ECLI:NL:RBOVE:2022:4106

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
08/963527-21 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in drugs en witwassen in een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs en witwassen. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, afleveren, verstrekken en aanwezig hebben van grote hoeveelheden verdovende middelen, waaronder MDMA (XTC) en metamfetamine (Crystal Meth). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 september 2020 tot en met 2 maart 2021, samen met anderen, betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de uitvoer van verdovende middelen via de post. Tijdens het onderzoek zijn er 63 postpakketten onderschept die verdovende middelen bevatten. De verdachte is op 2 maart 2021 aangehouden in zijn woning, waar aanzienlijke hoeveelheden drugs en contant geld zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap van het bestaan van deze organisatie. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en de gevolgen voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963527-21 (LP) (P)
Datum vonnis: 21 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] (China),
voorheen wonende/verblijvende aan de [woonplaats] ,
thans in voorarrest verblijvende in de P.I. ter Apel.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 maart 2022 en 8 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Hofstee en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Klein Molekamp, advocaat te Lisse, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feit 1: het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden verdovende middelen (MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of cocaïne);
  • feit 2: het al dan niet opzettelijk, zonder registratie, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren, uitvoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden ketamine;
  • feit 3: witwassen;
  • feit 4: deelneming aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2020 tot en met 2 maart 2021
te ‘s-Gravenhage en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,

(telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of

- (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of

verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en/of

- (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)1(en) bevattende
MDMA(XTC) en/of methamfetamine (Christal Meth) en/of cocaïne en/althans/zijnde
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2 .

hij in of omstreeks de periode van 27 september 2020 tot en met 2 maart 2021
te ’s-Gravenhage en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in verenging met een ander of anderen en/althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) al dan niet opzettelijk
zonder registratie (een grote hoeveelheid/hoeveelheden van een) werkzame
stoffen en/of een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten
ketamine, in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft
afgeleverd en/of heeft uitgevoerd of anderszins buiten Nederlands grondgebied
heeft gebracht;

3 .

hij in of omstreeks de periode van 27 september 2020 tot en met 2 maart 2021,
althans op of omstreeks 2 maart 2021, te ’s-Gravenhage en/althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
a.
a) van één of meer voorwerp(en), te weten van één of meer (contant(e))
geldbedrag(en) (euro 2.000,--), althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke
aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de
rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft
verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e))
geldbedrag(en) (euro 2.000,--), althans enig(e) geldbedrag(en), heeft
verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft
omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;

4.

hij in of omstreeks de periode van 27 september 2020 tot en met 2 maart 2021 te
Rotterdam en/of Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam, en/althans (elders)
m Nederland en/of in Frankrijk,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer andere natuurlijke personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, als bedoeld in:
- artikel 2 van de Opiumwet en/of
- artikel 38/40 van de Geneesmiddelenwet, en/of
- artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Binnen de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie is het Post Interventieteam een specialistisch team dat zich richt op onderzoek naar de uitvoer van onder meer verdovende middelen via de poststroom. Op basis van verschillende meldingen van via de postdiensten ter verzending naar het buitenland aangeboden postpakketten - met daarin een verborgen hoeveelheid verdovende middelen - ontstond het vermoeden dat er mogelijk sprake was van een crimineel samenwerkingsverband met personen van Oost-Aziatische afkomst. Daarop is in januari 2020 het opsporingsonderzoek 26Coleman gestart.
Om zicht te krijgen op de mogelijke verdachten zijn gedurende het opsporingsonderzoek
26Coleman onder meer diverse observaties uitgevoerd. Uit dat onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat in de periode tussen 12 november 2018 en 2 maart 2021 tenminste
63 postpakketten met een verborgen inhoud verdovende middelen of andere verboden middelen (vaak grote hoeveelheden ketamine of MDMA (XTC), maar ook metamfetamine (Crystal Meth), LSD(-zegels) en cocaïne) via een postdienst ter verzending naar het buitenland zijn aangeboden.
Als deklading werden voor de postpakketten diverse gebruiksgoederen gebruikt, zoals tuinlampen, fotolijsten, gereedschapssets, thermosflessen, tafelpoten, wandklokken, alsmede biafine-tubes en snoepgoed, waarin de verdovende middelen of ketamine werden verborgen, of waaraan wantongborden werden toegevoegd met een daarin verborgen lading verdovende middelen of ketamine.
Tijdens de actiedag op 2 maart 2021 zijn bij doorzoekingen in de woningen van meerdere bij de verzending van de postpakketten betrokken personen kleinere en grotere hoeveelheden XTC (MDMA) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of cocaïne en/of ketamine aangetroffen. Ook werden dekladingen en diverse verpakkingsmaterialen aangetroffen.
In het kader van het onderzoek 26Coleman zijn thans gedagvaard verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 1] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op de in zijn pleitnota aangegeven gronden integrale vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Omdat in de zaken van verdachte en de medeverdachten voor een groot deel dezelfde overwegingen worden gehanteerd en de medeverdachten deels dezelfde achternamen hebben zal de rechtbank in de navolgende bewijsoverwegingen de medeverdachten steeds (voor zover bekend) bij hun volledige voornamen en achternamen noemen op de wijze waarop ze zijn gedagvaard.
De rechtbank zal, gelet op de samenhang van de ten laste gelegde feiten en ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis eerst de verdenking ten aanzien van deelneming aan een criminele organisatie bespreken.
Feit 4 - Deelneming aan een criminele organisatie
Uit de bevindingen van de uitgevoerde observaties in onderling verband en in samenhang bezien met de inhoud van de onderschepte postpakketten en de in de diverse woningen aangetroffen goederen en geldbedragen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een groep personen die zich - als inpakker en/of chauffeur en/of verzender - in wisselende samenstellingen, in de periode van begin november 2018 tot en met 2 maart 2021 gezamenlijk en intensief bezig heeft gehouden met het naar het buitenland verzenden van postpakketten, met daarin telkens een verborgen hoeveelheid verdovende middelen of ketamine.
De rechtbank acht daartoe redengevend dat:
  • uit observaties blijkt dat verschillende verdachten persoonlijk contact met elkaar hadden en elkaar regelmatig op dezelfde locaties ontmoetten;
  • uit onderzoek is gebleken dat voor het aanbieden en verzenden van de postpakketten door de verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek steeds gebruik werd gemaakt van dezelfde Modi Operandi, die onder meer bestond uit het telkens aanbieden van meerdere postpakketten (soms) in een kort tijdsbestek op telkens verschillende service-/verzendpunten, waarbij gebruik werd gemaakt van een specifieke deklading voor het verbergen van de verdovende middelen, met name wantongborden;
  • een groot deel van de 63 ter verzending aangeboden, maar (vervolgens) onderschepte en onderzochte postpakketten een verborgen grote hoeveelheid van (meestal) meerdere kilo’s MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) of ketamine bevatte, dan wel (incidenteel) een hoeveelheid cocaïne (450 gram) of LSD-zegels (eenmaal 1.000 LSD-zegels en eenmaal 3.000 LSD-zegels);
  • tijdens de doorzoekingen op 2 maart 2021 in de woningen
van verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek onder meer grote hoeveelheden MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of ketamine zijn aangetroffen en grote contante geldbedragen, alsmede diverse verpakkingsmaterialen en (gebruiks)goederen die overeenkomen met de verpakkingsmaterialen van de eerder ter verzending aangeboden postpakketten en met de aangetroffen inhoud daarvan, zoals onder meer de wantongborden.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat sprake is van een samenwerkingsverband van meerdere personen dat als oogmerk had het uitvoeren van verdovende middelen, het uitvoeren van ketamine en het witwassen van de verdiensten van die handel.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de gedragingen van de organisatie en kan worden aangemerkt als één van de personen die - al dan niet samen met een ander of anderen - werkzaamheden op de locatie [woonplaats] heeft verricht als inpakker en/of verzender.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had van het oogmerk van de organisatie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De bewijsmiddelen geven naar het oordeel van de rechtbank weliswaar inzicht in de feitelijke omstandigheden en de feitelijke gedragingen van de individuele personen (onder meer op grond van de binnen het opsporingsonderzoek uitgevoerde observaties), maar de bewijsmiddelen geven echter geen of onvoldoende inzicht in het functioneren van de organisatie en evenmin in het functioneren van verdachte en medeverdachten in die organisatie. Niet kan namelijk worden vastgesteld of het bij bepaalde gedragingen om individuele keuzes van individuele verdachten gaat (met eventueel hulp van een of meer medeverdachten) dan wel om gedragingen binnen een organisatie. De rechtbank betrekt daarbij dat in het dossier - behoudens enkele WeChat-berichten - elke vorm van communicatie tussen de verdachten onderling ontbreekt en dat binnen het opsporingsonderzoek 26Coleman onvoldoende aanwijzingen zijn gevonden van een e structuur en de wijze waarop de samenwerking binnen de organisatie plaatsvond.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen bevat om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap had van het bestaan van een criminele organisatie en van het oogmerk van die organisatie.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de bedoelde criminele organisatie en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 1 (artikel 2 Opiumwet) en feit 2 (overtreding van de Geneesmiddelenwet)
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
1. en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende, waarbij allereerst hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 4 is overwogen als herhaald en ingelast geldt. [2]
Verdachte is op 2 maart 2021 samen met medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 12] aangetroffen en aangehouden in de woning aan de [woonplaats] .
Bij de doorzoeking van deze woning is op verschillende direct zichtbare en/of algemeen toegankelijke plaatsen in totaal 2.034 gram metamfetamine (Crystal Meth,), 441,1 gram MDMA en 135,3 gram ketamine aangetroffen en in beslag genomen. [3]
De rechtbank merkt in dit verband op dat de in het proces-verbaal forensisch onderzoek bij de in beslag genomen sporendrager vermelde goednummers weliswaar niet overeenkomen met de in het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen vermelde spoornummers, maar dat de registratienummers in beide processen-verbaal wel steeds overeenkomen met de betreffende sporendragers. Deze zijn dus herleidbaar naar het vermelde SIN-nummer in tabel 3.2.1 op pagina 10 van het aanvullend zaaksdossier Relaasproces-verbaal.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de NFiDENT-onderzoeksresultaten van de in beslag genomen en onderzochte metamfetamine en MDMA. De rechtbank ziet evenmin redenen om te twijfelen aan de uitslag van de indicatieve test van de op 2 maart 2021 in de woning aangetroffen en in beslag genomen hoeveelheid ketamine. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat in de verschillende woningen in dit onderzoek en in de in beslag genomen postpakketten steeds ketamine is aangetroffen.
In een in de woning in beslag genomen mobiele telefoon zijn foto’s aangetroffen van het paspoort van verdachte, zijn Spaanse verblijfvergunning en persoonlijke foto’s. Het gebruikte wachtwoord voor de mobiele hotspot op deze telefoon was: “ [naam] ”.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat deze telefoon door verdachte werd gebruikt.
Verder zijn in deze telefoon foto’s (en video’s) aangetroffen die te relateren zijn aan de uitvoer van verdovende middelen of ketamine via de poststroom, te weten:
- 8 afbeeldingen van verzendbewijzen die dateren uit de periode van 22 september 2020 tot 22 januari 2021 en als afzender adres steeds een adres in Frankrijk hadden;
