf betaald en is dus ook afgeweken van de aanvankelijk uitgebrachte offerte. Aangezien verder alle overige (reguliere) werkzaamheden op regiebasis werden verricht, is het naar het oordeel van de rechtbank redelijk dat [gedaagde] ervan uitging dat ook de werkzaamheden met de magneet- en whiteboardverf op regiebasis zouden worden uitgevoerd, nu de oorspronkelijke offerte (gelet op het voorgaande) als grondslag voor die werkzaamheden kennelijk was verlaten. De door [eiseres] overgelegde productie 14 met richtprijzen voor deze werkzaamheden doet aan het voorgaande geen afbreuk, nu in die richtprijzen juist het materiaal zit inbegrepen.
5.6.
[eiseres] heeft ook anderszins niet nader onderbouwd waaruit kan blijken dat partijen wél vaste meter prijzen hebben afgesproken. De rechtbank concludeert daarom dat zij haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat de magneet- en whiteboardverfwerkzaamheden, net als de overige werkzaamheden, op regiebasis zijn verricht tegen een uurloon van € 39,00.
5.7.
Nu, gelet hierop, ook de omvang van de vergoedingen zoals deze door [eiseres] in rekening zijn gebracht door [gedaagde] voldoende gemotiveerd zijn betwist, zal aan [eiseres] een bewijsopdracht worden verstrekt. De rechtbank zal [eiseres] opdragen om te bewijzen hoeveel uren zij heeft gewerkt aan het aanbrengen van de magneet- en whiteboardverf en de totale vergoeding daarvoor te berekenen op basis van het uurtarief van € 39,00, te vermeerderen met de toeslagen zoals hierna uiteen zal worden gezet.
2.
Reguliere werkzaamheden
5.8.
[eiseres] vordert betaling van de door haar gewerkte uren aan reguliere werkzaamheden. Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] deze werkzaamheden tegen een uurtarief van € 39,00 heeft verricht, maar zijn het niet eens over het aantal gewerkte uren.
5.9.
[eiseres] heeft als productie 6 bij dagvaarding een overzicht overgelegd van de door haar medewerkers gewerkte uren. Uit dit overzicht volgt dat de medewerkers van [eiseres] op de dagen dat zij werkten, meestal tussen de 7 en 10,5 uur aanwezig waren. [gedaagde] betwist de in het overzicht genoemde uren en verwijst daarbij naar haar eigen overzicht, opgenomen als productie 16 bij conclusie van antwoord. Zij stelt dat de medewerkers van [eiseres] gemiddeld hun werkzaamheden rond 11.00 uur startten en rond 17.45 uur eindigden, met een pauze van 45 minuten. [gedaagde] heeft verklaringen overgelegd van de projectleider en uitvoerder van [bedrijf] B.V. (de opdrachtgever van [gedaagde] ), waarin zij verklaren dat de medewerkers van [eiseres] gemiddeld ongeveer 6 uur per dag productief aanwezig waren op de bouw.
5.10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] met productie 6 de door haar gewerkte uren voldoende onderbouwd, maar de rechtbank is ook van oordeel dat [gedaagde] de gewerkte uren, onder meer door overlegging van de verklaringen van de projectleider en uitvoerder, voldoende gemotiveerd heeft betwist. [eiseres] heeft aangeboden bewijs te leveren van de door haar gewerkte uren. De rechtbank zal [eiseres] daarom opdragen om te bewijzen dat zij de uren zoals opgegeven in productie 6 bij dagvaarding daadwerkelijk heeft gemaakt en om de totale vergoeding daarvoor te berekenen op basis van het uurtarief van € 39,00 te vermeerderen met de toeslagen zoals hierna uiteen zal worden gezet.
3.
Weekendtoeslag
5.11.
[eiseres] vordert betaling van een toeslag over de door haar in het weekend gewerkte uren. [gedaagde] stelt dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over een weekendtoeslag en dat [eiseres] op eigen initiatief in het weekend heeft gewerkt, omdat er dan geen anderen in de weg liepen, zodat zij efficiënter kon werken.
5.12.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de door [eiseres] overgelegde e-mails dat er sprake was van een behoorlijke tijdsdruk en drukte op de bouw. [gedaagde] heeft haar opdrachtgever op 4 augustus 2020 zelfs het volgende over [eiseres] gemaild:
“Als het goed is gaat hij langer door aan eind van de dag. Hij is ook zaterdag en zondag bezig geweest.. zou mooi zijn dat iedereen dat doet met deze tijdsdruk.”
5.13.
[eiseres] is weliswaar op eigen initiatief in het weekend gaan werken, maar zij heeft voldoende onderbouwd dat dit gezien de tijdsdruk en de drukte op de bouw noodzakelijk was om de werkzaamheden goed te kunnen verrichten en op tijd af te kunnen krijgen. Hoewel [eiseres] misschien niet uitdrukkelijk vooraf heeft gemeld dat zij voor het werken in het weekend een toeslag zou rekenen, wordt ook door [gedaagde] erkend dat dit wel gebruikelijk is in de bouw. De rechtbank acht het dan ook redelijk dat [eiseres] een weekendtoeslag in rekening brengt.
5.14.
Op 18 september 2020 heeft [eiseres] via WhatsApp naar [gedaagde] gestuurd:
“Geen garantie en 125% toeslag voor weekeinde op de overeen gekomen prijs”.
