ECLI:NL:RBOVE:2022:4125

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
C/08/264399 / HA ZA 21/147 (hoofdzaak) C/08/270326 / HA ZA 21/357 (vrijwaring)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de kwaliteit van een partij vloeren en de gevolgen van dwaling en non-conformiteit

In deze zaak heeft Numaxx GmbH, een vennootschap naar buitenlands recht, een partij vloeren gekocht van International Business Genemuiden B.V. (IBG) en deze doorverkocht. Na klachten van afnemers over gebrekkige vloeren heeft Numaxx IBG aangesproken, maar IBG reageerde niet. Numaxx heeft vervolgens Classen Holz Kontor GmbH, de producent van de vloeren, benaderd, die bevestigde dat het om een defecte partij ging. Numaxx vorderde in de hoofdzaak vernietiging van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom, stellende dat zij gedwaald had bij de aankoop. De rechtbank heeft de vorderingen van Numaxx in conventie afgewezen, oordelend dat Numaxx, gezien haar ervaring in de branche, had moeten weten dat het om een partij van lage kwaliteit ging. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van dwaling of non-conformiteit. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van IBG tot betaling van onbetaalde facturen toegewezen. De vordering in de vrijwaringszaak werd afgewezen, omdat de afwijzing in de hoofdzaak ook de vrijwaringsvordering beïnvloedde. De rechtbank heeft Numaxx veroordeeld in de proceskosten van IBG.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummers : C/08/264399 / HA ZA 21/147 (hoofdzaak)
: C/08/270326 / HA ZA 21/357 (vrijwaring)
Vonnis van 4 mei 2022
in de hoofdzaak met zaaknummer C/08/264399 / HA ZA 21/147 van
de vennootschap naar buitenlands recht
NUMAXX GMBH,
gevestigd in Sarnen, Zwitserland,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen Numaxx,
advocaat: mr. O.J. Hennis en mr. M. van Riet,
tegen
de besloten vennootschap
INTERNATIONAL BUSINESS GENEMUIDEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in Genemuiden,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen IBG,
advocaat: mr. J.F. Hoff en mr. I.M. Peeperkorn,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer C/08/270326 / HA ZA 21/357 van
de besloten vennootschap
INTERNATIONAL BUSINESS GENEMUIDEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in Genemuiden,
eisende partij in vrijwaring,
advocaat: mr. J.F. Hoff en mr. I.M. Peeperkorn,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
CLASSEN HOLZ KONTOR GMBH,
gevestigd in Kaisersesch, Duitsland,
gedaagde partij in vrijwaring, hierna te noemen Classen,
advocaat: mr. A.M. Bos.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2021 – waarbij de mondelinge behandeling is bevolen – en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlaten wijziging van eis aan de kant van IBG;
- de akte overlegging nadere producties aan de kant van Numaxx;
- de mondelinge behandeling van 10 maart 2022, waarbij door beide partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure in vrijwaring blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2021 – waarbij de mondelinge behandeling is bevolen – en de daarin genoemde stukken;
- de akte overlegging productie tevens uitlaten producties aan de kant van IBG;
- de mondelinge behandeling van 10 maart 2022, waarbij door beide partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarvan aantekening is gehouden door de griffier
1.3.
Ten slotte is in de hoofdzaak en in de vrijwaring vonnis bepaald.

2.Inleiding en korte samenvatting van de beslissing

2.1.
Numaxx heeft een partij vloeren gekocht van IBG en weer doorverkocht, waarna Numaxx van haar afnemers te horen heeft gekregen dat de vloeren gebrekkig zijn. Numaxx heeft zich vervolgens tot IBG gewend, maar omdat IBG in eerste instantie niet reageerde heeft Numaxx contact opgenomen met Classen, de producent van de vloeren die de partij vloeren aan IBG verkocht had. Van Classen heeft Numaxx te horen gekregen dat de partij vloeren een defecte B-partij vloeren betrof. Omdat IBG dit volgens Numaxx niet heeft medegedeeld, stelt Numaxx te hebben gedwaald en zij vordert daarom in deze procedure (primair) vernietiging van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom.
2.2.
De rechtbank wijst de vordering van Numaxx af. Gelet op de omstandigheden waaronder de koopovereenkomst tot stand is gekomen is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een onjuiste voorstelling van zaken aan de kant van Numaxx, zodat er geen sprake is van dwaling. De subsidiaire vorderingen van Numaxx slagen evenmin. Omdat de vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen, volgt de vordering in de vrijwaring hetzelfde lot.
2.3.
Op grond van haar standpunt dat IBG haar gebrekkige vloeren heeft verkocht, heeft Numaxx een deel van de facturen van IBG niet betaald. De reconventionele vordering van IBG tot betaling van dat bedrag, wijst de rechtbank toe.
2.4.
Dit verkort weergegeven oordeel zal hierna uitgebreider worden gemotiveerd.

3.De feiten

3.1.
Numaxx heeft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de internationale in- en (door)verkoop van vloeren. IBG exploiteert een groothandel in woontextiel en vloerbedekking. Classen is producent van vloeren.
3.2.
IBG heeft van Classen een door Classen geproduceerde partij vloeren van het type NEO 1.0 gekocht. Een deel van deze partij heeft IBG doorverkocht aan Numaxx, in de periode mei 2019 tot en met oktober 2019. Numaxx heeft de vloeren op haar beurt doorverkocht aan afnemers en eindgebruikers in de Verenigde Staten en in Canada.
3.3.
Op het moment van het tot stand komen van de overeenkomsten tussen Numaxx en IBG was Classen gestopt met de productie van het type NEO 1.0 vloeren, en had zij zich toegelegd op de productie van NEO 2.0.
3.4.
IBG heeft met betrekking tot de vloeren verschillende facturen toegezonden aan Numaxx, met een totaalbedrag van € 229.912,49. Numaxx heeft deze facturen grotendeels voldaan. Op alle facturen, met uitzondering van de factuur van 24 juli 2019 met factuurnummer [factuurnummer] , staat vermeld: “
goods no right of return and complaints”. Op twee facturen is hier aan toegevoegd “
(= B-Grade)”.
3.5.
Numaxx heeft in december 2019 en in januari 2020 contact gezocht met IBG, vanwege door Numaxx ontvangen klachten met betrekking tot de vloeren. Omdat een reactie van IBG in eerste instantie uitbleef heeft Numaxx zich in maart 2020 tot de producent van de vloeren gewend, Classen. In april 2020 heeft Classen hierop gereageerd en aan Numaxx te kennen gegeven dat zij aan IBG een grote partij volgens Classen gebrekkige vloeren heeft verkocht tegen bodemprijzen. Classen heeft hierbij gewezen op de disclaimer die zij bij de verkoop van de vloeren aan IBG heeft gehanteerd.
3.6.
In september 2020 heeft IBG richting Numaxx gereageerd en aansprakelijkheid van de hand gewezen. In maart 2021 heeft Numaxx op haar beurt aan IBG laten weten deze procedure te zullen starten.

4.Het geschil

In de hoofdzaak (Numaxx/IBG)