- afbeeldingen van verzendklare postpakketten die vanaf 17 augustus 2020 zijn gefotografeerd en die zijn voorzien van een verzendadres in onder meer Frankrijk en de Verenigde Staten;
- afbeeldingen en video’s van (vermoedelijk) verdovende middelen, die meestal met de mobiele telefoon van verdachte waren gemaakt in de periode tussen half augustus 2020 en half februari 2021;
- een op 25 februari 2021 in deze telefoon vastgelegde afbeelding van de laadruimte van een witte bestelbus waarin postpakketten zichtbaar zijn;
- 73 vastgelegde loggings van vertalingen vanuit en naar de Chinese taal in Google Translate in de periode van 22 september 2020 tot 4 februari 2021 van vertalingen die betrekking hebben op het verzenden van postpakketten;
- een op 2 januari 2021 in deze telefoon vastgelegde foto van een ING-bankpas op naam van [medeverdachte 13] . [4]
Uit de dossierstukken blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 12] op 20 maart 2020 een postpakket ter verzending naar Hong Kong heeft aangeboden en dat de verzendkosten daarvan werden betaald met een creditcard, die gekoppeld was aan het rekeningnummer van voornoemde ING-bankpas. [5]
Uit de onderzochte locatiegegevens van de telefoon van verdachte blijkt onder meer dat deze telefoon zich op 27 september 2020 in Amsterdam bevond en in de periode van 28 september 2020 tot 11 februari 2021 vrijwel steeds locaties aanstraalde in [woonplaats] waaronder de [adres] en directe omgeving. [6]
Daags na de doorzoeking op 2 maart 2021 is een postpakket bezorgd op het adres [woonplaats] dat tien plastic documenthouders en twaalf matrasovertrekken bleek te bevatten. Gelet op de omstandigheden is het vermoeden ontstaan dat ook deze goederen bestemd waren om gebruikt te worden als deklading voor het verzenden van verdovende middelen. [7]
Gelet op de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, waarbij de rechtbank in het bijzonder bewijskracht toekent aan de inhoud van de telefoon van verdachte, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij pas anderhalve dag in de woning aan de [adres] verbleef en niets weet van het verzenden van postpakketten noch van verdovende middelen en ketamine in de woning ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voorgaande dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van MDMA, metamfetamine en ketamine in de woning aan de [woonplaats] .
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde in het bijzonder het navolgende.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is het verboden om zonder registratie werkzame stoffen te bereiden, in te voeren, af te leveren, uit te voeren, dan wel te verhandelen. Blijkens het tweede lid van dit artikel vindt die registratie plaats door inschrijving in een door Onze Minister bijgehouden register door middel van een door Onze Minister beschikbaar te stellen registratieformulier.
Uit onderzoek is niet gebleken dat aan verdachte een registratie is afgegeven voor activiteiten met werkzame stoffen als bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. [8]
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat, nu de bijlagen 5 en 6 niet bij de brief van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van 1 juli 2021 zijn gevoegd, niet kan worden vastgesteld dat ten aanzien van verdachte een handelsvergunning dan wel een registratie ontbreekt.
De rechtbank stelt vast dat in deze brief wordt verwezen naar zeventien verdachten in verband met de werkzame stoffen die zijn aangetroffen en in beslag genomen zijn op de vijf verschillende locaties waaronder de [woonplaats] . Verdachte is bij de doorzoeking op 2 maart 2021 aangetroffen in de woning aan die [adres], zodat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn dan dat ook de naam van verdachte is opgenomen in de bijlagen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ook het opzet bewezen, op zowel het aanwezig hebben als het afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden MDMA en op het aanwezig hebben van cocaïne, alsmede op het
- zonder registratie - aanwezig hebben, afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden ketamine.
Pleegperiode
De rechtbank gaat, gelet op de resultaten van de onderzochte locatiegegevens in de mobiele telefoon van verdachte, voor wat betreft de pleegperiode van het onder 1 en 2 ten laste gelegde uit van 27 september 2020 als startdatum.
Medeplegen
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte telkens een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en anderen opleveren, zodat het ten laste gelegde medeplegen ook kan worden bewezen.
Feit 3- Witwassen
Bij de doorzoeking van de woning aan de [woonplaats] op 2 maart 2021 is een contant geldbedrag van 2.000 euro aangetroffen in een slaapkamerkast. Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van dit geldbedrag in de woning en bovendien gaat het niet om een zodanig groot bedrag dat op voorhand vermoed moet worden dat dit geld van misdrijf afkomstig zou kunnen zijn.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 27 september 2020 tot en met 2 maart 2021 te ’s-Gravenhage en/althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