Daarop heeft [gedaagde] gereageerd met:
“ [naam 3] , garantie is duidelijk. Prijs is mijn probleem… En zoals afgesproken: Wij betalen jouw uren, daar kom je niet op te kort..”
5.15.
Gelet op het voorgaande en omdat de rechtbank dit tarief redelijk acht, zal de rechtbank uitgaan van een weekendtarief van 125% (een toeslag van 25% bovenop het normale uurtarief). [eiseres] mag in het kader van haar bewijsopdracht dus rekening houden met deze toeslag.
4.
Reiskostenvergoeding
5.16.
[eiseres] vordert een reiskostenvergoeding en stelt dat partijen een vergoeding van € 0,32 per kilometer zijn overeengekomen. Uit productie 6 bij dagvaarding blijkt dat zij per gewerkte dag € 20,67 aan reiskostenvergoeding in rekening heeft gebracht.
5.17.
[gedaagde] stelt dat er geen harde afspraken over de reiskosten zijn gemaakt, maar erkent dat het redelijk is om een reiskostenvergoeding in rekening te brengen. Zij heeft de reiskostenvergoeding van € 20,67 per gewerkte dag overgenomen in haar eigen overzicht van de kosten (productie 16 bij conclusie van antwoord), maar wijst erop dat er fouten in het overzicht van [eiseres] staan. Zo volgt uit het overzicht dat [eiseres] in week 30 zes dagen heeft gewerkt, maar dat zij voor zeven dagen een reiskostenvergoeding in rekening heeft gebracht.
5.18.
[gedaagde] heeft ter zitting verder erkend dat een bedrag van € 20,67 voor reiskosten per gewerkte dag redelijk is, in die zin dat deze km-vergoeding volgens haar reëel is en aansluit bij de bouw. De rechtbank komt een reiskostenvergoeding van € 20,67 per gewerkte dag ook redelijk voor en zal daar dan ook van uitgaan. De rechtbank zal echter, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] van het aantal dagen waarop daadwerkelijk is gewerkt, [eiseres] opdragen om de totale omvang van de reiskosten te bewijzen. [eiseres] mag die vergoeding immers alleen in rekening te brengen voor daadwerkelijk gewerkte dagen.
5.
Materialen
5.19.
[eiseres] stelt dat zij recht heeft op een vergoeding voor een aantal materialen die zij heeft gebruikt, namelijk een bedrag van € 1.337,30 voor schuurmateriaal, impregneermiddel en plamuurpleister en een bedrag van € 2.808,00 voor twee wandschuurmachines met stofzuiger.
5.20.
[gedaagde] stelt dat van het schuurmateriaal, impregneermiddel en de plamuurpleister geen bonnen zijn overgelegd en dat de bedragen dus niet te controleren zijn, maar heeft ze wel opgenomen in haar overzicht van de kosten. Over de wandschuurmachines stelt [gedaagde] dat er maximaal één machine tegelijkertijd gebruikt is. Zij heeft daarom de kosten van één wandschuurmachine in haar overzicht opgenomen.
5.21.
De rechtbank acht het redelijk om kosten in rekening te brengen voor materiaalgebruik. [gedaagde] heeft ook niet gemotiveerd betwist dat er kosten voor materiaalgebruik in rekening mochten worden gebracht, maar stelt enkel dat zij de kosten onvoldoende onderbouwd vindt. De rechtbank acht het aannemelijk dat [eiseres] schuurmateriaal, impregneermiddel en plamuurpleister heeft gebruikt en acht de kosten van € 1.337,30 daarvoor redelijk, temeer nu [gedaagde] deze in haar tegenberekening in productie 16 ook heeft betrokken. Dat er geen bonnen van zijn overgelegd, doet hieraan geen afbreuk, nu tussen partijen niet in geschil is dat dit materiaal is gebruikt en hier dus kosten voor in rekening mochten worden gebracht, en door [gedaagde] ook niet gemotiveerd is waaruit kan blijken dat deze kosten onredelijk zouden zijn. Aangezien [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat [eiseres] twee schuurmachines heeft gebruikt, en [eiseres] vervolgens niet nader heeft onderbouwd waaruit kan blijken dat er meer dan één schuurmachine in gebruik is geweest, acht de rechtbank een vergoeding van € 1.404,00 voor één schuurmachine redelijk. De kosten voor materiaalgebruik komen daarmee neer op een totaalbedrag van (€ 1.337,30 + € 1.404,00 =) € 2.741,30.
Ten slotte
5.22.
De rechtbank zal de zaak naar de rol van 8 juni 2022 verwijzen voor uitlating door [eiseres] over de manier waarop zij bewijs wil leveren (door het overleggen van bewijsstukken, het horen van getuigen of een andere bewijsmiddel).
5.23.
Indien [eiseres] getuigen wil oproepen, moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
5.24.
De rechtbank neemt verder nog geen beslissingen, maar wacht hiermee tot het eindvonnis.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
draagt [eiseres] op te bewijzen:
  • hoeveel uren zij heeft gewerkt aan het aanbrengen van de magneet- en whiteboardverf,
  • wat haar totale vergoeding had moeten zijn (rekening houdend met een uurtarief van € 39,00, een weekendtoeslag van 25%, een reiskostenvergoeding van € 20,67 per gewerkte dag en een materialenvergoeding van € 2.741,30),
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 juni 2022voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat [eiseres] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat [eiseres] , indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met augustus 2022 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. T.J. Thurlings-Rassa in het gerechtsgebouw te Almelo aan Egbert Gorterstraat 5,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: