Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[Partij A] ,
[Partij B],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 mei 2022;
- de mondelinge behandeling op 28 juli 2022 die plaatsgevonden heeft met behulp van Teams en ter gelegenheid waarvan partijen spreekaantekeningen ingediend hebben.
2.Inleiding
3.De feiten
Deze overeenkomst kan door de verkoper worden ontbonden indien inzake het thans op het verkochte rustende beslag voor de juridische levering van het verkochte geen goedkeuring voor doorhaling van het beslag is verkregen van de beslaglegger.”
Wat mij hierbij opvalt dat uw vader zijn aandeel in de eigendom van de grond blijkbaar voor een prijs van € 135.000,00 heeft aangeboden aan de heer [Partij C] . Volgens de gegevens die ik van de heer [Partij A] ontving en die door mij zijn verwerkt in de koopovereenkomst, wordt de grond nu voor een lagere prijs aan de heer [Partij A] verkocht. Daarnaast geeft de heer [Partij C] aan dat hij, indien hij het voor een “reëler prijs” kan kopen, hij wel geïnteresseerd is in aankoop. Gelet op het vorenstaande is derhalve volgens mij de brief van de heer [Partij C] niet voldoende als een verklaring dat hij afziet van zijn recht van eerste koop.
4.De vordering in conventie
5.Het verweer in conventie
6.De vordering in (voorwaardelijke) reconventie
7.Vordering van [Partij C] tot veroordeling van [Partij A en B] in de proceskosten
8.Het verweer in (voorwaardelijke) reconventie
9.De beoordeling
niette kennen dat hij niet met deze voorwaarde kan instemmen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank een koopovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen: zij zijn het eens over prijs en zaak. Bovendien zijn zij het eens over twee voorwaarden. [Partij A en B] stelt dat hij de tweede voorwaarde heeft laten vallen, zodat deze geen deel vormt van de tussen partijen gemaakte afspraken. Daarin volgt de rechtbank hem niet. [Partij A en B] geeft als reden voor het laten vallen van de tweede voorwaarde dat [Partij C] geantwoord heeft dat hij niet voor [betrokkene 1] kan beslissen. Dat is echter geen steekhoudend argument. Een voorwaarde in de zin van artikel 6:21 BW doelt immers op een toekomstige onzekere gebeurtenis die in ieder geval deels onafhankelijk is van de wil van partijen. Dat is hier ook het geval. De voorwaarde van [Partij A en B] houdt in dat hij het aandeel van [betrokkene 1] in de percelen kan kopen tegen een bepaalde prijs. Dat [Partij C] daar geen invloed op heeft is dus niet van belang. [Partij A en B] heeft na ontvangst van de reactie van [Partij C] ook niet aan die laatste laten weten dat hij die voorwaarde niet langer nodig achtte. Daarbij komt dat [Partij A en B] belang hield bij die voorwaarde. Zolang hij het aandeel van [betrokkene 1] niet tegen een voor hem, [Partij A en B] aanvaardbare prijs kon kopen, wenste hij blijkbaar het aandeel van [Partij C] niet te kopen. [Partij A en B] stelt weliswaar later (via [bedrijf 3] ) het aandeel van [betrokkene 1] gekocht te hebben, maar dat betekent niet dat de aanvankelijk door hem gestelde voorwaarde is komen te vervallen en zeker niet vóór het sluiten van de overeenkomst. [Partij A en B] heeft later ook niet aan [Partij C] laten blijken dat de voorwaarde niet nodig was. Dat partijen op dat punt nader overleg gevoerd hebben en een andere afspraak gemaakt hebben is evenmin gebleken. Dat laatste zou nodig geweest zijn, indien partijen na het sluiten van de overeenkomst daarin een wijziging hadden willen aanbrengen. Ten slotte is van belang dat [Partij A en B] zelf nog aanleiding ziet om in zijn bericht van 15 oktober 2021 (zie hiervoor onder 3.20) uitdrukkelijk te vermelden dat hij overeenstemming met [betrokkene 1] bereikt heeft over de koop van diens aandeel in de percelen. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het enkele feit dat [Partij C] in zijn e-mail van 13 november 2017 (zie hiervoor onder 3.6) slechts rept over de met het beslag verbonden voorwaarde niet de conclusie dat de andere voorwaarde niet meer zou gelden. Al met al heeft [Partij A en B] niet voldoende kunnen onderbouwen dat de voorwaarde geen deel uitmaakte van de overeenkomst tussen partijen.