ECLI:NL:RBOVE:2022:4109

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
08/963592-20 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 36-jarige man voor het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs en verdovingsmiddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 april 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 36-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs en verdovingsmiddelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek van de Nationale Politie, genaamd 26Coleman, dat zich richtte op de uitvoer van verdovende middelen via de post. Tijdens het onderzoek zijn er diverse observaties uitgevoerd en zijn er in totaal 63 postpakketten met verborgen verdovende middelen onderschept. De verdachte werd in de woning aangetroffen met aanzienlijke hoeveelheden MDMA, metamfetamine en ketamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze middelen aanwezig had en dat hij betrokken was bij een criminele organisatie, hoewel de deelname aan die organisatie niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van drie jaar had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een straf van negen maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963592-20 (LP) (P)
Datum vonnis: 21 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
voorheen wonende/verblijvende aan de [adres] ,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 maart 2022 en 8 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Hofstee en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feit 1: het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden verdovende middelen (MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of cocaïne);
  • feit 2: het al dan niet opzettelijk, zonder registratie, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren, uitvoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden ketamine;
  • feit 3: deelneming aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 2 maart 2021, te
Rotterdam en/of Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam althans (elders) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,

(telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of

- (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of

verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en/of

- (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)1(en) bevattende
MDMA(XTC) en/of methamfetamine (Christal Meth) en/of cocaïne en/althans/zijnde
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2 .

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 2 maart 2021
althans op of omstreeks 2 maart 2021 te Rotterdam en/of Den Haag en/of
Amstelveen en/of Amsterdam en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in verenging met een ander of anderen en/althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) al dan niet opzettelijk
zonder registratie (een grote hoeveelheid/hoeveelheden van een) werkzame
stoffen en/of een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten
ketamine, in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft
afgeleverd en/of heeft uitgevoerd of anderszins buiten Nederlands grondgebied
heeft gebracht;

3 .

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 2 maart 2021 te
Rotterdam en/of Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam, en/althans (elders)
m Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer andere natuurlijke
personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, als bedoeld in:
- artikel 2 van de Opiumwet en/of
- artikel 38/40 van de Geneesmiddelenwet, en/of
- artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Binnen de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie is het Post Interventieteam een specialistisch team dat zich richt op onderzoek naar de uitvoer van onder meer verdovende middelen via de poststroom. Op basis van verschillende meldingen van via de postdiensten ter verzending naar het buitenland aangeboden postpakketten - met daarin een verborgen hoeveelheid verdovende middelen - ontstond het vermoeden dat er mogelijk sprake was van een crimineel samenwerkingsverband met personen van Oost-Aziatische afkomst. Daarop is in januari 2020 het opsporingsonderzoek 26Coleman gestart.
Om zicht te krijgen op de mogelijke verdachten zijn gedurende het opsporingsonderzoek
26Coleman onder meer diverse observaties uitgevoerd. Uit dat onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat in de periode tussen 12 november 2018 en 2 maart 2021 tenminste
63 postpakketten met een verborgen inhoud verdovende middelen of andere verboden middelen (vaak grote hoeveelheden ketamine of MDMA (XTC), maar ook metamfetamine (Crystal Meth), LSD(-zegels) en cocaïne) via een postdienst ter verzending naar het buitenland zijn aangeboden.
Als deklading werden voor de postpakketten diverse gebruiksgoederen gebruikt, zoals tuinlampen, fotolijsten, gereedschapssets, thermosflessen, tafelpoten, wandklokken, alsmede biafine-tubes en snoepgoed, waarin de verdovende middelen of ketamine werden verborgen, of waaraan wantongborden werden toegevoegd met een daarin verborgen lading verdovende middelen. of ketamine.
Tijdens de actiedag op 2 maart 2021 zijn bij doorzoekingen in de woningen van meerdere bij de verzending van de postpakketten betrokken personen kleinere en grotere hoeveelheden XTC (MDMA) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of ketamine en/of cocaïne e aangetroffen. Ook werden dekladingen en diverse verpakkingsmaterialen aangetroffen.
In het kader van het onderzoek 26Coleman zijn thans gedagvaard verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, waarbij is verzocht om (zo begrijpt de rechtbank) ten aanzien van alle feiten als pleegperiode bewezen te verklaren de periode van 14 augustus 2020 tot en met 2 maart 2021.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op de in haar pleitnota aangegeven gronden primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat in het geval van een bewezenverklaring de ten laste gelegde feiten slechts bewezen kunnen worden voor de periode van 14 augustus 2020 tot en met 2 maart 2021.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Omdat in de zaken van verdachte en de medeverdachten voor een groot deel dezelfde overwegingen worden gehanteerd en de medeverdachten deels dezelfde achternamen hebben zal de rechtbank in de navolgende bewijsoverwegingen de medeverdachten steeds (voor zover bekend) bij hun volledige voornamen en achternamen noemen op de wijze waarop ze zijn gedagvaard.
De rechtbank zal, gelet op de samenhang van de ten laste gelegde feiten en ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis eerst de verdenking ten aanzien van deelneming aan een criminele organisatie bespreken.
Feit 3 - Deelneming aan een criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak onder een criminele organisatie
als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt bedoeld een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen tenminste twee personen. Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts sprake zijn als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk. Voor deelneming is vereist dat verdachte - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Uit de bevindingen van de uitgevoerde observaties in onderling verband en in samenhang bezien met de inhoud van de onderschepte postpakketten en de in de diverse woningen aangetroffen goederen en geldbedragen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een groep personen die zich - als inpakker en/of chauffeur en/of verzender - in wisselende samenstellingen, in de periode van begin november 2018 tot en met 2 maart 2021 gezamenlijk en intensief bezig heeft gehouden met het naar het buitenland verzenden van postpakketten, met daarin telkens een verborgen hoeveelheid verdovende middelen of ketamine.
De rechtbank acht daartoe redengevend dat:
  • uit observaties blijkt dat verschillende verdachten persoonlijk contact met elkaar hadden en elkaar regelmatig op dezelfde locaties ontmoetten;
  • uit onderzoek is gebleken dat voor het aanbieden en verzenden van de postpakketten door de verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek steeds gebruik werd gemaakt van dezelfde Modi Operandi, die onder meer bestond uit het telkens aanbieden van meerdere postpakketten (soms) in een kort tijdsbestek op telkens verschillende service-/verzendpunten, waarbij gebruik werd gemaakt van een specifieke deklading voor het verbergen van de verdovende middelen, met name wantongborden;
  • een groot deel van de 63 ter verzending aangeboden, maar (vervolgens) onderschepte en onderzochte postpakketten een verborgen grote hoeveelheid van (meestal) meerdere kilo’s MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) of ketamine bevatte, dan wel (incidenteel) een hoeveelheid cocaïne (450 gram) of LSD-zegels (eenmaal 1.000 LSD-zegels en eenmaal 3.000 LSD-zegels);