In conventie
4.1.
Numaxx vordert – kort samengevat en na wijziging van eis – het volgende:
I. Primair: vernietiging van de koopovereenkomst en daarbij te bepalen dat de koopsommen onverschuldigd betaald zijn, veroordeling van IBG tot betaling van een bedrag van € 225.686,40 wegens onverschuldigde betaling, als ook tot betaling van een bedrag van USD 111.204,48 aan schadevergoeding, te bepalen dat Numaxx na vernietiging niet is gehouden de vloeren terug in bezit van IBG te brengen en voor recht te verklaren dat IBG gerechtigd is de vloeren bij de huidige houders te revindiceren;
II. Subsidiair: een verklaring voor recht dat IBG toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen met betrekking tot de vloeren, de prijs te verminderen tot € 0,- en IBG te veroordelen tot betaling aan Numaxx van een bedrag van € 225.686,40 op grond van onverschuldigde betaling;
III. Meer subsidiair: een verklaring voor recht dat IBG onrechtmatig jegens Numaxx heeft gehandeld en veroordeling van IBG tot de als gevolg daarvan geleden schade, nader op te maken bij staat;
IV. IBG te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
4.2.
Aan haar vordering legt Numaxx – samengevat – het volgende ten grondslag. Doordat IBG niet aan Numaxx heeft medegedeeld dat de vloeren ernstige gebreken vertoonden, waarover IBG door Classen was geïnformeerd, heeft Numaxx gedwaald bij het aangaan van de koopovereenkomst met betrekking tot de vloeren. Deze overeenkomst moet daarom primair worden vernietigd op grond van dwaling. Subsidiair vordert Numaxx een verklaring voor recht dat IBG is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen voortvloeiende uit de overeenkomsten omdat de vloeren gebrekkig zijn en daarom niet aan de overeenkomst beantwoorden. Meer subsidiair levert het verzwijgen van de gebreken aan de vloeren een onrechtmatige daad op jegens Numaxx, als gevolg waarvan Numaxx schade heeft geleden.
4.3.
IBG voert verweer. Op de stellingen van partijen zal voor zover dit voor de beoordeling van belang is hierna worden ingegaan.
In reconventie
4.4.
IBG vordert – kort samengevat – veroordeling van Numaxx tot betaling aan haar van een bedrag van € 32.117,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en kosten.
4.5.
IBG legt aan haar vordering ten grondslag dat Numaxx onterecht betaling van facturen heeft opgeschort, en dat Numaxx daarom gehouden is deze te betalen. Daarnaast heeft IBG ten onrechte een factuur gecrediteerd, van die factuur vordert zij eveneens betaling.
4.6.
Numaxx voert verweer. Op de stellingen van partijen zal voor zover dit voor de beoordeling van belang is hierna worden ingegaan.
In de vrijwaringszaak (IBG/Classen)
4.7.
IBG vordert – kort samengevat – het volgende:
I. Veroordeling van Classen om aan IBG te betalen datgene waartoe IBG als gedaagde in de hoofdzaak jegens Numaxx mocht worden veroordeeld, inclusief kostenveroordeling;
II. Voorwaardelijk, indien de tegenvordering van IBG in de hoofdzaak wordt afgewezen, Classen te veroordeling tot betaling van een bedrag van € 32.117,82;
III. Voorwaardelijk, indien in de hoofdzaak komt vast te staan dat dat de vloeren gebrekkig zijn:
a. Partiële ontbinding van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, ter zake van het nog niet door IBG verkochte deel van de vloeren;
b. Veroordeling van Classen tot betaling aan IBG van een bedrag van € 324.173,201;
c. Veroordeling van Classen tot betaling aan IBG van een bedrag van € 108.026,00;
IV. Veroordeling van Classen in de proceskosten en de nakosten.
4.8.
IBG legt – samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag. Classen is als producent verantwoordelijk voor de (kwaliteit) van de vloeren. IBG is slechts een doorverkoper, deze verantwoordelijk kan daarom nooit bij IBG neergelegd worden. Indien vast komt te staan dat IBG jegens Numaxx is tekortgeschoten dan wel dat er sprake is van onrechtmatig handelen, dan geldt dat de schade die het gevolg is daarvan is ontstaan door het tekortschieten van Classen.
4.9.
Classen voert verweer. Op de stellingen van partijen zal voor zover dit voor de beoordeling van belang is hierna worden ingegaan.
4.10.
Bij vonnis in incident van 17 november 2021 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te namen van de vorderingen II en III in de vrijwaringszaak, zoals ook hiervoor in rov. 4.7. weergegeven. Het oordeel van de rechtbank beperkt zich hierna dan ook, voor wat betreft de vrijwaringszaak, tot de vorderingen I en IV van IBG.