meermalen,
- telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
telkens als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of
- telkens opzettelijk heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en/of
- telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid van een materiaa1 bevattende MDMA (XTC) en/of
metamfetamine (Crystal Meth), zijnde telkens een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 .
hij in de periode van 27 september 2020 tot en met 2 maart 2021 te ’s-Gravenhage
en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
meermalen,
telkens opzettelijk zonder registratie een grote hoeveelheid van een werkzame
stof te
weten ketamine, in voorraad heeft gehad en heeft afgeleverd en heeft
uitgevoerd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht,
- de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet,
- artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en
- de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat in geval van een bewezenverklaring van een of meer van de ten laste gelegde feiten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, afleveren, verstrekken, vervoeren en het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA (XTC) en metamfetamine (Crystal Meth), alsmede aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne.
Door zijn handelwijze heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) en cocaïne, alsmede ketamine voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen zijn waaraan de gebruikers gemakkelijk verslaafd raken, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van deze drugs, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevaren voor de gezondheid van drugsgebruikers en de nadelige gevolgen daarvan voor de maatschappij maar enkel oog heeft gehad voor persoonlijk financieel gewin. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben, afleveren en uitvoeren van grote hoeveelheden ketamine, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. Artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet beoogt de volksgezondheid te beschermen en de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken. Het handelen van verdachte belemmert dit doel en kan de volksgezondheid fors beschadigen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voor wat betreft de bewezen verklaarde Opiumwetmisdrijven de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en daarbij gelet op de mate van betrokkenheid bij die feiten en de hoeveelheden verdovende middelen en ketamine die in zijn woning zijn aangetroffen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 februari 2022, waaruit volgt dat verdachte (in Nederland) niet eerder niet in aanraking is geweest met politie en/of justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank in dit geval oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.5
De in beslag genomen voorwerpen
7.5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 2.000,00.
7.5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag niet onder verdachte in beslag genomen is.
7.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van het
geldbedrag van € 2.000,00, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste
gelegde en niet is komen vast te staan wie als eigenaar van dit geld kan worden
aangemerkt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van het op de (in kopie aan dit vonnis gehechte) beslaglijst vermelde geldbedrag van € 2.000,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. S.H. Peper en N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper en mr. N.J.C. Monincx zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie met de aanduiding 26Coleman / LEFC920002-865. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van het Algemeen Dossier (AD) en Zaaksdossiers (ZD) van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Relaasproces-verbaal, pagina 19 t/m 148
3.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres], LEFC92002-773, pagina 695-699; Proces-verbaal van bevindingen [adres], LEFC920002-771, pagina 700-703;Proces-verbaal aangetroffen goederen, LEFC920002-804, pagina 704-705; Proces-verbaal FO [adres] Den Haag, pagina 706-729; Zaaksdosier aanvulling Relaasproces-verbaal met als bijlage Proces-verbaal PL2600-20200114005-11, pagina 2451-2456
4.Proces-verbaal onderzoek telefoon Huawei HE1480.01.01.002, LEFC920002-899, pagina 276-296
5.Relaasproces-verbaal, pagina 33
6.Proces-verbaal onderzoek telefoon Huawei HE1480.01.01.002, LEFC920002-899, pagina 276-296
7.Relaasproces-verbaal, pagina 56 en Proces-verbaal onderzoek pakker 07080014358769, LEFC920002-838, pagina 730-732
8.Zaaksdosier aanvulling Relaasproces-verbaal, pagina 12