  • tijdens de doorzoekingen op 2 maart 2021 in de woningen
van verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek onder meer grote hoeveelheden MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of ketamine zijn aangetroffen en/of grote contante geldbedragen, alsmede diverse verpakkingsmaterialen en (gebruiks)goederen die overeenkomen met de verpakkingsmaterialen van de eerder ter verzending aangeboden postpakketten en met de aangetroffen inhoud daarvan, zoals onder meer de wantongborden.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat sprake is van een samenwerkingsverband van meerdere personen dat als oogmerk had het uitvoeren van verdovende middelen, het uitvoeren van ketamine en het witwassen van de verdiensten van die handel.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte kan worden aangemerkt als één van de personen die een rol heeft gespeeld bij de gedragingen van de organisatie en die - al dan niet samen met een ander of anderen –-werkzaamheden op de locatie [adres] heeft uitgevoerd als inpakker en/of verzender. Verder blijkt dat verdachte voorafgaand aan 2 maart 2021 al enkele maanden in deze woning verbleef.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had van het oogmerk van de organisatie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De bewijsmiddelen geven naar het oordeel van de rechtbank weliswaar inzicht in de feitelijke omstandigheden en de feitelijke gedragingen van de individuele personen (onder meer op grond van de binnen het opsporingsonderzoek uitgevoerde observaties), maar de bewijsmiddelen geven echter geen of onvoldoende inzicht in het functioneren van de organisatie en evenmin in het functioneren van verdachte en medeverdachten in die organisatie. Niet kan namelijk worden vastgesteld of het bij bepaalde gedragingen om individuele keuzes van individuele verdachten gaat (met eventueel hulp van een of meer medeverdachten) dan wel om gedragingen binnen een organisatie. De rechtbank betrekt daarbij dat in het dossier - behoudens enkele WeChat-berichten - elke vorm van communicatie tussen de verdachten onderling ontbreekt en dat binnen het opsporingsonderzoek 26Coleman onvoldoende aanwijzingen zijn gevonden van een structuur en de wijze waarop de samenwerking binnen de organisatie plaatsvond.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen bevat om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap had van het bestaan van een criminele organisatie en van het oogmerk van die organisatie.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de bedoelde organisatie en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 1 (artikel 2 Opiumwet) en feit 2 (overtreding van de Geneesmiddelenwet)
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
1. en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende, waarbij allereerst hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 3 is overwogen als herhaald en ingelast geldt. [2]
Verdachte is op 2 maart 2021 aangetroffen in de woning aan de [adres] . [3]
Bij de doorzoeking van deze woning is in totaal 467 gram MDMA, alsmede ketamine en metamfetamine aangetroffen en in beslag genomen. [4]
In de trapkast van de woonkamer werden twee voor verzending klaar staande kartonnen dozen aangetroffen met een zichtbare verdikking, waarin blauwe wantongborden zaten die gevuld bleken te zijn met wit poeder. [5] Uit onderzoek van NFiDENT is gebleken dat het witte poeder metamfetamine betreft. [6] De deklading bestond in beide dozen uit een klok.
In de trapkast van de woonkamer werd verder een witte Actiontas met daarin een soortgelijke doos aangetroffen, waarvan de inhoud is veiliggesteld voor onderzoek. [7] Uit het onderzoek van NFiDENT is gebleken dat het in de doos aangetroffen witte poeder ketamine betreft. [8]
In een lade van een ladenkast op de eerste verdieping, waar verdachte werd aangehouden, is een zakje met als inhoud wit poeder aangetroffen. Uit onderzoek van NFiDENT is gebleken dat het witte poeder metamfetamine betreft.
In de rechter slaapkamer op de eerste verdieping zijn in een ladekast onder meer twee zakjes met bruinkleurig poeder aangetroffen. Uit onderzoek van NFiDENT is gebleken dat dit MDMA betreft. [9]
In de woning zijn op meerdere plaatsen - duidelijk zichtbaar - goederen en voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij het prepareren en verzenden van postpakketten, zoals bubbelplastic (in de slaapkamer van verdachte), kartonnen dozen, op maat geknipte wantongborden en framelijstjes, een lijmpistool, handschoenen, plakband en een trechter. Persoonlijke spullen werden niet aangetroffen in de woning. [10]
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt onder meer dat hij medeverdachte [medeverdachte 5] enkele malen in de woning heeft gezien. [11]
Een en ander in onderling verband en samenhang bezien, duidt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op het gebruik van voornoemde woning als - uitsluitend - een inpaklocatie voor het prepareren en verzendklaar maken van postpakketten met verdovende middelen en ketamine.
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van MDMA, metamfetamine en ketamine in de woning aan de [adres] .
De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte volgens zijn eigen verklaring op de woning paste en de woning heeft schoongemaakt, in ruil voor gratis onderdak, eten en drinken. Gelet op de omstandigheden waaronder de diverse verdovende middelen en ketamine zijn aangetroffen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij geen verdovende middelen in de woning heeft zien liggen dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde in het bijzonder het navolgende.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is het verboden om zonder registratie werkzame stoffen te bereiden, in te voeren, af te leveren, uit te voeren, dan wel te verhandelen. Blijkens het tweede lid van dit artikel vindt die registratie plaats door inschrijving in een door Onze Minister bijgehouden register door middel van een door Onze Minister beschikbaar te stellen registratieformulier.