5.De beoordeling

In de hoofdzaak (Numaxx/IBG)

5.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zullen deze gezamenlijk worden besproken.
Voorafgaande kwestie: wijziging van eis ter zitting
5.2.
Ter zitting heeft Numaxx aangegeven dat de rechtbank wat haar betreft vrij is het door haar gevorderde – primair, subsidiair en meer subsidiair – toe te wijzen op elk van de door haar in al haar processtukken genoemde en besproken rechtsgronden, en dat de rechtbank dus niet gebonden zou moeten zijn aan een strikte volgorde. Aldus zouden haar vorderingen ook als nevenschikkend mogen worden gezien. IBG heeft in reactie hierop gesteld dat dit gezien moet worden als een wijziging van eis, en daartegen heeft IBG bezwaar gemaakt op de grond dat dit in een te laat stadium gebeurt.
5.3.
Met IBG is de rechtbank van oordeel dat Numaxx te laat is met deze wijziging van eis. Het betreft namelijk een nogal substantiële wijziging: in plaats van dat de rechtbank, bij toewijzing van een van de vorderingen – primair, subsidiair, of meer subsidiair – de andere vorderingen zou afwijzen, vraagt Numaxx nu van de rechtbank om te bezien of alle vorderingen
naast elkaarkunnen worden toegewezen. Dat houdt, vanuit het perspectief van IBG, een forse verandering in van wat er op het spel staat met deze procedure. Het moment in de procedure, namelijk tijdens de mondelinge behandeling, maakt dat deze wijziging van eis in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Bovendien zou het de derde wijziging van eis betekenen aan de kant van Numaxx. De rechtbank zal daarom uitgaan van het petitum zoals dit is geformuleerd in de akte wijziging van eis van Numaxx.
5.4.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de uitkomst van deze procedure meebrengt dat het geen verschil zou maken als de eiswijziging van Numaxx wel zou zijn toegestaan, omdat de rechtbank – zoals hieronder nog blijkt – alle vorderingen van Numaxx bespreekt, en geen daarvan voor toewijzing in aanmerking komt.
Bevoegdheid rechtbank
5.5.
Omdat Numaxx een rechtspersoon naar buitenlands recht is, moet om te beginnen worden vastgesteld of deze rechtbank bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Die vraag wordt bevestigend beantwoord.
5.6.
Ingevolge artikel 4 Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo II) is deze rechtbank bevoegd om van de vordering van Numaxx kennis te nemen, omdat IBG is gevestigd in Nederland. Ingevolge artikel 8 lid 3 van EEX-Vo II is deze rechtbank ook bevoegd om van de vorderingen in reconventie kennis te nemen.
Toepasselijk recht
5.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat het Weens Koopverdrag van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen in verband met de koop en verkoop van de partij vloeren. Evenmin is in geschil dat voor zover zich bij de beoordeling vragen voordoen die niet uitdrukkelijk in het Weens Koopverdrag geregeld zijn, Nederlands recht van toepassing is.
De inhoudelijke beoordeling
5.8.
De (primaire) vordering van Numaxx is naar de kern gebaseerd op de stelling dat zij de koopovereenkomst met IBG met betrekking tot de vloeren heeft gesloten bij een onjuiste voorstelling van zaken. Hiertoe heeft Numaxx aangevoerd dat IBG haar een aanbod heeft gedaan voor een partij vloeren. Bij het aangaan van de koopovereenkomst is Numaxx uitgegaan van de informatie die IBG haar had gegeven, namelijk dat IBG Numaxx een goede start van haar onderneming gunde en dat IBG daarom een ‘superaanbod’ voor haar had. Dat IBG vrijwel niets aan de verkoop zou verdienen maakte dan ook niet uit. Op basis van deze informatie is Numaxx de overeenkomst met IBG aangegaan, en zij kon en hoefde niet te vermoeden dat de vloeren non-conform waren, aldus Numaxx.
5.9.
