ECLI:NL:RBOVE:2022:4105

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
08/963525-21 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 32-jarige man voor drugshandel en witwassen

De Rechtbank Overijssel heeft op 21 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in drugs en witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het meermalen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen, waaronder MDMA (XTC) en metamfetamine (Crystal Meth), en het zonder registratie in voorraad hebben van ketamine. Daarnaast werd vastgesteld dat hij betrokken was bij het witwassen van een geldbedrag van 22.800 euro, dat afkomstig was uit misdrijven. De rechtbank baseerde haar oordeel op observaties en doorzoekingen die plaatsvonden in het kader van het opsporingsonderzoek 26Coleman, waarbij meerdere postpakketten met verdovende middelen werden onderschept. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963525-21 (LP) (P)
Datum vonnis: 21 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats 1] ,
voorheen wonende/verblijvende aan de [adres 1] ,
thans in voorarrest verblijvende in de P.I. ter Apel.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 maart 2022 en 8 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Hofstee en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M. van Harskamp, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feit 1: het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden verdovende middelen (MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of cocaïne;
  • feit 2: het al dan niet opzettelijk, zonder registratie, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren, uitvoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden ketamine;
  • feit 3: witwassen;
  • feit 4: deelneming aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 2 maart 2021, te
Amstelveen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,

(telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of

- (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of

verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en/of

- (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)1(en) bevattende
MDMA(XTC) en/of methamfetamine (Christal Meth) en/of cocaïne en/althans/zijnde
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2 .

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 2 maart 2021
althans op of omstreeks 2 maart 2021 te Amstelveen en/althans (elders)'in
Nederland,
tezamen en in verenging met een ander of anderen en/althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) al dan niet opzettelijk
zonder registratie (een grote hoeveelheid/hoeveelheden van een) werkzame
stoffen en/of een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten
ketamine, in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft
afgeleverd en/of heeft uitgevoerd of anderszins buiten Nederlands grondgebied
heeft gebracht;

3 .

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 2 maart 2021,
althans op of omstreeks 2 maart 2021 te Amstelveen
en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
a.
a) van één of meer voorwerp(en), te weten van één of meer (contant(e))
geldbedrag(en) ( euro 22.800,--), althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke
aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de
rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft
verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en)
dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren
uit enig misdrijf,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e))
geldbedrag(en)(euro 22.800,--), althans enig(e) geldbedrag(en), heeft
verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft
omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;

4 .

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 2 maart 2021 te
Rotterdam en/of Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam, en/althans (elders)
m Nederland ,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer andere natuurlijke
personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, als bedoeld in:
- artikel 2 van de Opiumwet en/of
- artikel 38/40 van de Geneesmiddelenwet, en/of
- artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Binnen de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie is het Post Interventieteam een specialistisch team dat zich richt op onderzoek naar de uitvoer van onder meer verdovende middelen via de poststroom. Op basis van verschillende meldingen van via de postdiensten ter verzending naar het buitenland aangeboden postpakketten - met daarin een verborgen hoeveelheid verdovende middelen - ontstond het vermoeden dat er mogelijk sprake was van een crimineel samenwerkingsverband met personen van Oost-Aziatische afkomst. Daarop is in januari 2020 het opsporingsonderzoek 26Coleman gestart.
Om zicht te krijgen op de mogelijke verdachten zijn gedurende het opsporingsonderzoek
26Coleman onder meer diverse observaties uitgevoerd. Uit dat onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat in de periode tussen 12 november 2018 en 2 maart 2021 tenminste
63 postpakketten met een verborgen inhoud verdovende middelen of andere verboden middelen (vaak grote hoeveelheden ketamine of MDMA (XTC), maar ook metamfetamine (Crystal Meth), LSD(-zegels) en cocaïne) via een postdienst ter verzending naar het buitenland zijn aangeboden.
Als deklading werden voor de postpakketten diverse gebruiksgoederen gebruikt, zoals tuinlampen, fotolijsten, gereedschapssets, thermosflessen, tafelpoten, wandklokken, alsmede biafine-tubes en snoepgoed, waarin de verdovende middelen of ketamine werden verborgen, of waaraan wantongborden werden toegevoegd met een daarin verborgen lading verdovende middelen. of ketamine.
Tijdens de actiedag op 2 maart 2021 zijn bij doorzoekingen in de woningen van meerdere bij de verzending van de postpakketten betrokken personen kleinere en grotere hoeveelheden XTC (MDMA), metamfetamine (Crystal Meth), cocaïne en ketamine aangetroffen. Ook werden dekladingen en diverse verpakkingsmaterialen aangetroffen. Daarnaast werden in meerdere woningen (onder meer van verdachte) grote (verborgen) hoeveelheden contant geld aangetroffen.
In het kader van het onderzoek 26Coleman zijn thans gedagvaard verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, waarbij is verzocht om (zo begrijpt de rechtbank) ten aanzien van alle feiten als pleegperiode bewezen te verklaren de periode vanaf november 2020.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op de in haar pleitnota aangegeven gronden primair integrale vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit dat slechts een bewezenverklaring kan volgen voor het aanwezig hebben van 71 XTC pillen, 15,2 gram metamfetamine en 119 gram ketamine. Tevens heeft de raadsvrouw bepleit om verdachte vrij te spreken voor wat betreft de pleegperiode van 1 november 2020 tot 22 januari 2021.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde subsidiair aangevoerd dat hoogstens een bewezenverklaring kan volgen voor het voorhanden hebben van het aangetroffen geldbedrag van 22.800 euro.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Omdat in de zaken van verdachte en de medeverdachten voor een groot deel dezelfde overwegingen worden gehanteerd en de medeverdachten deels dezelfde achternamen hebben zal de rechtbank in de navolgende bewijsoverwegingen de medeverdachten steeds (voor zover bekend) bij hun volledige voornamen en achternamen noemen op de wijze waarop ze zijn gedagvaard. Daarbij wordt opgemerkt dat verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting heeft verklaard dat zijn werkelijke personalia als volgt zouden luiden: [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 in [geboorteplaats 1] .
De rechtbank zal, gelet op de samenhang van de ten laste gelegde feiten en ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis eerst de verdenking ten aanzien van deelneming aan een criminele organisatie bespreken.
Feit 4 - Deelneming aan een criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak onder een criminele organisatie
als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt bedoeld een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen tenminste twee personen. Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts sprake zijn als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk. Voor deelneming is vereist dat verdachte - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Uit de bevindingen van de uitgevoerde observaties in onderling verband en in samenhang bezien met de inhoud van de onderschepte postpakketten en de in de diverse woningen aangetroffen goederen en geldbedragen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een groep personen die zich - als inpakker en/of chauffeur en/of verzender - in wisselende samenstellingen, in de periode van begin november 2018 tot en met 2 maart 2021 gezamenlijk en intensief bezig heeft gehouden met het naar het buitenland verzenden van postpakketten, met daarin telkens een verborgen hoeveelheid verdovende middelen of ketamine.
De rechtbank acht daartoe redengevend dat:
  • uit observaties blijkt dat verschillende verdachten persoonlijk contact met elkaar hadden en elkaar regelmatig op dezelfde locaties ontmoetten;
  • uit onderzoek is gebleken dat voor het aanbieden en verzenden van de postpakketten door de verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek steeds gebruik werd gemaakt van dezelfde Modi Operandi, die onder meer bestond uit het aanbieden van meerdere postpakketten (soms) in een kort tijdsbestek telkens verschillende service-/verzendpunten, waarbij gebruik werd gemaakt van een specifieke deklading voor het verbergen van de verdovende middelen, met name wantongborden;
  • een groot deel van de 63 ter verzending aangeboden, maar (vervolgens) onderschepte en onderzochte postpakketten een verborgen grote hoeveelheid van (meestal) meerdere kilo’s MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) of ketamine bevatte, dan wel (incidenteel) een hoeveelheid cocaïne (450 gram) of LSD-zegels (eenmaal 1.000 LSD-zegels en eenmaal 3.000 LSD-zegels);
  • tijdens de doorzoekingen op 2 maart 2021 in de woningen van verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek onder meer grote hoeveelheden MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of ketamine zijn aangetroffen en/of grote contante geldbedragen, alsmede diverse verpakkingsmaterialen en (gebruiks)goederen die overeenkomen met de verpakkingsmaterialen van de eerder ter verzending aangeboden postpakketten en met de aangetroffen inhoud daarvan, zoals onder meer de wantongborden.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat sprake is van een samenwerkingsverband van meerdere personen dat als oogmerk heeft het uitvoeren van verdovende middelen, het uitvoeren van ketamine en het witwassen van de verdiensten van die handel.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de gedragingen van de organisatie, gelet op (onder meer) de in de woning van verdachte aan de [adres 1] aangetroffen goederen, de in zijn telefoon aangetroffen foto’s van verzendbewijzen van postpakketten en de inhoud van gevoerde WeChat-gesprekken.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had van het oogmerk van de organisatie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte kan worden aangemerkt als één van de personen die - al dan niet samen met een ander - op de locatie [adres 1] werkzaamheden heeft verricht als (onder meer) inpakker en/of verzender.
De bewijsmiddelen geven naar het oordeel van de rechtbank weliswaar inzicht in de feitelijke omstandigheden en de feitelijke gedragingen van de individuele personen (onder meer op grond van de binnen het opsporingsonderzoek uitgevoerde observaties), maar de bewijsmiddelen geven echter geen of onvoldoende inzicht in het functioneren van de organisatie en evenmin in het functioneren van verdachte en medeverdachten in die organisatie. Niet kan namelijk worden vastgesteld of het bij bepaalde gedragingen om individuele keuzes van individuele verdachten gaat (met eventueel hulp van een of meer medeverdachten) dan wel om gedragingen binnen een organisatie. De rechtbank betrekt daarbij dat in het dossier- behoudens enkele WeChat-berichten - elke vorm van communicatie- tussen de verdachten onderling ontbreekt en dat binnen het opsporingsonderzoek 26Coleman onvoldoende aanwijzingen zijn gevonden van een structuur en de wijze waarop de samenwerking binnen de organisatie plaatsvond.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen bevat om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap had van het bestaan van een criminele organisatie en van het oogmerk van die organisatie.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de bedoelde criminele organisatie en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 1 (artikel 2 Opiumwet) en feit 2 (overtreding van de Geneesmiddelenwet)
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
1. en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende, waarbij allereerst hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 4 is overwogen als herhaald en ingelast geldt. [2]
Verdachte is op 2 maart 2021 aangetroffen in de woning aan de [adres 1] . [3] Volgens zijn eigen verklaring verbleef hij op dat moment ongeveer sinds een maand in die woning. [4]
Bij de doorzoeking van deze woning is op algemeen toegankelijke plaatsen onder meer MDMA (71 XTC-tabletten), 15,2 gram Crystal Meth (metamfetamine) en 119 gram ketamine aangetroffen en in beslag genomen. [5]
In deze woning zijn verder grote hoeveelheden deklading aangetroffen die ook zijn aangetroffen in de in beslag genomen postpakketten met verdovende middelen, zoals fitness- toestellen, klokken en gereedschapssetjes. In de woning werden ook blauwe wantongborden aangetroffen waarvan enkele exemplaren geprepareerd leken te zijn als fotolijsten. In de woning lag ook een factuur voor de aanschaf van folie en dozen. [6]
In de onder verdachte op 2 maart 2021 in beslag genomen mobiele telefoon (iPhone XR) zijn diverse foto’s aangetroffen met afbeeldingen van verpakte dozen, foto’s en video’s van grote stapels gebundelde bankbiljetten, foto’s van transparante plastic zakjes met daarin vermoedelijk verdovende middelen en foto’s met afbeeldingen van drie verzendlabels.
Deze verzendlabels behoorden bij postpakketten die bestemd waren voor Spanje en Engeland. Op het verzendlabel met het Spaanse afleveradres is als verzenddatum 2 november 2020 vermeld. Een van deze postpakketten had als bestemming “ [labelnummer] ”. De foto van dit verzendlabel is op 21 februari 2021 gemaakt dan wel ontvangen. Voornoemd adres komt overeen met het verzendadres op een postpakket dat op de locatie [adres 2] in beslag is genomen. Dat postpakket bleek 3.009 gram ketamine te bevatten.
In de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon zijn ook selfies aangetroffen van verdachte. [7] De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte deze mobiele telefoon zelf in gebruik had.
In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] is een Wechat-gesprek aangetroffen waarin de gebruiker met de naam “ [alias] ” op 20 februari 2021 aan deze [medeverdachte 1] opdracht geeft om goederen te kopen, te weten lijmpistolen, transparante lijm, snijmesjes, kartonnen dozen, mondkapjes en een weegschaal. [8] De rechtbank acht het in dit verband redengevend voor het bewijs dat verdachte - zoals hiervoor al weergegeven - ter terechtzitting heeft verklaard dat zijn echte naam [naam 2] luidt, en [naam 2] zijn achternaam is.
Uit de onderzochte WeChat-berichten volgt verder dat meerdere contacten tussen verdachte en [medeverdachte 1] hebben plaatsgevonden, onder meer over pallets met deklading (klokken en gereedschapssets) die aan de [adres 1] werden bezorgd.
De rechtbank acht in het licht van het voorgaande de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij niets weet van de in zijn telefoon aangetroffen gegevens, dat een kennis van hem zijn telefoon ook gebruikte en dat hij voor iemand anders aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd om bouwmaterialen te kopen voor een
verbouwing - ongeloofwaardig en zal deze daarom terzijde schuiven.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde in het bijzonder het navolgende.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is het verboden om zonder registratie werkzame stoffen te bereiden, in te voeren, af te leveren, uit te voeren, dan wel te verhandelen. Blijkens het tweede lid van dit artikel vindt die registratie plaats door inschrijving in een door Onze Minister bijgehouden register door middel van een door Onze Minister beschikbaar te stellen registratieformulier.
Uit onderzoek is gebleken dat aan verdachte geen registratie is afgegeven voor activiteiten met werkzame stoffen als bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. [9]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ook het opzet bewezen, op zowel het aanwezig hebben als het afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden MDMA (XTC-tabletten), metamfetamine (Crystal Meth) en ketamine, alsmede op het - zonder registratie - aanwezig hebben, afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden ketamine.
Pleegperiode
De rechtbank leidt uit de inhoud van de bewijsmiddelen af dat verdachte tenminste vanaf
2 november 2020 betrokken is geweest bij het plegen van voornoemde feiten. De rechtbank volgt daarom de verklaring van verdachte dat hij bij zijn aanhouding op 2 maart 2021 pas ongeveer een maand aan de [adres 1] verbleef niet en gaat voor wat betreft de pleegperiode van het onder 1 en 2 ten laste gelegde uit van 2 november 2020 als startdatum.
Medeplegen
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en anderen opleveren, zodat het ten laste gelegde medeplegen ook kan worden bewezen.
Feit 3 - Witwassen
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
3 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bij de doorzoeking in de woning aan de [adres 1] is op
2 maart 2021 een contant geldbedrag van in totaal 22.800 euro aangetroffen, in coupures van 10, 20 en 50 euro.
De rechtbank stelt vast dat de omstandigheden waaronder het geld werd aangetroffen als zogenaamde typologieën van - en daarmee kenmerkend - voor witwassen zijn aan te merken. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. In dit verband zijn het plegen van Opiumwetmisdrijven en witwassen onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De hiervoor onder feit 1 en feit 2 beschreven feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven. De rechtbank stelt verder vast dat het dossier geen aanwijzingen bevat voor legale inkomsten van verdachte. Van verdachte mag dan worden verwacht dat hij een verifieerbare verklaring geeft over de eventueel legale herkomst van het geld, temeer daar hij in de periode voorafgaande aan
2 maart 2021 - voor zover bekend - de enige bewoner van de woning was. Verdachte heeft slechts verklaard dat het geld niet van hem was, maar van een vriend en dat het geld in de woning op een tafel lag. De rechtbank acht die verklaring onvoldoende onderbouwd en daarmee niet geloofwaardig.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat het geld afkomstig moet zijn uit enig misdrijf en dat verdachte hiervan als enige bewoner van de woning op de hoogte was.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van 22.800 euro, waarbij de werkelijke aard en herkomst van het geld is verborgen en verhuld en waarbij verdachte dit geld voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht in het dossier geen bewijs voorhanden voor de overige ten laste gelegde bestanddelen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Medeplegen
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte telkens een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en een of meer anderen opleveren, zodat het ten laste gelegde medeplegen ook kan worden bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 2 november 2020 tot en met 2 maart 2021 te Amstelveen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
meermalen,
- telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
telkens als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en
- telkens opzettelijk heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en
- telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid van een materiaa1 bevattende MDMA (XTC) en/of
metamfetamine (Crystal Meth), zijnde telkens een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 .
hij in de periode van 2 november 2020 tot en met 2 maart 2021 te Amstelveen
althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
meermalen,
telkens opzettelijk zonder registratie een grote hoeveelheid van een werkzame
stof te
weten ketamine, in voorraad heeft gehad en heeft afgeleverd en heeft
uitgevoerd;
3 .
hij op
2 maart 2021, te Amstelveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
a.
a) van voorwerpen, te weten van een contant geldbedrag (euro 22.800,--),
de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en verhuld en heeft verborgen
en verhuld wie de rechthebbende op het geldbedrag was, terwijl hij, verdachte,
en zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk –
afkomstig waren uit enig misdrijf,
en
b) voorwerpen, te weten een contant geldbedrag (euro 22.800 ,--),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en)
dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit
enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- de artikelen 47, 55 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht,
- de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet,
- artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en
- de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Feit 3:
het misdrijf: medeplegen van witwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de uiterst geringe rol van verdachte en met de zeer korte tijd die verdachte pas in Nederland verbleef. De raadsvrouw acht in dit verband een langere gevangenisstraf dan een half jaar disproportioneel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, afleveren, verstrekken, vervoeren en het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA (XTC) en metamfetamine (Crystal Meth).
Door zijn handelwijze heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) en cocaïne, alsmede ketamine voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen zijn waaraan de gebruikers gemakkelijk verslaafd raken, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van deze drugs, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevaren voor de gezondheid van drugsgebruikers en de nadelige gevolgen daarvan voor de maatschappij maar enkel oog heeft gehad voor persoonlijk financieel gewin. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben, afleveren en uitvoeren van grote hoeveelheden ketamine, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. Artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet beoogt de volksgezondheid te beschermen en de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken. Het handelen van verdachte belemmert dit doel en kan de volksgezondheid fors beschadigen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De verdachte heeft zich ten slotte ook schuldig gemaakt aan medeplegen van witwassen, dat gericht is op het veiligstellen van uit misdrijf afkomstige opbrengsten. Met de handel in verdovende middelen worden enorme bedragen verdiend. Geld dat vaak wordt witgewassen en aldus zijn weg naar de bovenwereld vindt, wat ondermijnend werkt. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Dit handelen van verdachte bevordert het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbare legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Verdachte heeft zich aan deze voor de samenleving zeer nadelige gevolgen niets gelegen laten liggen en met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden daarvan.
De rechtbank acht dit dan ook een ernstig feit.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voor wat betreft de bewezen verklaarde Opiumwetmisdrijven de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en daarbij gelet op de mate van betrokkenheid van verdachte bij die feiten en op de hoeveelheden verdovende middelen en ketamine die in zijn woning zijn aangetroffen. De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 februari 2022, waaruit volgt dat verdachte (in Nederland) niet eerder niet in aanraking is geweest met politie en/of justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank in dit geval oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.5
De in beslag genomen voorwerpen
7.5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van het op beslaglijst vermelde geldbedragen van in totaal € 22.800,00.
7.5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de vordering tot verbeurdverklaring.
7.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het voornoemde op de beslaglijst vermelde geldbedrag moet van € 22.800,00 worden verbeurd verklaard, omdat met deze geldbedragen het onder 3 bewezen verklaarde feit is begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Feit 3:
het misdrijf: medeplegen van witwassen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het op de (in kopie aan dit vonnis gehechte) beslaglijst vermelde geldbedrag van in totaal € 22.800,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. S.H. Peper en N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper en mr. N.J.C. Monincx zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie met de aanduiding 26Coleman / LEFC920002-865. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van het Algemeen Dossier (AD) en Zaaksdossiers (ZD) van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Relaasproces-verbaal, pagina 19 t/m 148
3.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 1] , LEFC920002-738, pagina 773-777
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting
5.Relaasproces-verbaal pagina 58 en proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 1]
6.Proces-verbaal van bevindingen [adres 1] , LEFC920002-785, pagina 778-787, proces-verbaal Verdovende middelen [adres 1], LEFC920002-763, pagia 788-791 en Proces-verbaal PL2600-2020014005-4 FO PV [adres 1] , pagina 792-800
7.Proces-verbaal onderzoek telefoon HA146.01.01.001, LEFC920002-886, pagina 306-312
8.Proes-verbaal vertaalde WeChat-berichten, LEFC920002-906, pagina 269-275
9.Zaaksdosier aanvulling Relaasproces-verbaal, pagina 12