ECLI:NL:RBOVE:2022:4108

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
08/963514-20 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in drugs en witwassen

Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1953 in China, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden verdovende middelen, waaronder MDMA (XTC) en metamfetamine (Crystal Meth), en het zonder registratie in voorraad hebben van ketamine. De verdachte heeft in de periode van 17 april 2019 tot 3 juli 2020 meerdere postpakketten met verborgen verdovende middelen ter verzending naar het buitenland aangeboden. Tijdens het onderzoek zijn bij doorzoekingen in zijn woning en die van medeverdachten aanzienlijke hoeveelheden drugs en contante geldbedragen aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op actieve wijze betrokken was bij de handel in verdovende middelen en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van deze middelen in de postpakketten. Daarnaast is de verdachte schuldig bevonden aan witwassen van een geldbedrag van 20.000 euro, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963514-20 (LP) (P)
Datum vonnis: 21 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] (China),
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 maart 2022 en 8 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Hofstee en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. S. Wortel, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feit 1: het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden verdovende middelen (MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of cocaïne);
  • feit 2: het al dan niet opzettelijk, zonder registratie, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren, uitvoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden ketamine;
  • feit 3: witwassen;
  • feit 4: deelneming aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot 3 juli 2020 te Breda
en/of Rotterdam en/of Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/althans
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,

(telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of

- (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of

verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en/of

- (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)1(en) bevattende
MDMA(XTC) en/of methamfetamine (Christal Meth) en/of cocaïne en/althans/zijnde
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2 .

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot 3 juli 2020 te Breda
en/of Rotterdam en/of Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/althans
(elders) in Nederland,
tezamen en in verenging met een ander of anderen en/althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) al dan niet opzettelijk
zonder registratie (een grote hoeveelheid/hoeveelheden van een) werkzame
stoffen en/of een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten
ketamine, in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft
afgeleverd en/of heeft uitgevoerd of anderszins buiten Nederlands grondgebied
heeft gebracht;

3 .

hij op of omstreeks 6 juli 2020, in de gemeente Breda,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
a) van één of meer voorwerp(en), te weten van één of meer (contant(e)
geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 20.000,-- euro, althans
enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de
vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld
en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en)
was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en)
dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren
uit enig misdrijf,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e))
geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 20.000,-- euro, althans
enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e)
voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;

4.

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot 3 juli 2020 te Breda en/of
Rotterdam en/of Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam, en/althans (elders)
m Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van hem, verdachte en/of Zhihang [medeverdachte 1] en/of een of meer andere natuurlijke
personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, als bedoeld in:
- artikel 2 van de Opiumwet en/of
- artikel 38/40 van de Geneesmiddelenwet, en/of
- artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Binnen de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie is het Post Interventieteam een specialistisch team dat zich richt op onderzoek naar de uitvoer van onder meer verdovende middelen via de poststroom. Op basis van verschillende meldingen van via de postdiensten ter verzending naar het buitenland aangeboden postpakketten - met daarin een verborgen hoeveelheid verdovende middelen - ontstond het vermoeden dat er mogelijk sprake was van een crimineel samenwerkingsverband met personen van Oost-Aziatische afkomst. Daarop is in januari 2020 het opsporingsonderzoek 26Coleman gestart.
Om zicht te krijgen op de mogelijke verdachten zijn gedurende het opsporingsonderzoek
26Coleman onder meer diverse observaties uitgevoerd. Uit dat onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat in de periode tussen 12 november 2018 en 2 maart 2021 tenminste
63 postpakketten met een verborgen inhoud verdovende middelen of andere verboden middelen (vaak grote hoeveelheden ketamine of MDMA (XTC), maar ook metamfetamine (Crystal Meth), LSD(-zegels) en cocaïne) via een postdienst ter verzending naar het buitenland zijn aangeboden.
Als deklading werden voor de postpakketten diverse gebruiksgoederen gebruikt, zoals tuinlampen, fotolijsten, gereedschapssets, thermosflessen, tafelpoten, wandklokken, alsmede biafine-tubes en snoepgoed, waarin de verdovende middelen of ketamine werden verborgen, of waaraan wantongborden werden toegevoegd met een daarin verborgen lading verdovende middelen of ketamine.
Tijdens de actiedag op 2 maart 2021 zijn bij doorzoekingen in de woningen van meerdere bij de verzending van de postpakketten betrokken personen kleinere en grotere hoeveelheden XTC (MDMA) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of ketamine en/of cocaïne aangetroffen. Ook werden dekladingen en diverse verpakkingsmaterialen aangetroffen.
In het kader van het onderzoek 26Coleman zijn thans gedagvaard verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6], [medeverdachte 7], [medeverdachte 8], [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10].
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op de in zijn pleitnota aangegeven gronden integrale vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Omdat in de zaken van verdachte en de medeverdachten voor een groot deel dezelfde overwegingen worden gehanteerd en de medeverdachten deels dezelfde achternamen hebben zal de rechtbank in de navolgende bewijsoverwegingen de medeverdachten steeds (voor zover bekend) bij hun volledige voornamen en achternamen noemen op de wijze waarop ze zijn gedagvaard.
De rechtbank zal, gelet op de samenhang van de ten laste gelegde feiten en ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis eerst de verdenking ten aanzien van deelneming aan een criminele organisatie bespreken.
Feit 4 - Deelneming aan een criminele organisatie
Uit de bevindingen van de uitgevoerde observaties in onderling verband en in samenhang bezien met de inhoud van de onderschepte postpakketten en de in de diverse woningen aangetroffen goederen en geldbedragen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een groep personen die zich - als inpakker en/of chauffeur en/of verzender - in wisselende samenstellingen, in de periode van begin november 2018 tot en met 2 maart 2021 gezamenlijk en intensief bezig heeft gehouden met het naar het buitenland verzenden van postpakketten, met daarin telkens een verborgen hoeveelheid verdovende middelen of ketamine.
De rechtbank acht daartoe redengevend dat:
  • uit observaties blijkt dat verschillende verdachten persoonlijk contact met elkaar hadden en elkaar regelmatig op dezelfde locaties ontmoetten;
  • uit onderzoek is gebleken dat voor het aanbieden en verzenden van de postpakketten door de verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek steeds gebruik werd gemaakt van dezelfde Modi Operandi, die onder meer bestond uit het telkens aanbieden van meerdere postpakketten (soms) in een kort tijdsbestek op telkens verschillende service-/verzendpunten, waarbij gebruik werd gemaakt van een specifieke deklading voor het verbergen van de verdovende middelen, met name wantongborden;
  • een groot deel van de 63 ter verzending aangeboden, maar (vervolgens) onderschepte en onderzochte postpakketten een verborgen grote hoeveelheid van (meestal) meerdere kilo’s MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) of ketamine bevatte, dan wel (incidenteel) een hoeveelheid cocaïne (450 gram) of LSD-zegels (eenmaal 1.000 LSD-zegels en eenmaal 3.000 LSD-zegels);
  • tijdens de doorzoekingen op 2 maart 2021 in de woningen
van verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek onder meer grote hoeveelheden MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of ketamine zijn aangetroffen en grote contante geldbedragen, alsmede diverse verpakkingsmaterialen en (gebruiks)goederen die overeenkomen met de verpakkingsmaterialen van de eerder ter verzending aangeboden postpakketten en met de aangetroffen inhoud daarvan, zoals onder meer de wantongborden.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat sprake is van een samenwerkingsverband van meerdere personen dat als oogmerk had het uitvoeren van verdovende middelen, het uitvoeren van ketamine en het witwassen van de verdiensten van die handel.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de gedragingen van de organisatie en hij kan worden aangemerkt als één van de personen die - al dan niet samen met een ander of anderen - werkzaamheden heeft verricht als vervoerder/verzender van postpakketten naar het buitenland.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had van het oogmerk van de organisatie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De bewijsmiddelen geven naar het oordeel van de rechtbank weliswaar inzicht in de feitelijke omstandigheden en de feitelijke gedragingen van de individuele personen (onder meer op grond van de binnen het opsporingsonderzoek uitgevoerde observaties), maar de bewijsmiddelen geven geen of onvoldoende inzicht in het functioneren van de organisatie en evenmin in het functioneren van verdachte en medeverdachten in die organisatie. Niet kan namelijk worden vastgesteld of het bij bepaalde gedragingen om individuele keuzes van individuele verdachten gaat (met eventueel hulp van een of meer medeverdachten) dan wel om gedragingen binnen een organisatie. De rechtbank betrekt daarbij dat in het dossier - behoudens enkele WeChat-berichten - elke vorm van communicatie tussen de verdachten onderling ontbreekt en dat binnen het opsporingsonderzoek 26Coleman onvoldoende aanwijzingen zijn gevonden van een structuur en de wijze waarop de samenwerking binnen de organisatie plaatsvond.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen bevat om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap had van het bestaan van een criminele organisatie en van het oogmerk van die organisatie.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de bedoelde criminele organisatie en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 1 (artikel 2 Opiumwet) en feit 2 (overtreding van de Geneesmiddelenwet)
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
1. en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende, waarbij allereerst hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 4 is overwogen als herhaald en ingelast geldt. [2]
Uit de bevindingen van de observaties blijkt onder meer dat verdachte op 17 april 2019,
31 mei 2019 en 26 juni 2020 in België een postpakket met daarin verborgen een hoeveelheid verdovende middelen ter verzending naar het buitenland heeft aangeboden. [3]
Het op 17 april 2019 in Antwerpen ter verzending aangeboden pakket met bestemming Nieuw Zeeland bevatte 6,525 kilogram MDMA. Door verdachte werd contant 500 euro aan verzendkosten betaald. De deklading van het postpakket bestond uit dozen Rock Sugar Candy (snoepgoed). [4]
Het op 31 mei 2019 in Antwerpen ter verzending aangeboden pakket met bestemming Australië bevatte een (onbekende) hoeveelheid MDMA. Door verdachte werd met zijn eigen pinpas digitaal 570,66 euro aan verzendkosten betaald. Verdachte heeft na deze betaling al na 12 minuten een betaling van 904,40 euro gedaan bij een andere DHL-vestiging in Antwerpen [5]
Het op 26 juni 2020 ter verzending aangeboden pakket met bestemming Verenigde Staten bevatte 2,5 kilogram XTC. [6]
Uit de bevindingen van de observaties blijkt verder dat verdachte meermalen is gezien bij de woning aan de [adres 1], waar tijdens de doorzoeking op 2 maart 2021 diverse verdovende middelen en ketamine zijn aangetroffen. [7]
Op 3 juli 2020 is gezien dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 8] op de [adres 1] ter hoogte van de percelen [huisnummers] met een aantal grote tassen richting het voertuig van verdachte liepen (met kenteken [kenteken]) en dat zij die tassen in dit voertuig plaatsten. Daarna reed verdachte weg in de richting van Bergen op Zoom. [8]
Op 6 juli 2020 is aan het onderzoeksteam meegedeeld dat verdachte op 3 juli 2020 door de Franse politie op heterdaad was aangehouden, nadat in zijn auto 2.386 gram aan MDMA-tabletten en 6.080 gram MDMA-poeder, alsmede een contant geldbedrag van ruim 4.000 euro was aangetroffen en in beslag was genomen.