IBG heeft verweer gevoerd, onder meer met de stelling dat zij wat Classen ten aanzien van de vloeren heeft medegedeeld één op één aan Numaxx heeft doorgespeeld. Een van deze mededelingen was dat er een risico bestaat dat een niet op voorhand te identificeren deel van 10 % tot 15 % van de vloeren gebreken vertoont en dat om die reden dus maar de gehele partij vloeren als B-keuze is aangemerkt. Volgens IBG was Numaxx daar dus van op de hoogte, en was voor partijen dan ook duidelijk dat er geen enkele garantie kon worden gegeven met betrekking tot de vloeren.
5.10.
De rechtbank stelt voorop dat zij bij de beoordeling van de primaire vordering van Numaxx artikel 6:228 BW toe zal passen, nu het Weens Koopverdrag geen regeling inhoudt omtrent dwaling of andere wilsgebreken die de geldigheid van de overeenkomst kunnen aantasten en artikel 4 Weens Koopverdrag bepaalt dat het verdrag niet de geldigheid van de overeenkomst regelt.
5.11.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Numaxx onvoldoende onderbouwd dat zij de overeenkomst met IBG heeft gesloten bij een onjuiste voorstelling van zaken, zodat niet is vast komen te staan dat Numaxx bij het aangaan van de overeenkomst met IBG heeft gedwaald. Hiervoor acht de rechtbank het volgende redengevend. Vooropgesteld zij dat Numaxx bekend is in de branche waarin de koopovereenkomst is gesloten, namelijk de vloerenbranche. Door IBG zijn afdrukken van delen van de website van Numaxx in het geding gebracht, waarin is te lezen dat de heer [naam 1] en de heer [naam 2] van Numaxx samen vijfendertig jaar ervaring hebben in die branche. Daarnaast is niet in geschil dat de heer [naam 1] en de heer [naam 3] van IBG elkaar langere tijd, ongeveer vijftien jaar, kennen. IBG heeft gesteld dat zij in de vloerenbranche bekend staat als een bedrijf dat zich toelegt op de verkoop van afgekeurde partijen vloeren. Desgevraagd heeft Numaxx ter zitting weliswaar aangegeven dat dit bij haar niet bekend was, maar dat IBG als zodanig in de branche bekend staat is door Numaxx niet betwist. Numaxx heeft aangevoerd dat zij in dat geval van IBG zou verwachten dat zij expliciet geen garantie zou geven op de door IBG verkochte goederen, maar die stelling kan Numaxx niet baten. Op één factuur na staat namelijk op alle facturen die IBG aan Numaxx heeft toegestuurd “
goods no right of return and complaints”, ook op de eerste facturen die IBG in mei 2019 aan Numaxx toezond. Afgezien van de vraag of dit een tussen partijen overeengekomen uitsluiting van aansprakelijkheid is, is niet gesteld of gebleken dat Numaxx naar aanleiding van deze disclaimer navraag heeft gedaan bij IBG. Vervolgens de koopovereenkomst zelf. De partij vloeren die Numaxx van IBG gekocht heeft betrof de door Classen geproduceerde ‘NEO 1.0’ vloer, een type vloer die op het moment van het tot stand komen van de koopovereenkomsten niet meer door Classen werd geproduceerd. Numaxx was hiervan op de hoogte. IBG heeft Numaxx er voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst op gewezen dat de producent van de vloeren, Classen, zich op dat moment inmiddels had toegelegd op de productie van ‘NEO 2.0’ vloeren. Numaxx wist dus dat het ging om zogeheten
discontinued products. Verder is niet in geschil dat Numaxx voor de vloeren omgerekend een bedrag van om en nabij de € 3,00 per vierkante meter aan IBG betaald heeft. Numaxx heeft de stelling van IBG dat in het geval van A-keuze vloeren een winkelier circa € 15,00 per vierkante meter aan de producent betaalt weliswaar betwist, maar heeft nagelaten deze betwisting te onderbouwen, bijvoorbeeld door te stellen welke prijzen er wel gewoonlijk voor A-keuze vloeren wordt betaald. Bovendien heeft Numaxx ter zitting desgevraagd aangegeven dat voor A-keuze materiaal een hogere prijs wordt betaald dan zij in dit geval aan IBG heeft betaald. Hiermee staat vast dat Numaxx een lage prijs – in de zin van fors onder de marktprijs voor A-keuze vloeren – heeft betaald voor de vloeren. Partijen zijn, op verzoek van IBG, verder overeengekomen dat Numaxx de vloeren niet binnen Europa zou mogen verkopen. Gelet op al deze omstandigheden, namelijk de deskundigheid aan de kant van Numaxx, een koopprijs die onder de marktprijs ligt voor een type vloer dat bovendien niet meer geproduceerd werd, een disclaimer op de facturen, een verkoper die in de branche bekend staat als verkoper van afgekeurde partijen vloeren en het verbod om de vloeren binnen Europa te verkopen, lag het op de weg van Numaxx haar stelling dat zij een product zonder gebreken had mogen verwachten, nader te onderbouwen. Dit heeft zij echter nagelaten. De vraag of IBG Numaxx heeft medegedeeld dat een klein gedeelte van de vloeren gebreken vertoond, en dat daarom de gehele partij als B-keuze is aangemerkt, kan daarom in het midden blijven.
5.12.
Gelet op het voorgaande is de grondslag voor de primair gevorderde vernietiging van de koopovereenkomst, namelijk een onjuiste voorstelling van zaken, niet vast komen te staan, zodat de gevorderde vernietiging van de koopovereenkomst zal worden afgewezen. Omdat de overige primair ingestelde vorderingen alle gebaseerd zijn op de veronderstelling dat Numaxx vloeren zonder gebreken mocht verwachten, en dat niet in rechte is komen vast te staan, zijn deze vorderingen evenmin toewijsbaar.
5.13.
Subsidiair vordert Numaxx een verklaring voor recht dat Numaxx toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen voortvloeiend uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomsten. Numaxx heeft hiertoe aangevoerd dat door de klachten van haar afnemers is gebleken dat de vloeren ongeschikt zijn voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk worden gebruikt, zodat de vloeren op grond van artikel 35 lid 2 sub a van het Weens Koopverdrag niet aan de overeenkomst beantwoorden.
5.14.
Ook deze vordering van Numaxx is naar het oordeel van de rechtbank niet toewijsbaar. Numaxx wijst weliswaar naar artikel 35 lid 2 sub a van het Weens Koopverdrag, maar gelet op de hiervoor onder 5.10. genoemde omstandigheden heeft Numaxx naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom zij vloeren zonder gebreken mocht verwachten, zodat er geen sprake kan zijn van non-conformiteit. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
5.15.
Meer subsidiair vordert Numaxx een verklaring voor recht dat IBG jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, als ook veroordeling van IBG tot betaling van de als gevolg daarvan door Numaxx geleden schade, nader op te maken bij staat. Numaxx heeft hiertoe aangevoerd dat IBG onrechtmatig heeft gehandeld door geen mededeling te doen van het feit dat de vloeren gebrekkig waren.
5.16.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van IBG jegens Numaxx. Zoals hiervoor is overwogen mocht Numaxx, gelet op de omstandigheden waaronder de koopovereenkomst tot stand is gekomen, geen producten zonder gebreken verwachten. Of IBG heeft verzwegen dat de vloeren gebreken vertonen, hetgeen door Numaxx aan deze vordering ten grondslag is gelegd, is daarom niet relevant. Mocht namelijk al vast komen te staan dat IBG hierover niets aan Numaxx heeft medegedeeld, kan niet worden geoordeeld dat IBG daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens Numaxx. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Conclusie in conventie
5.17.
Gelet op het voorgaande kunnen de door Numaxx aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot toewijzing van de vorderingen leiden. De vorderingen in conventie zullen daarom worden afgewezen. Numaxx zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van IBG vastgesteld op € 6.894,50 (bestaande uit € 667,00 aan betaald griffierecht en € 6.227,50 aan advocaatkosten: 2,5 punten, voor de conclusie van antwoord, mondelinge behandeling en de akte, maal het tarief van € 2.491,00 per punt). De nakosten worden begroot op € 163,00.
