Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende in [woonplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding over de vordering tot ontruiming van een woning vanwege huurachterstand. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Krabben-Tmim, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, die werd bijgestaan door mr. E.J. Bijl. De eiser stelde dat de gedaagde meer dan tien maanden huurachterstand had, structureel te laat betaalde en de woning verwaarloosde. De kantonrechter oordeelde echter dat de tekortkomingen van de gedaagde niet zodanig ernstig waren dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gedaagde de verbeurde dwangsommen kon verrekenen met de huurachterstand, waardoor de vordering tot ontruiming werd afgewezen. De kantonrechter merkte op dat de huurachterstand, hoewel aanwezig, niet voldoende was om de vordering te rechtvaardigen, vooral gezien het feit dat de verbeurde dwangsommen vele malen hoger waren. De eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 747,00 werden begroot. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter.