In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 november 2022 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde. De rechtbank legt de veroordeelde een hoofdelijke verplichting op tot betaling van € 7.193.059 aan de Staat. Dit bedrag is vastgesteld op basis van een eerdere schatting van € 7.286.834, waarbij een kostenpost van € 93.775 in mindering is gebracht. De ontnemingsvordering is ingediend naar aanleiding van strafbare feiten die de veroordeelde heeft gepleegd, waaronder deelname aan een criminele organisatie en fiscale misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en zijn medeveroordeelde gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat voortvloeit uit hun activiteiten binnen de criminele organisatie. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering bevestigd, ondanks de door de verdediging ingebrachte argumenten over niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen, in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de relevante feiten en argumenten van beide partijen hebben gewogen.