De tegenvordering van IBG
5.18.
IBG vordert in reconventie betaling van twee openstaande facturen en van een onterecht gecrediteerde factuur. Numaxx heeft tegen de twee openstaande facturen geen ander verweer gevoerd dan dat zij op basis van hetgeen in conventie door haar is aangevoerd, niet gehouden is tot betaling. Nu de vorderingen in conventie worden afgewezen, kan dit verweer dan ook niet slagen. Voor wat betreft de creditnota is de rechtbank van oordeel dat IBG – in tegenstelling tot wat Numaxx heeft aangevoerd – dit deel van de vordering wel degelijk heeft onderbouwd. Dit betekent dat de vordering in reconventie zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden toegewezen als hierna vermeld.
5.19.
IBG maakt daarnaast aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. Het Weens Koopverdrag bepaalt niets over de verschuldigdheid, samenstelling en hoogte van de te vergoeden buitengerechtelijke incassokosten. Dat betekent dat daarvoor wordt teruggevallen op Nederlands recht. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim van Numaxx na 1 juli 2012 is ingetreden. IBG heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Nu het bedrag overeenkomt met het in het Besluit bepaalde tarief zal ook dit deel van de vordering worden toegewezen.
Proceskosten in reconventie
5.20.
Numaxx zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten worden aan de kant van IBG begroot op € 1.245,50 aan advocaatkosten. Dat bestaat uit een halve salarispunt (tegen het tarief € 2.491,00) voor de eis in reconventie. Voor de mondelinge behandeling is reeds een punt toegekend in de procedure in conventie. De nakosten zijn ook in de conventie meegenomen.
In de vrijwaring (IBG/Classen)
5.21.
Nu de vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen, zal de vordering in vrijwaring eveneens worden afgewezen. Hierdoor komt de rechtbank niet aan een inhoudelijke beoordeling toe. Omdat IBG de vrijwaringsprocedure verliest, moet zij de proceskosten van Classen betalen. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.793,00 (bestaande uit € 667,00 aan betaald griffierecht en advocaatkosten: 2 punten, voor de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling, maal het tarief van € 563,00 per punt). De nakosten worden begroot op € 163,00.

6.De beslissing

De rechtbank
In de hoofdzaak
In conventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt Numaxx in de proceskosten, aan de kant van IBG vastgesteld op € 6.894,50, en in de nakosten, aan de kant van IBG begroot op € 163,00, te vermeerderen
met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW indien betaling uitblijft binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, totdat volledig is betaald;
In reconventie
6.3.
veroordeelt Numaxx tot betaling aan IBG van een bedrag van € 32.117,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over een bedrag van € 27.891,72 vanaf 28 oktober 2019 totdat volledig is betaald;
6.4.
veroordeelt Numaxx tot betaling aan IBG van een bedrag van € 1.245,50, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW indien betaling uitblijft binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, totdat volledig is betaald;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In conventie en in reconventie
6.6.
verklaart dit vonnis in de hoofdzaak uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van hetgeen is beslist onder 6.1. en 6.5.;
In de vrijwaring
6.7.
wijst de vordering af;
6.8.
veroordeelt IBG in de proceskosten, aan de kant van Classen vastgesteld op € 1.793,00, en in de nakosten, begroot op € 163,00;
6.9.
verklaart dit vonnis in de vrijwaringszaak uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de onder 6.8. gegeven proceskostenveroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022. (wv)