Uit onderzoek is gebleken dat aan verdachte geen registratie is afgegeven voor activiteiten met werkzame stoffen als bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. [12]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ook het opzet bewezen, op zowel het aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA en metamfetamine , als het - zonder registratie - aanwezig hebben van grote hoeveelheden ketamine.
De rechtbank acht in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig dat verdachte het opzet had op het afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van verdovende middelen en ketamine, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Pleegperiode
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen in samenhang bezien met de verklaring van verdachte ter terechtzitting af dat verdachte tenminste vanaf 12 oktober 2020 in de woning aan de [adres] heeft verbleven en gaat voor wat betreft de pleegperiode van het onder 1 en 2 ten laste gelegde daarom uit van 12 oktober 2020 als startdatum.
Medeplegen
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte telkens een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en anderen opleveren, zodat het ten laste gelegde medeplegen ook kan worden bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 12 oktober 2020 tot en met 2 maart 2021, te Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
meermalen,
telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid van een materiaa1 bevattende MDMA(XTC) en
metamfetamine (Crystal Meth), zijnde telkens een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 .
hij in de periode van 15 oktober 2020 tot en met 2 maart 2021 te Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
meermalen,
telkens opzettelijk zonder registratie een grote hoeveelheid van een werkzame
stof, te
weten ketamine, in voorraad heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht,
- de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet,
- artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en
- de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring geen langere gevangenisstraf dan vijf maanden op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA (XTC) en metamfetamine (Crystal Meth).
Door zijn handelwijze heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth), alsmede ketamine voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen zijn waaraan de gebruikers gemakkelijk verslaafd raken, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van deze drugs, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevaren voor de gezondheid van drugsgebruikers en de nadelige gevolgen daarvan voor de maatschappij maar enkel oog gehad voor persoonlijk financieel gewin. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid ketamine, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. Artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet beoogt de volksgezondheid te beschermen en de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken. Het handelen van verdachte belemmert dit doel en kan de volksgezondheid fors beschadigen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaarde Opiumwetmisdrijven de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en daarbij gelet op de mate van betrokkenheid van verdachte bij die feiten en de hoeveelheden verdovende middelen en ketamine die in zijn woning zijn aangetroffen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 februari 2022, waaruit volgt dat verdachte (in Nederland) voor soortgelijke misdrijven niet eerder niet in aanraking is geweest met politie en/of justitie.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank in dit geval oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. S.H. Peper en N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper en mr. N.J.C. Monincx zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie met de aanduiding 26Coleman / LEFC920002-865. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van het Algemeen Dossier (AD) en Zaaksdossiers (ZD) van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Relaasproces-verbaal, pagina 19 t/m 148
3.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres] , LEFC92002-736, pagina 736-740
4.Relaasproces-verbaal pagina 57; proces-verbaal van doorzoeking LEFC920002-736 PV doorzoeking [adres] , pagina 736 t/m 740; proces-verbaal PL2600-2020014005-3 PV FO [adres] , pagina 741 t/m 758; proces-verbaal van bevindingen [adres] , LEFC920002-781, pagina 759 t/m 766; Zaaksdossier aanvulling Relaasproces-verbaal, pagina 9-16
5.proces-verbaal PL2600-2020014005-3 PV FO [adres] , pagina 741 t/m 758 en proces-verbaal
6.Zaaksdossier aanvulling Relaasproces-verbaal, pagina 9-16
7.proces-verbaal PL2600-2020014005-3 PV FO [adres] , pagina 741 t/m 758
8.Zaaksdossier aanvulling Relaasproces-verbaal, pagina 9-16
9.Relaasproces-verbaal pagina 57; proces-verbaal van doorzoeking LEFC920002-736 PV doorzoeking [adres] , pagina 736 t/m 740; proces-verbaal PL2600-2020014005-3 PV FO [adres] , pagina 741 t/m 758; proces-verbaal van bevindingen [adres] , LEFC920002-781, pagina 759 t/m 766; Zaaksdossier aanvulling Relaasproces-verbaal, pagina 9-16
10.Proces-verbaal van forensisch onderzoek [adres] , PL2600-2020014005-3, bijlage 97, pagina 741-758
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 maart 2022
12.Zaaksdosier aanvulling Relaasproces-verbaal, pagina 12