De verdovende middelen waren verpakt in biafine-tubes en thermosflessen. Verdachte heeft tegenover de Franse politie verklaard door [medeverdachte 11] (zijnde [medeverdachte 11]) betaald te zijn om de pakketten naar de Verenigde Staten te versturen en niets te hebben geweten van de verborgen verdovende middelen. [9]
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte aan de [woonplaats] op 6 juli 2020 is administratie aangetroffen en in beslag genomen die te relateren is aan de verzending van postpakketten, zoals douaneformulieren en kassabonnen voor twee in België ter verzending aangeboden postpakketten. Het handschrift op deze douaneformulieren was gelijk aan het handschrift op het in beslag genomen postpakket van 26 juni 2020. [10]
Verdachte heeft tegenover de politie - kort samengevat - verklaard dat hij in 2019 en 2020 meerdere pakketjes ter verzending naar het buitenland heeft ingeleverd in opdracht van [medeverdachte 8] en dat hij 50 of 100 euro per ingeleverd postpakket kreeg van deze [medeverdachte 8]. Voor een in Frankrijk ingeleverd postpakket kreeg hij 500 euro. [11]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte in opdracht van onder andere [medeverdachte 8] meerdere postpakketten ter verzending naar het buitenland heeft aangeboden. Gelet op de omstandigheid dat in de woning aan de [adres 1] zowel MDMA, amfetamine als ketamine is aangetroffen en verdachte bij die woning ook samen met medeverdachte [medeverdachte 8] is gezien, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte ook postpakketten met een verborgen inhoud ketamine ter verzending heeft aangeboden.
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van verdovende middelen in de postpakketten, die hij in opdracht en tegen betaling op diverse plaatsen ter verzending aanbood. Verdachte is daarmee op actieve wijze betrokken geweest bij het afleveren, vervoeren, verstrekken en uitvoeren van de diverse postpakketten met daarin verdovende middelen en ketamine
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij - kort samengevat – vier postpakketten heeft verzonden en niet heeft geweten dat de postpakketten verborgen verdovende middelen bevatten. Gelet op de gedragingen van verdachte en tegen de achtergrond van de verklaringen van verdachte tegenover de politie – die de rechtbank als authentiek aanmerkt, acht de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting ongeloofwaardig. Verdachte heeft onder de gegeven feitelijke omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de keuze gemaakt om zich samen met anderen actief bezig te houden met de handel in verdovende middelen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde in het bijzonder het navolgende.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is het verboden om zonder registratie werkzame stoffen te bereiden, in te voeren, af te leveren, uit te voeren, dan wel te verhandelen. Blijkens het tweede lid van dit artikel vindt die registratie plaats door inschrijving in een door Onze Minister bijgehouden register door middel van een door Onze Minister beschikbaar te stellen registratieformulier.
Uit onderzoek is niet gebleken dat aan verdachte een registratie is afgegeven voor activiteiten met werkzame stoffen als bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. [12]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ook het opzet bewezen, op zowel het aanwezig hebben als het afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden MDMA , alsmede op het - zonder registratie - aanwezig hebben, afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden ketamine.
Pleegperiode
De rechtbank gaat, gelet op de data van door verdachte ter verzending aangeboden postpakketten, voor wat betreft de pleegperiode van het onder 1 ten laste gelegde uit van 17 april 2019 als startdatum en 1 januari 2020 voor wat betreft de startdatum van het onder 2 ten laste gelegde.
Medeplegen
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte telkens een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en anderen opleveren, zodat het ten laste gelegde medeplegen ook kan worden bewezen.
Feit 3 - Witwassen
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
3 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte aan de [woonplaats] op 6 juli 2020 is een contant geldbedrag van 20.000 euro aangetroffen in een verborgen ruimte achter een boekenkast. [13]
De rechtbank stelt vast dat de omstandigheden waaronder het geld werd aangetroffen als zogenaamde typologieën van - en daarmee kenmerkend - voor witwassen zijn aan te merken. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. In dit verband zijn het plegen van Opiumwetmisdrijven en witwassen onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De hiervoor onder feit 1 en feit 2 beschreven feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven. De rechtbank stelt verder vast dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor legale inkomsten van verdachte. Van verdachte mag dan worden verwacht dat hij een verifieerbare verklaring geeft over de eventuele legale herkomst van het geld.
Verdachte heeft verklaard dat het geld spaargeld betreft voor onderhoud van zijn gebit, voor de behandeling van andere gezondheidsklachten en zijn begrafenis. De rechtbank acht die verklaring niet geloofwaardig, nu verdachte daarvan geen verifieerbare gegevens heeft verstrekt en die verklaring niet op enige wijze heeft onderbouwd. De rechtbank volgt deze verklaring daarom niet.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook bewezen dat het geld afkomstig moet zijn uit enig misdrijf en dat verdachte hiervan op de hoogte was.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van 20.000 euro, waarbij de werkelijke aard en herkomst van het geld is verborgen en verhuld en waarbij verdachte dit geld voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht in het dossier geen bewijs voorhanden voor de overige ten laste gelegde bestanddelen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Medeplegen
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte telkens een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en een of meer anderen opleveren, zodat het ten laste gelegde medeplegen ook kan worden bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 17 april 2019 tot 3 juli 2020 te Breda en/of Rotterdam en/of
Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
meermalen,
- telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
telkens als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of
- telkens opzettelijk heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en/of
- telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid van een materiaa1 bevattende MDMA (XTC) en/of
metamfetamine (Crystal Meth), zijnde telkens een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 .
hij in de periode van 17 april 2019 tot 3 juli 2020 te Breda en/of Rotterdam en/of
Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
meermalen,
telkens opzettelijk zonder registratie een grote hoeveelheid van een werkzame
stof, te weten ketamine, in voorraad heeft gehad en heeft afgeleverd en heeft
uitgevoerd;
3.
hij op 6 juli 2020 in de gemeente Breda,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
a.
a) van voorwerpen, te weten van contante geldbedragen tot een totaalbedrag
van 20.000,-- euro, de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en verhuld en
heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende op het geldbedrag was, terwijl hij,
verdachte, en zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en
b) voorwerpen, te weten contante geldbedragen tot een totaalbedrag van 20.000,--
euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s)
wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit
enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- de artikelen 47, 55 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht,
- de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet,
- artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en
- de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Feit 3:
het misdrijf: medeplegen van witwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring geen langere straf op te leggen dan de tijd die verdachte eerder in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarbij rekening te houden met de veroordeling van verdachte in Frankrijk in 2020, op grond waarvan artikel 63 Sr dient te worden toegepast. De raadsman heeft verder gewezen op de leeftijd en matige gezondheidssituatie van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, afleveren, verstrekken, vervoeren en het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA (XTC) en metamfetamine (Crystal Meth
Door zijn handelwijze heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) en cocaïne, alsmede ketamine voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen zijn waaraan de gebruikers gemakkelijk verslaafd raken, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van deze drugs, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevaren voor de gezondheid van drugsgebruikers en de nadelige gevolgen daarvan voor de maatschappij maar enkel oog heeft gehad voor persoonlijk financieel gewin. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben, afleveren en uitvoeren van grote hoeveelheden ketamine, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. Artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet beoogt de volksgezondheid te beschermen en de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken. Het handelen van verdachte belemmert dit doel en kan de volksgezondheid fors beschadigen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Verdachte heeft zich ten slotte ook schuldig gemaakt aan medeplegen van witwassen, dat gericht is op het veiligstellen van uit misdrijf afkomstige opbrengsten. Met de handel in drugs worden enorme bedragen verdiend. Geld dat vaak wordt witgewassen en aldus zijn weg naar de bovenwereld vindt, wat ondermijnend werkt. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Dit handelen van verdachte bevordert het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbare legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Verdachte heeft zich aan deze voor de samenleving zeer nadelige gevolgen niets gelegen laten liggen en met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden daarvan.
De rechtbank acht dit dan ook een ernstig feit.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voor wat betreft de bewezen verklaarde Opiumwetmisdrijven de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en daarbij gelet op het aantal aan verdachte toe rekenen verzonden postpakketten en de mate van betrokkenheid bij de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 februari 2022, waaruit volgt dat verdachte (in Nederland) niet eerder is veroordeeld voor Opiumwetmisdrijven.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in Frankrijk is veroordeeld voor (onder meer) het bezit van de op 3 juli 2020 in Frankrijk in zijn auto aangetroffen verdovende middelen.
De rechtbank houdt daarmee op grond van het bepaalde in artikel 63 Sr rekening, mede gelet op de samenhang van die zaak met de onderhavige bewezen verklaarde feiten.
Bij het bepalen van de straf overweegt de rechtbank dat verdachte gedurende langere tijd strafbare feiten heeft gepleegd, waarbij het aantal strafbare feiten zodanig is geweest dat de rechtbank een hogere straf oplegt dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank in dit geval oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.5
De in beslag genomen voorwerpen
7.5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 20.000,00.
7.5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om teruggave van het beslag aan verdachte.
7.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voornoemd op de beslaglijst vermelde geldbedrag moet worden verbeurd verklaard, omdat met dit geldbedrag het onder 3 bewezen verklaarde feit is begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Feit 3:
het misdrijf: medeplegen van witwassen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het op de (in kopie aan dit vonnis gehechte) beslaglijst vermelde geldbedrag van € 20.000,00.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. S.H. Peper en N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper en mr. N.J.C. Monincx zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie met de aanduiding 26Coleman / LEFC920002-865. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van het Algemeen Dossier (AD) en Zaaksdossiers (ZD) van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Relaasproces-verbaal, pagina 19 t/m 148
3.Relaasproces-verbaal, pagina 24, 81, 82 en 104
4.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen Rock Sugar Candy, LEFC920002-111, pagina 1088-1090; Proces-verbaal 19d0000413 Onderzoek België rock sugar, pagina 1091-1096
5.Proces-verbaal LEFC920002-92 IKEA tafelpoten België, pagina 1097-1100; Proces-verbaal 19d000765 Onderzoek België tafelpoten, pagina 1101-1105; V.60.BZ.000484/19 PV België, pagina 1106-1113; Bevindingen bankrekeninggegevens [naam], pagina 190-192
6.Onderzoek België, 26 juni 2020, pagina 1361-1365
7.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen NS947K, pagina 693-694; Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres 1], LEFC92002-773, pagina 695-699; Proces-verbaal van bevindingen [adres 1], LEFC920002-771, pagina 700-703;Proces-verbaal aangetroffen goederen, LEFC920002-804, pagina 704-705; Proces-verbaal FO [adres 1], pagina 706-729; Zaaksdossier aanvulling Relaasproces-verbaal met als bijlage Proces-verbaal PL2600-20200114005-11, pagina 2451-2456
8.Proces-verbaal van bevindingen LEFC920002-371 – ontmoeting [verdachte] en [medeverdachte 1], pagina 59-63
9.Proces-verbaal LEFC920002-678 PV Franse Processtukken [verdachte], pagina 64-66; Proces-verbaal 00029-2020-000473 Franse politie PV [verdachte], pagina 67-100; Vertaling douanestukken, pagina 138-160; Proces-verbaal LEFC920002-589 PV Franse Processtukken [verdachte], pagina 161-163
10.Relaasproces-verbaal, pagina 25 en pagina 60; Proces-verbaal van doorzoeking [woonplaats], LEFC920002365, pagina 897-901
11.Relaasproces-verbaal, pagina 25; Proces-verbaal van verhoor [verdachte], pagina 1969-1975
12.Zaaksdosier aanvulling Relaasproces-verbaal, pagina 12
13.Relaasproces-verbaal, pagina 25 en pagina 60; Proces-verbaal van doorzoeking [woonplaats], LEFC920002365, pagina 897-90